Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Sions heerlijke toekomst |
1 MAAR ain het laatste der dagen zal het geschieden dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen; en de volken zullen tot hem toevloeien. a Jes. 2:2, enz. |
a Jes. 2:2 En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en tot denzelven zullen alle heidenen toevloeien. |
2 En vele heidenen zullen heengaan en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. |
3 En Hij zal onder grote volken richten en machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden en hun spiesen tot sikkels; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren. |
4 Maar zij zullen zitten, eenieder onder zijn bwijnstok en onder zijn vijgenboom, en er zal niemand zijn die hen verschrikke; want de mond des HEEREN der heirscharen heeft het
gesproken. b 1 Kon. 4:25. |
b 1 Kon. 4:25 En Juda en Israël woonden zeker, een iegelijk onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, van Dan tot Berséba, al de dagen van Sálomo. |
5 Want alle volken zullen wandelen, elk in den naam zijns gods, maar wij zullen wandelen in den Naam des HEEREN onzes Gods, eeuwiglijk en altoos. |
6 Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik haar die hinkende was, cverzamelen, en haar die verdreven was, vergaderen, en die Ik geplaagd had. c Deut. 30:3, 4, 5. |
c Deut. 30:3 En de HEERE uw God zal uw gevangenis wenden en Zich uwer ontfermen, en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken waarheen u de HEERE uw God verstrooid had. Deut. 30:4 Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, vandaar zal u de HEERE uw God vergaderen en vandaar zal Hij u nemen. Deut. 30:5 En de HEERE uw God zal u brengen in het land dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen. |
7 En Ik zal dhaar die hinkende was, maken tot een overblijfsel, en haar die verre heen verstoten was, tot een machtig volk; en de HEERE zal eKoning over hen zijn op den berg Sion, van nu aan tot in eeuwigheid. d Zef. 3:19. e Dan. 7:14. Luk. 1:33. |
d Zef. 3:19 Zie, Ik zal te dien tijde al uw verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden en de uitgestotenen verzamelen, en Ik zal hen stellen tot een lof en tot een naam in het ganse land waar zij beschaamd zijn geweest. e Dan. 7:14 En Hem werd gegeven heerschappij en eer en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden. Luk. 1:33 En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. |
8 En gij Schaapstoren, gij Ofel der dochter Sions, tot u zal komen, ja, daar zal komen de vorige heerschappij, het koninkrijk der dochter Jeruzalems. |
Gods oordelen over Sions vijanden |
9 Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei maken? Is er geen fKoning onder u? Is uw Raadgever vergaan, dat u smart als van een barende vrouw heeft aangegrepen? f Jer. 8:19. |
f Jer. 8:19 Zie, de stem van het geschrei der dochter mijns volks is uit zeer verren lande: Is dan de HEERE niet te Sion? Is haar Koning niet bij haar? Waarom hebben zij Mij vertoornd met hun gesneden beelden, met ijdelheden der vreemden? |
10 Lijd smart, en arbeid om voort te brengen, o dochter Sions, als een barende vrouw; want nu zult gij wel uit de stad henen uitgaan en op het veld wonen en tot in Babel komen, maar aldaar zult gij gered worden; aldaar zal u de HEERE verlossen uit de hand uwer vijanden. |
11 Nu zijn wel vele heidenen tegen u verzameld, die daar zeggen: Laat ze ontheiligd worden en laat ons oog schouwen aan Sion. |
12 Maar zij weten de gedachten des HEEREN niet en verstaan Zijn raadslag niet, dat Hij hen vergaderd heeft als garven tot den gdorsvloer. g Jer. 51:33. |
g Jer. 51:33 Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: De dochter van Babel is als een dorsvloer, het is tijd dat men ze trede; nog een weinig, dan zal haar de tijd des oogstes overkomen. |
13 Maak u op en dors, o dochter Sions; want Ik zal uw hoorn ijzer maken en uw klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren; en Ik zal hunlieder gewin den HEERE verbannen, en hun vermogen den hHeere der ganse aarde. h Zach. 4:14; 6:5. |
h Zach. 4:14 Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der ganse aarde staan. Zach. 6:5 En de Engel antwoordde en zeide tot mij: Dezen zijn de vier winden des hemels, uitgaande vanwaar zij stonden voor den Heere der ganse aarde. |
14 Nu, rot u met benden, gij dochter der bende; hij zal een belegering tegen ons stellen; zij zullen den rechter Israëls met de roede op de kinnebak slaan. |