Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Een klaaglied; oproep tot boete |
1 HOORT dit woord dat Ik over ulieden ophef, een klaaglied, o huis Israëls. |
2 De jonkvrouw Israëls is gevallen, zij zal niet weder opstaan; zij is verlaten op haar land, er is niemand die haar opricht. |
3 Want zo zegt de Heere HEERE: De stad die uitgaat met duizend, zal honderd overhouden, en die uitgaat met honderd, zal tien overhouden in het huis Israëls. |
4 Want zo zegt de HEERE tot het huis Israëls: Zoekt Mij en leeft. |
5 Maar zoekt aBethel niet, en komt niet te Gilgal, en gaat niet over naar
Berséba; want Gilgal zal voorzeker gevankelijk worden weggevoerd, en Bethel zal worden tot niet. a Amos 4:4. |
a Amos 4:4 Komt te Bethel en overtreedt; te Gilgal, maakt des overtredens veel, en brengt uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen; |
6 Zoekt den HEERE en leeft; opdat Hij niet doorbreke in het huis van Jozef als een vuur en dat vertere, zodat er niemand zij die het blusse, in Bethel; |
7 Die het recht in alsem verkeren, en de gerechtigheid ter aarde doen liggen. |
8 Die het bZevengesternte en den Oríon maakt, en de doodsschaduw in den morgenstond verandert, en den dag als den nacht verduistert; Die de cwateren der zee roept, en giet ze uit op den aardbodem, HEERE is Zijn Naam. b Job 9:9; 38:31. c Amos 9:6. |
b Job 9:9 Die den Wagen maakt, den Oríon en het Zevengesternte, en de binnenkameren van het zuiden. Job 38:31 Kunt gij de lieflijkheden van het Zevengesternte binden, of de strengen des Oríons losmaken? c Amos 9:6 Die Zijn opperzalen in den hemel bouwt, en Zijn bende, die heeft Hij op aarde gefundeerd; Die de wateren der zee roept, en giet ze uit op den aardbodem; HEERE is Zijn Naam. |
9 Die Zich verkwikt door verwoesting over een sterke, zodat de verwoesting komt over een vesting. |
10 Zij haten in de poort dengene die bestraft, en hebben een gruwel van dien die oprechtelijk spreekt. |
11 Daarom, omdat gij den arme vertreedt en een last koren van hem neemt, zo hebt gij wel huizen gebouwd van dgehouwen steen, maar gij zult daarin niet wonen; gij hebt gewenste wijngaarden geplant, maar gij zult derzelver wijn niet drinken. d Zef. 1:13. |
d Zef. 1:13 Daarom zal hun vermogen ten roof worden en hun huizen tot verwoesting; zij bouwen wel huizen, maar zij zullen ze niet bewonen; en zij planten wijngaarden, maar zij zullen derzelver wijn niet drinken. |
12 Want Ik weet dat uw overtredingen menigvuldig en uw zonden machtig veel zijn; zij benauwen den rechtvaardige, nemen zoengeld en verstoten de nooddruftigen in de poort. |
13 Daarom zal de verstandige te dien tijde zwijgen; want het zal een boze tijd zijn. |
14 Zoekt het goede en niet het boze, opdat gij leeft; en alzo zal de HEERE, de God der heirscharen, met ulieden zijn, gelijk als gij zegt. |
15 eHaat het boze en hebt lief het goede, en bestelt het recht in de poort; misschien zal de HEERE, de God der heirscharen, Jozefs overblijfsel genadig zijn. e Ps. 34:15; 97:10. Rom. 12:9. |
e Ps. 34:15 Samech. Wijk af van het kwade en doe het goede; zoek den vrede en jaag hem na. Ps. 97:10 Gij liefhebbers des HEEREN, haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten, Hij redt hen uit der goddelozen hand. Rom. 12:9 De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan. |
16 Daarom, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de Heere: Op alle straten zal rouwklage zijn en in alle wijken zullen zij zeggen: Och, och! en zullen den akkerman roepen tot treuren, en rouwklage zal zijn bij degenen die verstand van kermen hebben. |
17 Ja, in alle wijngaarden zal rouwklage zijn; want Ik zal door het midden van u doorgaan, zegt de HEERE. |
De dag van het oordeel des HEEREN |
18 fWee dien die des HEEREN dag begeren! Waartoe toch zal ulieden de dag des HEEREN zijn? Hij zal gduisternis wezen, en geen licht. f Jes. 5:19. g Jer. 30:7. Joël 2:2. Zef. 1:15. |
f Jes. 5:19 Die daar zeggen: Dat Hij haaste, dat Hij Zijn werk bespoedige, opdat wij het zien; en laat naderen en komen den raadslag van den Heilige Israëls, dat wij het
vernemen. g Jer. 30:7 O wee; want die dag is zo groot, dat zijns gelijke niet geweest is; en het is een tijd van benauwdheid voor Jakob; nog zal hij daaruit verlost worden. Joël 2:2 Een dag van duisternis en donkerheid, een dag van wolken en dikke duisterheid, als de dageraad uitgespreid over de bergen; een groot en machtig volk, desgelijks vanouds niet geweest is, en na hetzelve niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten. Zef. 1:15 Die dag zal een dag der verbolgenheid zijn; een dag der benauwdheid en des angstes, een dag der woestheid en verwoesting, een dag der duisternis en der donkerheid, een dag der wolk en der dikke donkerheid; |
19 Als wanneer iemand vlood voor het aangezicht eens leeuws, en hem ontmoette een beer; of dat hij kwam in een huis, en leunde met zijn hand aan den wand, en hem beet een slang. |
20 Zal dan niet des HEEREN dag duisternis zijn en geen licht? En donkerheid, zodat er geen glans aan zij? |
21 Ik haat, Ik versmaad uw feesten, hen Ik mag uw verbodsdagen niet rieken. h Jes. 1:11. Jer. 6:20. |
h Jes. 1:11 Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtoffers? zegt de HEERE; Ik ben zat van de brandoffers der rammen en van het smeer der vette beesten, en heb geen lust aan het bloed der varren, noch der lammeren, noch der bokken. Jer. 6:20 Waartoe zal dan de wierook voor Mij uit Scheba komen, en de beste kalmoes uit verren lande? Uw brandoffers zijn Mij niet behaaglijk en uw slachtoffers zijn Mij niet zoet. |
22 Want ofschoon gij Mij brandoffers offert, mitsgaders uw spijsoffers, Ik heb er toch geen welgevallen aan; en het dankoffer van uw vette beesten mag Ik niet aanzien. |
23 Doe het getier uwer liederen van Mij weg; ook mag Ik uwer luiten spel niet horen. |
24 Maar laat het oordeel zich daarheen wentelen als de wateren, en de gerechtigheid als een sterke beek. |
25 iHebt gij Mij veertig jaar in de woestijn slachtoffers en spijsoffer toegebracht, o huis Israëls? i Hand. 7:42. |
i Hand. 7:42 En God keerde Zich en gaf hen over, dat zij het heir des hemels dienden, gelijk geschreven is in het boek der Profeten: Hebt gij ook slachtoffers en offeranden Mij opgeofferd, veertig jaren in de woestijn, gij huis Israëls? |
26 Ja, gij droegt de tent van uw Melech en den Kijûn, uw beelden, de ster uws gods, dien gij uzelven hadt gemaakt. |
27 Daarom zal Ik ulieden gevankelijk wegvoeren, ver boven Damascus heen, zegt de HEERE, Wiens Naam is God der heirscharen. |