Statenvertaling.nl

sample header image

Leviticus 5 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Leviticus 5

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Wetten aangaande de wijze om schuldoffers te offeren om verzoening te doen voor gehoorden en verzwegen vloek, 1. Voor onbedacht aanroeren van iets dat onrein was, 2. Voor lichtvaardig zweren, 4. Wat hij die in een van dezen schuldig was, doen of offeren moest, 6. Mitsgaders wie zich tegen de geheiligde dingen des Heeren vergrepen had, 14.
 
1 ALS nu een 1mens zal gezondigd hebben, dat hij gehoord heeft een stem 2des vloeks, waarvan hij getuige is, hetzij dat 3hij het gezien of 4geweten heeft; indien hij het 5niet te kennen geeft, zo zal hij zijn 6ongerechtigheid dragen.
1 Hebr. ziel, en zo in het volgende. Zie Gen. 12 op vers 5. verwijsteksten
2 Dat is, der lastering tegen God (als Lev. 24:10, 11) of zijn naaste (als 2 Sam. 16:7) uitgeworpen. verwijsteksten
3 Dat is, zelf in persoon bij de vloeking geweest is.
4 Dat is, uit het verhaal van anderen gehoord heeft.
5 Te weten aan de overheid, belet zijnde door enige menselijke zwakheid, van bloheid, vrees, toegenegenheid, en verzuim, enz.
6 Dat is, hij zal lijden de straf die hij door zodanige misdaad van stilzwijgen verdiend heeft. Zie deze manier van spreken vers 17 en Lev. 17:16; 20:20. Num. 14:33. Jes. 53:11, enz.; en zo wordt zonde of ongerechtigheid voor straf genomen Gen. 19:15. Num. 18:1. Zie Gen. 4 op vers 13. verwijsteksten
 
2 aOf wanneer een mens enig 7onrein ding zal aangeroerd hebben, hetzij het dode aas van een wild onrein gedierte of het dode aas van een stuk onrein vee of het dode aas van een onrein 8kruipend gedierte, al is het voor hem 9verborgen geweest, nochtans is hij onrein en schuldig.
a Hagg. 2:14. 2 Kor. 6:17. verwijsteksten
7 Versta dit van de ceremoniële onreinheid, waarvan zie breder Leviticus 11. Deuteronomium 14. verwijsteksten
8 Zie Gen. 1 op vers 20. verwijsteksten
9 Zodat hij niet geweten heeft dat hij die aangeroerd had.
 
3 Of als hij zal aangeroerd hebben de onreinheid van een mens, 10naar al zijn onreinheid waarmede hij onrein wordt, en het is voor hem verborgen geweest, en hij 11is het gewaargeworden, zo is hij schuldig.
10 Dat is, in enige soort der onreinheid waarmede een mens naar de wet der ceremoniën onrein worden kon. Zie van de gemene soorten dezer onreinheid Leviticus 11; 12; 13; 15; 17. verwijsteksten
11 Hebr. heeft het geweten. Alzo vers 4. verwijsteksten
 
4 Of als een mens zal gezworen hebben, onbedachtelijk met zijn lippen 12uitsprekende om kwaad te doen of om goed te doen, naar al wat de mens in den eed onbedachtelijk uitspreekt, en het is voor hem 13verborgen geweest, en hij is het gewaargeworden, zo is hij aan 14een van die schuldig.
12 Te weten aan zijn naaste. Van het kwade is een voorbeeld 1 Sam. 25:22; insgelijks Hand. 23:12. Van het goede Mark. 6:23. verwijsteksten
13 Te weten door bekoring en ontsteldheid zijns geestes.
14 Te weten aan een van de voormelde misdaden.
 
5 Het 15zal dan geschieden 16als hij aan een van die schuldig is, dat hij belijden zal 17waarin hij gezondigd heeft,
15 Dat is, dan zal deze volgende wet onderhouden worden.
16 Anders: omdat hij, enz.
17 Dat is, in welk van de voormelde stukken. Anders: dat hij daarin gezondigd heeft.
 
6 En tot zijn 18schuldoffer den HEERE voor zijn zonde die hij gezondigd heeft, brengen zal een wijfje van 19kleinvee, een lam of een jonge geit, voor 20de zonde; zo zal de priester voor hem vanwege zijn zonde verzoening doen.
18 Versta de offerande die gedaan werd voor de zonde die uit zwakheid geschiedde en evenwel den mens schuldig maakt voor God. Zie van dit offer ook vers 16. Lev. 6:17; 7:1. verwijsteksten
19 Zie Lev. 1 op vers 2. verwijsteksten
20 Anders: ten zondoffer. Zie Lev. 4 op vers 2. verwijsteksten
 
7 bMaar 21indien zijn hand zoveel niet bereiken kan 22als genoeg is tot een stuk kleinvee, zo zal hij tot zijn offer voor de schuld die hij gezondigd heeft, den HEERE twee tortelduiven of twee 23jonge duiven brengen, een ten zondoffer en een ten brandoffer.
b Lev. 12:8. Luk. 2:24. verwijsteksten
21 Dat is, indien hij de macht niet heeft vanwege zijn armoede. Alzo vers 11. Lev. 25:26. verwijsteksten
22 Hebr. de genoegzaamheid van een kleinvee.
23 Hebr. zonen der duif. Alzo vers 11. Zie Lev. 1 op vers 14. verwijsteksten
 
