Statenvertaling.nl

sample header image

Obadja – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Obadja

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Het strafgericht over Edom
1 HET gezicht van Obadja. Alzo zegt de Heere HEERE van Edom: aWij hebben een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant geschikt onder de heidenen: Staat op, en laat ons opstaan tegen haar ten strijde. a Jer. 49:14. verwijsteksten
2 Zie, Ik heb u klein gemaakt onder de heidenen; gij zijt zeer veracht.
3 De trotsheid uws harten heeft u bedrogen; hij die daar woont in de kloven der steenrotsen, in zijn hoge woning; die in zijn hart zegt: Wie zou mij ter aarde nederstoten?
4 bAl verhieft gij u gelijk de arend, en al steldet gij uw nest tussen de sterren, zo zal Ik u vandaar nederstoten, spreekt de HEERE. b Jer. 49:16. verwijsteksten
5 cZo er dieven, zo er nachtrovers tot u gekomen waren (hoe zijt gij uitgeroeid!), zouden zij niet gestolen hebben zoveel hun genoeg ware? Zo er wijnlezers tot u gekomen waren, zouden zij niet een nalezing hebben overgelaten? c Jer. 49:9. verwijsteksten
6 Hoe zijn Ezaus goederen nagespeurd, zijn verborgen schatten opgezocht!
7 Al uw bondgenoten hebben u tot aan de landpale uitgeleid; uw vredegenoten hebben u bedrogen, zij hebben u overmocht; die uw brood eten, zullen een gezwel onder u zetten; er is geen verstand in hem.
8 dZal het niet te dien dage zijn, spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen uit Edom en het verstand uit Ezaus gebergte zal doen vergaan? d Jes. 29:14. Jer. 49:7. verwijsteksten
9 Ook zullen uw ehelden, o Theman, versaagd zijn, opdat eenieder uit Ezaus gebergte door den moord worde uitgeroeid. e Amos 2:14, 16. verwijsteksten
10 Om het fgeweld, begaan aan uw broeder Jakob, zal schaamte u bedekken; en gij zult uitgeroeid worden in eeuwigheid. f Gen. 27:41. Ez. 35:5. Amos 1:11. verwijsteksten
11 Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage als de uitlanders zijn heir gevangen voerden, en de vreemden tot zijn poorten introkken, en over Jeruzalem het lot wierpen, waart gij ook gals een van hen. g Ps. 137:7. verwijsteksten
12 Toen zoudt gij niet gezien hebben op den dag uws broeders, den dag zijner vervreemding; noch u verblijd hebben over de kinderen van Juda ten dage huns ondergangs; noch uw mond groot gemaakt hebben ten dage der benauwdheid;
13 Noch ter poorte Mijns volks ingegaan zijn ten dage huns verderfs; noch gezien hebben, ook gij, op zijn kwaad ten dage zijns verderfs; noch uw handen uitgestrekt hebben aan zijn heir ten dage zijns verderfs;
14 Noch gestaan hebben op de wegscheiding om zijn ontkomenen uit te roeien; noch zijn overgeblevenen overgeleverd hebben ten dage der benauwdheid.
15 Want de dag des HEEREN is nabij over al de heidenen; hgelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden; uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren. h Ez. 35:15. verwijsteksten
16 Want gelijk gijlieden gedronken hebt op den berg Mijner heiligheid, dan zullen al de heidenen geduriglijk drinken; ja, zij zullen drinken en inzwelgen, en zullen zijn alsof zij er niet geweest waren.
 
Israëls herstel
17 Maar op den berg Sion zal ontkoming zijn, en hij zal een heiligheid zijn; en die van het huis Jakobs zullen hun erfgoederen erfelijk bezitten.
18 En Jakobs huis zal een vuur zijn, en Jozefs huis een vlam, en Ezaus huis tot een stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden en zullen hen verteren, zodat Ezaus huis geen overgeblevene zal hebben; want de HEERE heeft het gesproken.
19 En die van het zuiden zullen Ezaus gebergte, en die van de laagte zullen de Filistijnen erfelijk bezitten; ja, zij zullen het veld van Efraïm en het veld van Samaría erfelijk bezitten; en Benjamin Gilead;
20 En de gevankelijk weggevoerden van dit heir der kinderen Israëls, hetgeen der Kanaänieten was, tot Zarfath toe; en de gevankelijk weggevoerden van Jeruzalem, hetgeen dat in Sefárad is; zij zullen de steden van het zuiden erfelijk bezitten.
21 En er zullen Heilanden op den berg Sion opkomen om Ezaus gebergte te richten; en het Koninkrijk zal des HEEREN zijn.

Einde Obadja