Statenvertaling.nl

sample header image

Leviticus 21 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Leviticus 21

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Wetten rakende de reinheid der priesters, in het treuren over de doden, vs. 1, enz. In hun huwelijken, 7. In de kuisheid van hun dochters, met de straf tegen dezelve, zo zij hoereren, 9. Van de reinheid van den hogepriester, in den rouw over de doden, 10. In het huwelijk, 13. Wet rakende degenen die het priesterdom niet mochten bedienen, uit oorzaak van lichamelijke gebreken hier verhaald, 16. Hoewel zij mochten van het heilige eten, 22. Maar niet in den tabernakel dienen, 23.
 
De reinheid der priesters
1 DAARNA zeide de HEERE tot Mozes: Spreek tot de priesters, de zonen van Aäron, en zeg tot hen: Over 1een dode zal een priester zich niet 2verontreinigen onder zijn volken.
1 Hebr. ziel. Zie Lev. 19 op vers 28 en onder, vers 11. verwijsteksten
2 Te weten, met het dode lichaam aan te roeren, of ten grave te helpen, en rouw daarover te dragen, gelijk anderen deden die geen priesters waren.
 
2 Behalve over zijn 3bloedvriend die hem ten naaste bestaat: over zijn moeder en over zijn vader, en over zijn zoon en over zijn dochter, en over zijn broeder;
3 Zie Lev. 18 op vers 6. Sommigen begrijpen onder dit woord alhier niet alleen die in de twee volgende verzen uitgedrukt worden, maar ook de huisvrouw van den priester. verwijsteksten
 
3 En over zijn zuster die maagd is, hem 4nabestaande, die nog geen man toebehoord heeft; over die zal hij zich verontreinigen.
4 Dat is, die zijn natuurlijke zuster is, en niet uit kracht van verdere maagschap of huwelijksverband of anderszins alzo genoemd wordt.
 
4 Hij zal zich niet verontreinigen over een 5overste onder zijn volken, om zich te ontheiligen.
5 Het Hebreeuwse woord wordt in dezen zin ook genomen Jes. 16:8. Anderen nemen het voor huisvader of wettige man, in dezen zin dat een priester over zijn huisvrouw (met welk woord zij hun overzetting aanvullen) niet zou mogen rouw dragen; hoewel het schijnt dat dit niet ongeoorloofd was, omdat de priester Ezechiël zulks te doen in den zin had, maar zulks hem extraordinairlijk verboden werd, Ez. 24:16, enz. verwijsteksten
 
5 Zij zullen op hun hoofd geen 6kaalheid maken en zullen den hoek van hun baard niet afscheren, en in hun vlees zullen zij geen sneden snijden.
6 Hebr. de kaalheid niet kaal maken.
 
6 Zij zullen hun God heilig zijn en 7den Naam huns Gods zullen zij niet ontheiligen; want zij offeren de vuuroffers des HEEREN, 8de spijze huns Gods; daarom zullen zij 9heilig zijn.
7 Zie Lev. 18 op vers 21. verwijsteksten
8 Zie Lev. 3 op vers 11. Alzo vss. 8, 21, 22 en Lev. 22:25. verwijsteksten
9 Hebr. heiligheid. Dat is, naar heiligheid staan, en zij zullen ten aanzien van hun ambt voor heilig gehouden worden.
 
7 Zij zullen geen vrouw nemen die een hoer of 10ontheiligde is, noch een vrouw nemen die van haar man 11verstoten is; want hij is zijn God heilig.
10 Dat is, die geschoffeerd of geschonden is, of die in het openbaar of in het heimelijk hoererij bedreven heeft. Alzo vers 14. verwijsteksten
11 Dat is, verlaten door scheiding, hebbende tot dit einde en bewijs hiervan een scheidbrief van haar man ontvangen. Alzo vers 14. Num. 30:9. Ez. 44:22. verwijsteksten
 
8 Daarom zult gij hem 12heiligen, omdat hij de spijze uws Gods offert; hij zal u heilig zijn, want Ik ben heilig; Ik ben de HEERE, Die u 13heiligt.
12 Dat is, voor heilig houden, gelijk de volgende woorden in dit vers uitwijzen.
13 Dat is, Die u van andere mensen afzondert tot Zijn eigendom, door middel van het ambt der priesters, die gij daarom voor heilig en in waarde zult houden. Vgl. Lev. 20 de aant. op vers 8. verwijsteksten
 
9 Als nu de dochter van enigen priester 14zal beginnen te hoereren, zij 15ontheiligt haar vader; met vuur zal zij verbrand worden.
14 Anders: zich te ontheiligen met hoereren.
15 Dat is, zij maakt dat haar vader veracht en voor onheilig gehouden en ten spot gesteld wordt. Zie gelijke manier van spreken Ps. 89:40. Jes. 43:28. verwijsteksten
 
