Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Straffen voor grove zonden |
1 VERDER sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2 Gij zult ook tot de kinderen Israëls zeggen: aEenieder uit de kinderen Israëls of uit de vreemdelingen die in Israël als vreemdelingen verkeren, die van zijn zaad den Molech gegeven zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; het volk des lands zal hem met stenen stenigen. a Lev. 18:21. |
a Lev. 18:21 En van uw zaad zult gij niet geven om voor den Molech door het vuur te doen gaan; en den Naam uws Gods zult gij niet ontheiligen; Ik ben de HEERE. |
3 En Ik zal Mijn aangezicht tegen dien man zetten en zal hem uit het midden zijns volks uitroeien; want hij heeft van zijn zaad den Molech gegeven, opdat hij Mijn heiligdom ontreinigen en Mijn heiligen Naam ontheiligen zou. |
4 En indien het volk des lands hun ogen enigszins verbergen zal van dien man, als hij van zijn zaad den Molech zal gegeven hebben, dat het hem niet dode, |
5 Zo zal Ik Mijn aangezicht tegen dien man en tegen zijn huisgezin zetten, en Ik zal hem en al degenen die hem nahoereren om den Molech na te hoereren, uit het midden huns volks uitroeien. |
6 Wanneer er een ziel is die zich tot de bwaarzeggers en tot de duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn aangezicht tegen die ziel zetten en zal haar uit het midden haars volks uitroeien. b Lev. 19:31. |
b Lev. 19:31 Gij zult u niet keren tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE uw God. |
7 cDaarom, heiligt u en weest heilig; want Ik ben de HEERE uw God. c Lev. 11:44; 19:2. 1 Petr. 1:16. |
c Lev. 11:44 Want Ik ben de HEERE uw God; daarom zult gij u heiligen en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben; en gij zult uw ziel niet verontreinigen aan enig kruipend gedierte dat zich op aarde roert. Lev. 19:2 Spreek tot de ganse vergadering der kinderen Israëls en zeg tot hen: Gij zult heilig zijn, want Ik, de HEERE uw God, ben heilig. 1 Petr. 1:16 Daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig. |
8 En onderhoudt Mijn inzettingen en doet dezelve; Ik ben de HEERE, Die u heiligt. |
9 dAls er iemand is die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem. d Ex. 21:17. Spr. 20:20. Matth. 15:4. |
d Ex. 21:17 Wie ook zijn vader of zijn moeder vloekt, die zal zekerlijk gedood worden. Spr. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. Matth. 15:4 Want God heeft geboden, zeggende: Eer uw vader en moeder; en: Wie vader of moeder vloekt, die zal den dood sterven. |
10 eEen man ook die met iemands huisvrouw zal overspel gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft, zal zekerlijk gedood worden, de overspeler en de overspeelster. e Lev. 18:20. Deut. 22:22. Joh. 8:5. |
e Lev. 18:20 En gij zult niet liggen bij uws naasten huisvrouw ter bezading, om met haar onrein te worden. Deut. 22:22 Wanneer een man gevonden zal worden, liggende bij eens mans getrouwde vrouw, zo zullen zij ook beiden sterven, de man die bij de vrouw gelegen heeft en de vrouw; zo zult gij het boze uit Israël wegdoen. Joh. 8:5 En Mozes heeft ons in de Wet geboden dat dezulken gestenigd zullen worden; Gij dan, wat zegt Gij? |
11 fEn een man die bij zijns vaders huisvrouw zal gelegen hebben, heeft zijns vaders schaamte ontdekt; zij beiden zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen. f Lev. 18:8. |
f Lev. 18:8 Gij zult de schaamte der huisvrouw uws vaders niet ontdekken; het is de schaamte uws vaders. |
12 gInsgelijks als een man bij zijns zoons vrouw zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk gedood worden; zij hebben een gruwelijke vermenging gedaan; hun bloed is op hen. g Lev. 18:15. |
g Lev. 18:15 Gij zult de schaamte uwer schoondochter niet ontdekken; zij is uws zoons huisvrouw, gij zult haar schaamte niet ontdekken. |
13 hWanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben met vrouwelijke bijligging, zij beiden hebben een gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen. h Lev. 18:22. |
h Lev. 18:22 Bij een manspersoon zult gij niet liggen met vrouwelijke bijligging; dat is een gruwel. |
14 iEn wanneer een man een vrouw en haar moeder zal genomen hebben, het is een schandelijke daad; men zal hem en diezelve met vuur verbranden, opdat geen schandelijke daad in het midden van u zij. i Lev. 18:17. |
i Lev. 18:17 Gij zult de schaamte ener vrouw en harer dochter niet ontdekken; de dochter haars zoons noch de dochter van haar dochter zult gij nemen, om haar schaamte te ontdekken; zij zijn nabestaanden, het is een schandelijke daad. |
15 kDaartoe als een man bij enig vee zal gelegen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden; ook zult gijlieden het beest doden. k Lev. 18:23. |
k Lev. 18:23 Insgelijks zult gij bij geen beest liggen, om daarmede onrein te worden; een vrouw ook zal niet staan voor een beest, om daarmede te doen te hebben: het is een gruwelijke vermenging. |
