Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Wetten aangaande de manier van het vrijwillig brandoffer in den tabernakel te slachten, vs. 1, enz. Hetwelk moest zijn óf van grootvee, als van runderen, 2. Of van kleinvee, als van schapen en geiten, 10. Of van vogels, als van tortelduiven en jonge duiven, 14. |
Het brandoffer |
1 EN de HEERE riep Mozes, en sprak tot hem uit 1de tent der samenkomst, zeggende: |
| 1 Versta den tabernakel, waarin God kwam om Zijn volk toe te spreken, Ex. 29:42, en zij komen moesten om Hem te vragen en te horen spreken, Ex. 33:7. |
| Ex. 29:42 Het zal een gedurig brandoffer zijn bij uw geslachten aan de deur van de tent der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; aldaar zal Ik met ulieden komen, dat Ik aldaar met u spreke. Ex. 33:7 En Mozes nam de tent en spande ze zich buiten het leger, ver van het leger afwijkende; en hij noemde ze de tent der samenkomst. En het geschiedde dat al wie den HEERE zocht, uitging tot de tent der samenkomst, die buiten het leger was. |
|
2 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Als een mens uit u den HEERE een offerande zal 2offeren, gij zult uw offeranden offeren van het vee, van runderen en 3van schapen. |
| 2 Anders: aan- of toebrengen. Alzo vss. 3, 5, enz. Versta dit offeren van het werk des volks, en niet des priesters. |
| vers 3 Indien zijn offerande een brandoffer van runderen is, zo zal hij een volkomen mannetje offeren; aan de deur van de tent der samenkomst zal hij dat offeren, naar zijn welgevallen, voor het aangezicht des HEEREN. vers 5 Daarna zal hij het jonge rund slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed offeren en dat bloed sprengen rondom dat altaar hetwelk voor de deur van de tent der samenkomst is. |
| 3 Dit woord begrijpt niet alleen schapen, maar ook geiten, gelijk te zien is vers 10. Zie ook Gen. 12 op vers 16. |
| vers 10 En indien zijn offerande is van kleinvee, van schapen of van geiten ten brandoffer, zal hij een volkomen mannetje offeren. Gen. 12:16 (kt.) En hij deed Abram goed om harentwil; zodat hij had schapen en runderen en ezels, en knechten en maagden, en ezelinnen en kemels. |
|
3 Indien zijn offerande een 4brandoffer van runderen is, zo zal hij een 5volkomen mannetje offeren; 6aaan de deur van de tent der samenkomst zal hij dat offeren, 7naar zijn welgevallen, 8voor het aangezicht des HEEREN. |
| 4 Zie Gen. 8 op vers 20. |
| Gen. 8:20 (kt.) En Noach bouwde den HEERE een altaar; en hij nam van al het reine vee en van al het rein gevogelte en offerde brandoffers op dat altaar. |
| 5 Dat geen gebrek aan het lichaam heeft. Zie Lev. 22:20, 21, 22. |
| Lev. 22:20 Gij zult niet offeren iets waarin een gebrek is; want het zou niet aangenaam zijn voor u. Lev. 22:21 En als iemand een dankoffer den HEERE zal offeren, uitzonderende van de runderen of van de schapen een gelofte of vrijwillig offer, het zal volkomen zijn, opdat het aangenaam zij; geen gebrek zal daarin zijn. Lev. 22:22 Het blinde of gebrokene of verlamde of wratte of droge schurftheid of etterige schurftheid hebbende, deze zult gij den HEERE niet offeren, en daarvan zult gij den HEERE geen vuuroffer op het altaar geven. |
| 6 Alwaar het brandofferaltaar stond, gelijk te zien is vers 5. |
| vers 5 Daarna zal hij het jonge rund slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed offeren en dat bloed sprengen rondom dat altaar hetwelk voor de deur van de tent der samenkomst is. |
| a Ex. 29:10. |
| Ex. 29:10 En gij zult den var nabij brengen voor de tent der samenkomst; en Aäron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd van den var leggen. |
| 7 Uit deze woorden blijkt, dat hier gesproken wordt van vrijwillige offers, dewelke niet geschiedden naar de gewoonlijke en gezette orde, maar naar het goedvinden van iemand in zijn bijzonder, om God te bidden of te danken. |
| 8 Voor de tent der samenkomst, in welker binnenste deel was de ark des verbonds, het teken van Gods tegenwoordige bijwoning, Ex. 25:22, waarom ook de tent genoemd wordt Gods huis, 1 Sam. 3:15, gelijk God ook gezegd wordt daarin te zijn, Lev. 4:7. |
| Ex. 25:22 En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubs (die op de ark der getuigenis zijn zullen), alles wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls. 1 Sam. 3:15 Samuël nu lag tot aan den morgen; toen deed hij de deuren van het huis des HEEREN open; doch Samuël vreesde dit gezicht aan Eli te kennen te geven. Lev. 4:7 Ook zal de priester van dat bloed doen op de hoornen des reukaltaars der welriekende specerijen, voor het aangezicht des HEEREN, Die in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed van den var uitgieten aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is aan de deur van de tent der samenkomst. |
|
4 En hij zal 9zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen, opdat 10het voor hem aangenaam zij om 11hem te verzoenen. |
| 9 Hebr. met zijn hand steunen, te weten, om daarmede te betuigen, dat hij dit offer Gode toeheiligde, overgaf, en voorstelde, als in de plaats van zichzelven, om voor zich genade bij den HEERE te vinden, door de toekomende offerande van den Messias, die door deze afgebeeld was. Zie Ex. 29:10. |
| Ex. 29:10 En gij zult den var nabij brengen voor de tent der samenkomst; en Aäron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd van den var leggen. |
| 10 Dat is, opdat het hem die het offert, voor een wettig en Gode aangenaam offer verstrekke. |
| 11 Dat is, om hem te betekenen en te verzegelen de verzoening die door den Messias in de volheid des tijds geschieden zou, Rom. 3:25. 2 Kor. 5:19. Ef. 1:7. Kol. 1:14, 19, 20. |
