Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Boetprediking in Ninevé |
1 EN het woord des HEEREN geschiedde ten anderen male tot Jona, zeggende: |
2 Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé; en predik tegen haar de prediking die Ik tot u spreek. |
3 Toen maakte zich Jona op en ging naar Ninevé, naar het woord des HEEREN. Ninevé nu was een grote stad Gods, van drie dagreizen. |
4 En Jona begon in de stad te gaan, één dagreis; en hij predikte en zeide: Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd. |
5 En de alieden van Ninevé geloofden aan God; en zij riepen een vasten uit en bekleedden zich met zakken, van hun grootste af tot hun kleinste toe. a Matth. 12:41. Luk. 11:32. |
a Matth. 12:41 De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier. Luk. 11:32 De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier. |
6 Want dit woord geraakte tot den koning van Ninevé, en hij stond op van zijn troon en deed zijn heerlijk overkleed van zich; en hij bedekte zich met een zak, en zat neder in de as. |
7 En hij liet uitroepen, en men sprak te Ninevé uit bevel des konings en zijner groten, zeggende: Laat mens noch beest, rund noch schaap ietwat smaken, laat ze niet weiden, noch water drinken. |
8 Maar mens en beest zullen met zakken bedekt zijn, en zullen sterkelijk tot God roepen; en zij zullen zich bekeren een iegelijk van zijn bozen weg, en van het geweld dat in hun handen is. |
9 bWie weet, God mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns, dat wij niet vergingen. b Joël 2:14. |
b Joël 2:14 Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten tot
spijsoffer en drankoffer voor den HEERE uw God. |
10 En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet. |