16 Alzo wanneer een vrouw tot enig beest genaderd zal zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die vrouw en dat beest doden; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen. |
17 lEn als een man zijn zuster, de dochter zijns vaders of de dochter zijner moeder, zal genomen hebben, en hij haar schaamte gezien en zij zijn schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom zullen zij voor de ogen der kinderen huns volks uitgeroeid worden; hij heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal zijn ongerechtigheid dragen. l Lev. 18:9. |
l Lev. 18:9 De schaamte uwer zuster, der dochter uws vaders of der dochter uwer moeder, te huis geboren of buiten geboren, haar schaamte zult gij niet ontdekken. |
18 mEn als een man bij een vrouw die haar krankheid heeft, zal gelegen en haar schaamte ontdekt, haar fontein ontbloot en zij zelve de fontein haars bloeds ontdekt zal hebben, zo zullen zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid worden. m Lev. 18:19. |
m Lev. 18:19 Ook zult gij tot de vrouw in de afzondering van haar onreinheid niet naderen, om haar schaamte te ontdekken. |
19 nDaartoe zult gij de schaamte van de zuster uwer moeder en van de zuster uws vaders niet ontdekken; dewijl hij zijn nabestaande ontbloot heeft, zullen zij hun ongerechtigheid dragen. n Lev. 18:12, 13. |
n Lev. 18:12 Gij zult de schaamte van de zuster uws vaders niet ontdekken; zij is uws vaders nabestaande. Lev. 18:13 Gij zult de schaamte van de zuster uwer moeder niet ontdekken; want zij is uwer moeders nabestaande. |
20 oAls ook een man bij zijn moei zal gelegen hebben, hij heeft de schaamte zijns ooms ontdekt; zij zullen hun zonde dragen; zonder kinderen zullen zij sterven. o Lev. 18:14. |
o Lev. 18:14 Gij zult de schaamte van den broeder uws vaders niet ontdekken; tot zijn huisvrouw zult gij niet naderen, zij is uw moei. |
21 pEn wanneer een man zijns broeders huisvrouw zal genomen hebben, het is onreinheid; hij heeft de schaamte zijns broeders ontdekt; zij zullen zonder kinderen zijn. p Lev. 18:16. |
p Lev. 18:16 Gij zult de schaamte der huisvrouw uws broeders niet ontdekken; het is de schaamte uws broeders. |
Opwekking tot een heilig leven |
22 qOnderhoudt dan al Mijn inzettingen en al Mijn rechten en doet dezelve, opdat u dat land waarheen Ik u breng om daarin te wonen, niet uitspuwe. q Lev. 18:26. |
q Lev. 18:26 Maar gij zult Mijn inzettingen en Mijn rechten onderhouden en van al die gruwelen niets doen, inboorling noch vreemdeling die in het midden van u als vreemdeling verkeert. |
23 rEn wandelt niet in de inzettingen des volks hetwelk Ik voor uw aangezicht uitwerp; want al deze dingen hebben zij gedaan; daarom ben Ik van hen verdrietig geworden. r Lev. 18:3, 30. |
r Lev. 18:3 Gij zult niet doen naar de werken des Egyptischen lands, waarin gij gewoond hebt; noch naar de werken van het land Kanaän, waarheen Ik u breng, zult gij doen en zult in hun inzettingen niet wandelen. Lev. 18:30 Daarom zult gij Mijn bevel onderhouden, dat gij niet doet van die gruwelijke inzettingen die vóór u zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt; Ik ben de HEERE uw God. |
24 En Ik heb u gezegd: Gij zult hun land erfelijk bezitten en Ik zal u dat geven, opdat gij hetzelve erfelijk bezit, seen land vloeiende van melk en honing; Ik ben de HEERE uw God, Die u van de volken afgezonderd heb. s Ex. 3:8. |
s Ex. 3:8 Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaars, en het opvoere uit dit land naar een goed en ruim land, naar een land vloeiende van melk en honing, tot de plaats der Kanaänieten en der Hethieten en der Amorieten en der Ferezieten en der Hevieten en der Jebusieten. |
25 tDaarom zult gij onderscheid maken tussen reine en onreine beesten, en tussen het onreine en het reine gevogelte; en gij zult uw zielen niet verfoeilijk maken aan de beesten en aan het gevogelte en aan al wat op den aardbodem kruipt, hetwelk Ik voor u afgezonderd heb, opdat gij het onrein houdt. t Lev. 11:2. Deut. 14:4. |
t Lev. 11:2 Spreekt tot de kinderen Israëls, zeggende: Dit is het gedierte dat gij eten zult uit alle beesten die op aarde zijn. Deut. 14:4 Dit zijn de beesten die gijlieden eten zult: een os, kleinvee der schapen en kleinvee der geiten; |
26 En gij zult Mij heilig zijn, want Ik, de HEERE, ben heilig; en Ik heb u van de volken afgezonderd, opdat gij Mijne zoudt zijn. |
27 vAls nu een man of vrouw in zich een waarzeggenden geest zal hebben of een duivelskunstenaar zal zijn, zij zullen zekerlijk gedood worden; men zal dezelve met stenen stenigen; hun bloed is op hen. v Deut. 18:10. 1 Sam. 28:7. |
v Deut. 18:10 Onder u zal niet gevonden worden die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan, die met waarzeggerijen omgaat, een guichelaar, of die op vogelgeschrei acht geeft, of tovenaar, 1 Sam. 28:7 Toen zeide Saul tot zijn knechten: Zoekt mij een vrouw die een waarzeggenden geest heeft, dat ik tot haar ga en door haar onderzoeke. Zijn knechten nu zeiden tot hem: Zie, te Endor is een vrouw die een waarzeggenden geest heeft. |