8 En hij zal die tot den priester brengen, dewelke eerst die zal offeren die tot het zondoffer is; en zal haar hoofd cmet zijn nagel nevens haar nek splijten, maar niet afscheiden.
c Lev. 1:15. verwijsteksten
 
9 En van het bloed des zondoffers zal hij aan den wand van het altaar sprengen; maar het overgeblevene van dat bloed zal uitgeduwd worden aan den bodem van het altaar; het is een zondoffer.
10 En de andere zal hij ten brandoffer maken, d24naar de wijze; zo zal de priester voor hem vanwege zijn zonde die hij gezondigd heeft, verzoening doen, en het zal hem vergeven worden.
d Lev. 1:15. verwijsteksten
24 Of: naar het recht, dat is, naar de manier die daarvan gesteld was en daarom recht was en wettig. Zo wordt het Hebreeuwse woord meermaals genomen. Vgl. Gen. 40:13 en zie de aant. daarop. verwijsteksten
 
11 Maar indien zijn hand niet reiken kan aan twee tortelduiven of twee jonge duiven, zo zal hij 25die gezondigd heeft, tot zijn offerande brengen het 26tiende deel van een efa meelbloem ten zondoffer; hij zal geen olie daarover doen, noch wierook daarop leggen, want het is een zondoffer.
25 Anders: voor wat hij gezondigd heeft.
26 Genaamd gomer, Ex. 16:36, houdende 43 eierschalen. Tien van deze zijn een efa, houdende tienmaal zoveel, dat is, zoveel als in 432 eierschalen zou gaan. Het zijn maten van droge waren. verwijsteksten
 
12 En hij zal dat tot den priester brengen, en ede priester zal daarvan zijn hand vol tot deszelfs gedachtenis grijpen, en fdat aansteken op het altaar, 27op de vuuroffers des HEEREN; het is een zondoffer.
e Lev. 2:2. verwijsteksten
f Lev. 4:35. verwijsteksten
27 Anders: naar de manier van de vuuroffers. Zie Lev. 3 op vers 5. verwijsteksten
 
13 Zo zal de priester voor hem verzoening doen over zijn zonde die hij gezondigd heeft in enige van die 28stukken, en het zal hem vergeven worden; en ghet 29zal van den priester zijn, gelijk het spijsoffer.
28 Te weten, van de zonden in het begin van dit hoofdstuk vermeld.
g Lev. 2:3. verwijsteksten
29 Namelijk wat overig is.
 
Het schuldoffer
14 Wijders sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
15 Als een 30mens door overtreding overtreden en door afdwaling 31gezondigd zal hebben, wat ontwendende van de 32heilige dingen des HEEREN, zo zal hij tot 33zijn schuldoffer den HEERE brengen een volkomen ram uit de kudde, 34met uw schatting haan zilveren sikkelen, 35naar iden sikkel des heiligdoms, ten schuldoffer.
30 Hebr. ziel.
31 Anders: gezondigd zal hebben in iets van de heilige dingen, enz. Of: om de heilige dingen.
32 Hebr. van de heiligheden des Heeren, dat is, van de dingen die den Heere geheiligd zijn, en tot een heilig gebruik afgezonderd. Alzo in het volgende vers, enz., en Lev. 22:2 en vgl. Lev. 16:4; 19:24. verwijsteksten
33 Hebr. zijn schuld, dat is, offerande voor zijn schuld. Zie Lev. 4 op vers 3. verwijsteksten
34 Dat is, met zoveel geld als de priester schatten zal, dat het ontvreemde goed waard is. Vgl. Lev. 22:14; 27. verwijsteksten
h Lev. 27:2, 3, enz. verwijsteksten
35 Dewelke eens zoveel deed als de gemene sikkel, te weten omtrent een halven rijksdaalder. Zie Gen. 23 op vers 15. verwijsteksten
i Ex. 30:13. verwijsteksten
 
16 Zo zal hij wat hij zondigende heeft ontwend van de heilige dingen, wedergeven en zal deszelfs vijfde deel daarenboven toedoen, dat hij den priester geven zal; alzo zal de priester met den ram des 36schuldoffers voor hem verzoening doen, en het zal hem vergeven worden.
36 Zie op vers 6. verwijsteksten
 
17 En indien een mens zal gezondigd hebben en gedaan tegen een van alle geboden des HEEREN, hetwelk niet zou gedaan worden, al is het dat hij het niet geweten heeft, nochtans is hij schuldig en zal zijn 37ongerechtigheid dragen.
37 Zie op vers 1. verwijsteksten
 
18 En hij zal een volkomen ram uit de kudde tot den priester brengen, met uw schatting, ten schuldoffer; en de priester zal voor hem verzoening doen over zijn afdwaling door welke hij afgedwaald is, die hij niet geweten had; zo zal het hem vergeven worden.
19 Het is een schuldoffer; hij heeft zich 38voorzeker schuldig gemaakt aan den HEERE.
38 Hebr. zich schuldig makende, heeft hij zich schuldig gemaakt; dat is, of hij wel door onwetendheid, of onvoorzichtigheid, of vergetenis, of haastigheid, of enige andere zwakheid zich vergrepen heeft, zo heeft hij nochtans zonde gedaan die straf waardig is. Vgl. Luk. 12:48. verwijsteksten

Einde Leviticus 5