Statenvertaling.nl

sample header image

Leviticus 6 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Leviticus 6

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 VERDER sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
2 Als een mens gezondigd en tegen den HEERE door overtreding overtreden zal hebben, dat hij aan zijn naaste zal gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring gegeven of ter hand gesteld was, of van roof, of dat hij met geweld zijn naaste onthoudt;
3 Of dat hij het verlorene gevonden en daarover gelogen en met valsheid gezworen zal hebben, over iets van alles wat de mens doet, daarin zondigende;
4 Het zal dan geschieden, dewijl hij gezondigd heeft en schuldig geworden is, dat hij wederuitkeren zal den roof dien hij geroofd, of het onthoudene dat hij met geweld onthoudt, of het bewaarde dat bij hem te bewaren gegeven was, of het verlorene dat hij gevonden heeft;
5 Of van alles waarover hij valselijk gezworen heeft, dat hij hetzelve in zijn hoofdsom wedergeven en nog het vijfde deel daarenboven toedoen zal; wiens dat is, dien zal hij dat geven op den dag zijner schuld.
6 En hij zal den HEERE zijn schuldoffer brengen, tot den priester, een volkomen ram uit de kudde, met uw schatting, ten schuldoffer.
7 Dan zal de priester voor hem verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN, en het zal hem vergeven worden, over iets van al wat hij doet, waaraan hij schuld heeft.
8 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
9 Gebied Aäron en zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des brandoffers: het is hetgeen dat door de branding op het altaar den gansen nacht tot aan den morgen opvaart, alwaar het vuur des altaars zal brandende gehouden worden.
10 En de priester zal zijn linnen kleed aantrekken en de linnen onderbroek over zijn vlees aantrekken, en zal de as opnemen, als het vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd hebben, en zal die bij het altaar leggen.
11 Daarna zal hij zijn klederen uittrekken en zal andere klederen aandoen, en zal de as tot buiten het leger uitdragen aan een reine plaats.
12 Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden; maar de priester zal daar elken morgen hout aansteken, en zal daarop het brandoffer schikken en het vet der dankoffers daarop aansteken.
13 Het vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden worden; het zal niet uitgeblust worden.
14 Dit is nu de wet des spijsoffers: een der zonen van Aäron zal dat voor het aangezicht des HEEREN offeren, vóór aan het altaar.
15 En hij zal daarvan opnemen zijn hand vol, uit de meelbloem des spijsoffers en van deszelfs olie, en al den wierook die op het spijsoffer is; dan zal hij het aansteken op het altaar; het is een lieflijke reuk tot deszelfs gedachtenis voor den HEERE.
16 En het overblijvende daarvan zullen Aäron en zijn zonen eten; ongezuurd zal het gegeten worden, in de heilige plaats; in het voorhof van de tent der samenkomst zullen zij dat eten.
17 Het zal niet gedesemd gebakken worden; het is hun deel dat Ik gegeven heb van Mijn vuuroffers; het is een heiligheid der heiligheden, gelijk het zondoffer en gelijk het schuldoffer.
18 Al wat mannelijk is onder de zonen van Aäron zal dat eten; het zij een eeuwige inzetting voor uw geslachten van de vuuroffers des HEEREN; al wat die zal aanroeren, zal heilig zijn.
19 Wijders sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
20 Dit is de offerande van Aäron en van zijn zonen, die zij den HEERE offeren zullen ten dage als hij zal gezalfd worden: het tiende deel ener efa meelbloem, een spijsoffer gedurig; de helft daarvan op den morgen en de helft daarvan op den avond.
21 Het zal in een pan met olie gemaakt worden; geroost zult gij dat brengen; en de gebakken stukken des spijsoffers zult gij offeren tot een lieflijken reuk den HEERE.
22 Ook zal de priester die uit zijn zonen in zijn plaats de gezalfde zal worden, hetzelve doen; het zij een eeuwige inzetting; het zal voor den HEERE geheel aangestoken worden.
23 Alzo zal alle spijsoffer des priesters ganselijk zijn; het zal niet gegeten worden.
24 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
25 Spreek tot Aäron en tot zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des zondoffers: in de plaats waar het brandoffer geslacht wordt, zal het zondoffer voor het aangezicht des HEEREN geslacht worden; het is een heiligheid der heiligheden.
26 De priester die dat voor de zonde offert, zal het eten; in de heilige plaats zal het gegeten worden, in het voorhof van de tent der samenkomst.
27 Al wat deszelfs vlees zal aanroeren, zal heilig zijn; zo wie van zijn bloed op een kleed zal gesprengd hebben, dat waarop hij gesprengd zal hebben, zult gij in de heilige plaats wassen.
28 En het aarden vat waarin het gezoden is, zal gebroken worden; maar zo het in een koperen vat gezoden is, zo zal het geschuurd en in water gespoeld worden.
29 Al wat mannelijk is onder de priesters, zal dat eten; het is een heiligheid der heiligheden.
30 Maar geen zondoffer van welks bloed in de tent der samenkomst zal gebracht worden om in het heiligdom te verzoenen, zal gegeten worden; het zal in het vuur verbrand worden.

Einde Leviticus 6