Statenvertaling.nl

sample header image

Leviticus 19 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Leviticus 19

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Voorschriften voor een heilig leven
1 VERDER sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
2 Spreek tot de ganse vergadering der kinderen Israëls en zeg tot hen: aGij zult heilig zijn, want Ik, de HEERE uw God, ben heilig. a Lev. 11:44; 20:7, 26. 1 Petr. 1:16. verwijsteksten
3 bEenieder zal zijn moeder en zijn vader vrezen en cMijn sabbatten houden; Ik ben de HEERE uw God. b Ex. 20:12. c Ex. 31:13. Lev. 26:2. verwijsteksten
4 Gij zult u tot de afgoden niet keren en du geen gegoten goden maken; Ik ben de HEERE uw God. d Ex. 34:17. verwijsteksten
5 En wanneer gij een dankoffer den HEERE offeren zult, naar uw welgevallen zult gij dat offeren.
6 eTen dage van uw offeren en des anderen daags zal het gegeten worden; maar wat tot op den derden dag overblijft, zal met het vuur verbrand worden. e Lev. 7:16. verwijsteksten
7 En zo het op den derden dag enigszins gegeten wordt, het is een afgrijselijk ding, het zal niet aangenaam zijn.
8 En zo wie dat eet, zal zijn ongerechtigheid dragen, omdat hij het heilige des HEEREN ontheiligd heeft; daarom zal dezelve ziel uit haar volken uitgeroeid worden.
9 fAls gij ook den oogst uws lands inoogsten zult, gij zult den hoek uws velds niet ganselijk afoogsten, en wat van uw oogst op te zamelen is, niet opzamelen. f Lev. 23:22. Deut. 24:19. verwijsteksten
10 Insgelijks zult gij uw wijngaard niet nalezen en de afgevallen beziën van uw wijngaard niet opzamelen; den arme en den vreemdeling zult gij die overlaten; Ik ben de HEERE uw God.
11 gGij zult niet stelen; en gij zult niet liegen, noch valselijk handelen, een iegelijk tegen zijn naaste. g Ex. 20:15. verwijsteksten
12 hEn gij zult niet valselijk bij Mijn Naam zweren; want gij zoudt den Naam uws Gods ontheiligen; Ik ben de HEERE. h Ex. 20:7. Deut. 5:11. verwijsteksten
13 Gij zult uw naaste niet bedrieglijk verdrukken, noch beroven; des idagloners arbeidsloon zal bij u niet vernachten tot aan den morgen. i Deut. 24:14. Jak. 5:4. verwijsteksten
14 Gij zult den dove niet vloeken en voor het aangezicht des blinden geen aanstoot zetten; maar gij zult voor uw God vrezen; Ik ben de HEERE.
15 Gij zult geen onrecht doen in het gericht; kgij zult het aangezicht des geringen niet aannemen noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid zult gij uw naaste richten. k Deut. 1:17; 16:19. Spr. 24:23. verwijsteksten
16 lGij zult niet wandelen als een achterklapper onder uw volken; gij zult niet staan tegen het bloed van uw naaste; Ik ben de HEERE. l Ex. 23:1. verwijsteksten
17 mGij zult uw broeder in uw hart niet haten; ngij zult uw naaste naarstiglijk berispen en zult de zonde in hem niet verdragen. m 1 Joh. 2:9, 11; 3:15. n Matth. 18:15. Luk. 17:3. verwijsteksten
18 oGij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar pgij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE. o Matth. 5:39, 44. Luk. 6:27. Rom. 12:19. 1 Kor. 6:7. 1 Thess. 5:15. 1 Petr. 3:9. p Matth. 5:43; 22:39. Rom. 13:9. Gal. 5:14. Jak. 2:8. verwijsteksten
19 Gij zult Mijn inzettingen houden; gij zult geen tweeërlei aard uwer beesten laten tezamen te doen hebben; quw akker zult gij niet met tweeërlei zaad bezaaien; en een kleed van tweeërlei stof, dooreenvermengd, zal aan u niet komen. q Deut. 22:9. verwijsteksten
20 En wanneer een man door bijligging des zaads bij een vrouw zal gelegen hebben, die een dienstmaagd is, bij den man versmaad, en geenszins gelost is, en haar geen vrijheid is gegeven; die zullen gegeseld worden; zij zullen niet gedood worden, want zij was niet vrijgemaakt.
21 En hij zal zijn schuldoffer den HEERE aan de deur van de tent der samenkomst brengen, een ram ten schuldoffer.
22 En de priester zal met den ram des schuldoffers voor hem over zijn zonde die hij gezondigd heeft, voor het aangezicht des HEEREN verzoening doen; en hem zal vergeving geschieden van zijn zonde die hij gezondigd heeft.
23 Als gij ook in dat land gekomen zult zijn en alle geboomte ter spijze geplant zult hebben, zo zult gij de voorhuid daarvan, deszelfs vrucht, besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, daarvan zal niet gegeten worden.
24 Maar in het vierde jaar zal al zijn vrucht een heilig ding zijn, ter lofzegging voor den HEERE.
25 En in het vijfde jaar zult gij deszelfs vrucht eten, om het inkomen van dien voor u te vermeerderen; Ik ben de HEERE uw God.
26 Gij zult niets met het bloed eten; gij zult op geen vogelgeschrei acht geven, noch guichelarij plegen.
27 rGij zult de hoeken uws hoofds niet rond afscheren; ook zult gij de hoeken uws baards niet verderven. r Lev. 21:5. verwijsteksten
28 sGij zult om een dood lichaam geen snijding in uw vlees maken, noch schrift van een ingedrukt teken in u maken; Ik ben de HEERE. s Deut. 14:1. verwijsteksten
29 Gij zult uw dochter niet ontheiligen, haar ter hoererij houdende; opdat het land niet hoerere en het land met schandelijke daden vervuld worde.
30 Gij zult Mijn sabbatten houden en Mijn heiligdom zult gij vrezen; Ik ben de HEERE.
31 tGij zult u niet keren tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE uw God. t Lev. 20:6. verwijsteksten
32 Voor het grauwe haar zult gij opstaan en zult het aangezicht des ouden vereren; en gij zult vrezen voor uw God; Ik ben de HEERE.
33 vEn wanneer een vreemdeling bij u in uw land als vreemdeling verkeren zal, gij zult hem niet verdrukken. v Ex. 22:21. verwijsteksten
34 De vreemdeling die als vreemdeling bij u verkeert, zal onder u zijn als een inboorling van ulieden; gij zult hem liefhebben als uzelven; want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland; Ik ben de HEERE uw God.
35 Gij zult geen onrecht doen in het gericht, met de el, met het gewicht of met de maat.
36 xGij zult een rechte waag hebben, rechte weegstenen, een rechte efa en een rechte hin; Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd heb. x Spr. 11:1; 16:11; 20:10. verwijsteksten
37 Daarom zult gij al Mijn inzettingen en al Mijn rechten onderhouden en zult ze doen; Ik ben de HEERE.

Einde Leviticus 19