Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Israëls onbekeerlijkheid |
1 HOORT dit woord, gij koeien van Basan, gij die op den berg van Samaría zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken. |
2 De Heere HEERE heeft gezworen bij Zijn heiligheid, dat er, zie, dagen over ulieden zullen komen, dat men u zal optrekken met haken en uw nakomelingen met visangels. |
3 En gij zult door de bressen uitgaan, eenieder voor zich heen; en gij zult hetgeen in het paleis gebracht is, wegwerpen, spreekt de HEERE. |
4 Komt te Bethel en overtreedt; te aGilgal, maakt des overtredens veel, en brengt uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen; a Hos. 12:12. |
a Hos. 12:12 Zekerlijk is Gilead ongerechtigheid, zij zijn enkel ijdelheid; te Gilgal offeren zij ossen, ja, hun altaren zijn als steenhopen op de voren der velden. |
5 En brookt van het gedesemde een lofoffer en roept vrijwillige offers uit, doet het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israëls, spreekt de Heere HEERE. b Lev. 2:1, 15; 7:13. |
b Lev. 2:1 ALS nu een ziel een offerande van spijsoffer den HEERE zal offeren, zijn offerande zal meelbloem zijn; en hij zal olie daarop gieten en wierook daarop leggen. Lev. 2:15 En gij zult olie daarop doen en wierook daarop leggen; het is een spijsoffer. Lev. 7:13 Benevens de koeken zal hij tot zijn offerande gedesemd brood offeren, met het lofoffer zijns dankoffers. |
6 Daarom heb Ik ulieden ook reinheid der tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in al uw plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. |
7 Daartoe heb Ik ook den regen van ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen over de ene stad, maar over de andere stad niet doen regenen; het ene stuk land werd beregend, maar het andere stuk land waar het niet op regende, verdorde. |
8 En twee, drie steden togen om tot één stad, opdat zij water mochten drinken, maar werden niet verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. |
9 Ik heb ulieden geslagen met cbrandkoren en met honingdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgenbomen, en uwer olijfbomen at de drups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. c Deut. 28:22. d Joël 1:4; 2:25. |
c Deut. 28:22 De HEERE zal u slaan met tering en met koorts en met vurigheid, en met hitte en met droogte, en met brandkoren en met honingdauw, die u vervolgen zullen totdat gij omkomt. d Joël 1:4 Wat de rups heeft overgelaten, heeft de sprinkhaan afgegeten, en wat de sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kever afgegeten, en wat de kever heeft overgelaten, heeft de kruidworm afgegeten. Joël 2:25 Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden die de sprinkhaan, de kever en de kruidworm en de rups heeft afgegeten, Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb. |
10 Ik heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood en uw paarden gevankelijk laten wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegers zelfs in uw neus doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. |
11 Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God eSódom en Gomórra omkeerde, gij die waart als een vuurbrand dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. e Gen. 19:24. |
e Gen. 19:24 Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sódom en over Gomórra regenen, van den HEERE, uit den hemel. |
12 Daarom zal Ik u alzo doen, o Israël; omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israël, om uw God te ontmoeten. |
13 Want zie, Die de bergen formeert en den fwind schept en den mens bekendmaakt wat zijn gedachte zij, Die den dageraad duisternis maakt en op de hoogten der aarde treedt, HEERE, God der heirscharen, is Zijn Naam. f Nah. 1:3. |
f Nah. 1:3 De HEERE is lankmoedig, doch van grote kracht, en Hij houdt den schuldige geenszins onschuldig; des HEEREN weg is in wervelwind en in storm, en de wolken zijn het stof Zijner voeten. |