Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De straf op Israëls ongerechtigheid |
1 HOORT dit woord dat de HEERE tegen ulieden spreekt, gij kinderen Israëls, namelijk tegen het ganse geslacht dat Ik uit Egypteland heb opgevoerd, zeggende: |
2 Uit alle geslachten des aardbodems heb Ik ulieden alleen gekend; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden over ulieden bezoeken. |
3 Zullen twee tezamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn? |
4 Zal een leeuw brullen in het woud, als hij geen roof heeft? Zal een jonge leeuw uit zijn hol zijn stem verheffen, tenzij dat hij wat gevangen hebbe? |
5 Zal een vogel in den strik op de aarde vallen, als er geen strik voor hem is? Zal men den strik van den aardbodem opnemen, als men ganselijk niet heeft gevangen? |
6 Zal de bazuin in de stad geblazen worden, dat het volk niet siddere? Zal er een akwaad in de stad zijn, dat de HEERE niet doet? a Jes. 45:7. Klgld. 3:37, 38. |
a Jes. 45:7 Ik formeer het licht en schep de duisternis, Ik maak den vrede en schep het kwaad; Ik, de HEERE, doe al deze dingen. Klgld. 3:37 Mem. Wie zegt wat, hetwelk geschiedt, zo het de Heere niet beveelt? Klgld. 3:38 Mem. Gaat niet uit den mond des Allerhoogsten het kwade en het goede? |
7 Gewisselijk, de Heere HEERE zal geen ding doen, tenzij dat Hij Zijn verborgenheid aan Zijn knechten, de profeten, geopenbaard hebbe. |
8 De leeuw heeft gebruld, wie zou niet vrezen? De Heere HEERE heeft gesproken, wie zou niet profeteren? |
9 Doet het horen in de paleizen te Asdod, en in de paleizen in Egypteland, en zegt: Verzamelt u op de bergen van Samaría, en ziet de grote beroerten in het midden van haar en de verdrukten binnen in haar. |
10 Want zij weten niet te doen wat recht is, spreekt de HEERE; die in hun paleizen schatten vergaderen door
geweld en verstoring. |
11 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: De vijand! En dat rondom het land. Die zal uw sterkte van u nederstorten, en uw paleizen zullen uitgeplunderd worden. |
12 Alzo zegt de HEERE: Gelijk als een herder twee schenkels of een stukje van een oor uit des leeuwen muil redt, alzo zullen de kinderen Israëls gered worden, die daar zitten te Samaría, in den hoek van het bed en op de sponde van de koets. |
13 Hoort en betuigt in het huis Jakobs, spreekt de Heere HEERE, de God der heirscharen; |
14 Dat Ik, ten dage als Ik Israëls overtredingen over hem bezoeken zal, ook bezoeking zal doen over de altaren van Bethel; en de hoornen des altaars zullen worden afgehouwen en ter aarde vallen. |
15 En Ik zal het winterhuis met het zomerhuis slaan; en de elpenbenen huizen zullen vergaan en de grote huizen een einde nemen, spreekt de HEERE. |