10 En hij die de 16hogepriester onder zijn broederen is, 17op wiens hoofd de zalfolie gegoten is en wiens 18hand men gevuld heeft om 19die klederen aan te trekken, zal zijn hoofd niet 20ontbloten, noch zijn klederen scheuren.
16 Hebr. grote priester. Alzo 2 Kon. 12:10; 23:4. verwijsteksten
17 Sommigen, deze woorden vergelijkende met Ex. 40:13, 14, 15. Lev. 8:12, 30. Ps. 133:2, oordelen dat na de eerste inwijding van Aäron en zijn zonen niemand meer der priesters is gezalfd geweest, dan de hogepriester alleen. verwijsteksten
18 Zie Lev. 7 op vers 37. verwijsteksten
19 Zie van deze Ex. 28:4. verwijsteksten
20 Dat is, rouw dragen over een dode. Vgl. Lev. 10:6. verwijsteksten
 
11 Hij zal ook bij geen dode lichamen komen; zelfs 21over zijn vader en over zijn moeder zal hij zich niet verontreinigen.
21 Versta dit van den overpriester alleen; want den anderen was dit geoorloofd. Zie vers 2. verwijsteksten
 
12 En uit het heiligdom zal hij 22niet uitgaan, dat hij het heiligdom zijns Gods niet 23ontheilige, want de 24kroon der zalfolie zijns Gods is op hem; Ik ben de HEERE.
22 Te weten, om het lijk te volgen.
23 Te weten, met daar in te gaan nadat hij in het huis van zijn overleden vader of moeder zou geweest zijn of rouw gedragen hebben.
24 Zie van deze Ex. 29:6 en Lev. 8 op vers 9. verwijsteksten
 
13 Hij zal ook een vrouw in haar maagdom nemen.
14 Een weduwe, of 25verstotene, of ontheiligde hoer, dezulken zal hij niet nemen; maar een maagd uit zijn volken zal hij tot een vrouw nemen.
25 Zie op vers 7. verwijsteksten
 
15 En hij zal 26zijn zaad onder zijn volken niet 27ontheiligen; want Ik ben de HEERE, Die hem 28heiligt.
26 Dat is, zijn kinderen. Alzo Gen. 4:25 en onder, vss. 17, 21. verwijsteksten
27 Te weten, door tegen de voormelde wetten een huisvrouw voor zich te nemen.
28 Dat is, afzondert tot een heiligen dienst. Alzo Ex. 28:3; 29:1 en onder, vers 23. verwijsteksten
 
16 Wijders sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
17 Spreek tot Aäron, zeggende: Niemand uit uw 29zaad 30naar hun geslachten, in denwelken een gebrek zal zijn, zal naderen om 31de spijze zijns Gods te offeren.
29 Dat is, zonen of nakomelingen, hetzij hoge- of onderpriesters. Alzo vers 21. verwijsteksten
30 Dat is, in wat tijden of eeuwen zij na u zouden mogen leven.
31 Zie Lev. 3 op vers 11. verwijsteksten
 
18 Want geen man in denwelken een gebrek zal zijn, zal naderen: hij zij een blind man of kreupel of te 32kort of 33te lang in leden,
32 Of: hebbende te weinig leden. Anders: kamuis, dat is, die een ingevallen neus heeft, zodat hij door denzelven spreekt.
33 Anders: die overschot van leden heeft.
 
19 Of een man in denwelken een breuk des voets of een breuk der hand zal zijn,
20 Of die bultachtig of 34dwergachtig zal zijn, of 35een vel op zijn oog zal hebben, of droge schurftheid of etterige schurftheid, of die gebroken zal zijn aan zijn gemacht.
34 Anders: dun, mager, rank, uitgeteerd.
35 Anders: die schemering in zijn oog heeft.
 
21 Geen man uit het zaad van Aäron, den priester, in denwelken een gebrek is, zal toetreden om de vuuroffers des HEEREN te offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden om de spijze zijns Gods te offeren.
22 De spijze zijns Gods, van de 36allerheiligste dingen, en van de 37heilige dingen, zal hij mogen eten;
36 Hebr. heiligheden der heiligheden. Versta de toonbroden, de schuldoffers en zondoffers.
37 Of: heiligheden. Versta de dankoffers, de eerstelingen en de tienden.
 
23 Doch 38tot den voorhang zal hij niet komen en tot het altaar niet toetreden, omdat een gebrek in hem is; opdat hij 39Mijn heiligdommen niet ontheilige; want Ik ben de HEERE, Die hen heiligt.
38 Dat is, het priesterlijk ambt zal hij niet bedienen. Zie van dit voorhangsel Lev. 4 op vers 6. verwijsteksten
39 Dat is, de plaatsen Mijns heiligdoms. Versta door het heiligdom de tent der samenkomst, als te zien is Lev. 16:33, dewelke in het meervoud gesteld is, omdat zij had verscheidene delen: het voorhof, het heilige, het heilige der heiligen. verwijsteksten
 
24 En Mozes sprak zulks tot Aäron en tot zijn zonen, en tot al de kinderen Israëls.

Einde Leviticus 21