| Rom. 3:25 Welken God voorgesteld heeft tot een Verzoening door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods, 2 Kor. 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Ef. 1:7 In Welken wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk
de vergeving der misdaden, naar den rijkdom Zijner genade, Kol. 1:14 In Denwelken wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden; Kol. 1:19 Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou, Kol. 1:20 En dat Hij door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, door Hem, zeg ik, alle dingen verzoenen zou tot Zichzelven, hetzij de dingen die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn. |
|
5 Daarna zal 12hij het jonge rund 13slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed offeren en dat bloed sprengen rondom dat altaar hetwelk voor de deur van de tent der samenkomst is. |
| 12 Namelijk de priester; of: die het offert, door den priester, gelijk God bevolen had, Ex. 29:11, en ook geschied is, Lev. 8:15. Of: Daarna zal men het jonge rund slachten, te weten door den priester. |
| Ex. 29:11 En gij zult den var slachten voor het aangezicht des HEEREN, voor de deur van de tent der samenkomst. Lev. 8:15 En men slachtte hem; en Mozes nam het bloed en deed het met zijn vinger rondom op de hoornen des altaars en ontzondigde het altaar; daarna goot hij het bloed uit aan den bodem des altaars en heiligde het, om voor hetzelve verzoening te doen. |
| 13 Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk de keel afsteken. |
|
6 Dan zal 14hij het brandoffer de huid aftrekken en het in zijn stukken delen. |
| 14 Te weten een der priesters. Zie 2 Kron. 29:34. |
| 2 Kron. 29:34 Doch der priesters was te weinig, en zij konden al den brandoffers de huid niet aftrekken; daarom hielpen hen hun broederen, de Levieten, totdat het werk geëindigd was en totdat de andere priesters zich geheiligd hadden, want de Levieten waren rechter van hart om zich te heiligen dan de priesters. |
|
7 En de zonen van Aäron, den priester, zullen 15vuur maken op het altaar, en zullen het hout op het vuur schikken. |
| 15 Hebr. vuur geven, te weten van het vuur hetwelk van den hemel vallen zou, als men eerst op dit altaar zou offeren, Lev. 9:24, en daarom geduriglijk bewaard moest worden. Zie Lev. 6:12. |
| Lev. 9:24 Want een vuur ging uit van het aangezicht des HEEREN en verteerde op het altaar het brandoffer en het vet. Als het ganse volk dit zag, zo juichten zij, en vielen op hun aangezichten. Lev. 6:12 Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden; maar de priester zal daar elken morgen hout aansteken, en zal daarop het brandoffer schikken en het vet der dankoffers daarop aansteken. |
|
8 Ook zullen de zonen van Aäron, de priesters, de stukken, het hoofd en 16het smeer schikken op het hout dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is. |
| 16 Anders: ingewand; anders: romp, waarvan het hoofd en de schenkels af zijn, en het ingewand uitgedaan. |
|
9 Doch zijn 17ingewand en zijn schenkels zal men met water wassen; en de priester zal dat alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een 18vuuroffer 19tot een lieflijken reuk den HEERE. |
| 17 Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk het naaste van enig ding, hetwelk is het binnenste of het midden daarvan; zodanig is het ingewand der beesten. |
| 18 Dat is, dat van het vuur gans verteerd en verslonden moest worden. Zie Ex. 29:18. Zodanig was het brandoffer. |
| Ex. 29:18 Alzo zult gij den gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den HEERE, tot een lieflijken reuk, het is een vuuroffer den HEERE. |
| 19 Dat is, den HEERE zeer aangenaam en welgevallig, en waarmede Hij wel tevreden is. Hetwelk van de offeranden der beesten gezegd wordt, ten aanzien niet van henzelven, maar van de offerande van Christus, die zij betekenden, Dewelke eigenlijk het Slachtoffer is, Gode tot een welriekenden reuk, Ef. 5:2. Zie ook Gen. 8 op vers 21. |
| Ef. 5:2 En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer Gode, tot een welriekenden reuk. Gen. 8:21 (kt.) En de HEERE rook dien lieflijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil, want het gedichtsel van des mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb. |
|
10 En indien zijn offerande is van kleinvee, van schapen of van geiten ten brandoffer, zal hij een volkomen mannetje offeren. |
11 En 20hij zal dat slachten aan de zijde van het altaar 21noordwaarts, 22voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen zijn bloed rondom op het altaar sprengen. |
| 20 De priester, als vers 5. |
| vers 5 Daarna zal hij het jonge rund slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed offeren en dat bloed sprengen rondom dat altaar hetwelk voor de deur van de tent der samenkomst is. |
| 21 Dat is, in het voorhof ter rechterzijde van het altaar des brandoffers, alzo men kwam in de tent der samenkomst. |
| 22 Zie op vers 3. |
| vers 3 (kt.) Indien zijn offerande een brandoffer van runderen is, zo zal hij een volkomen mannetje offeren; aan de deur van de tent der samenkomst zal hij dat offeren, naar zijn welgevallen, voor het aangezicht des HEEREN. |
|
12 Daarna zal hij het in zijn stukken delen, mitsgaders zijn hoofd en zijn smeer; en de priester zal die schikken op het hout dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is. |
13 Doch het ingewand en de schenkels zal men met water wassen; en de priester zal dat alles offeren en aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer tot een lieflijken reuk den HEERE. |
14 En indien zijn offerande voor den HEERE een brandoffer van gevogelte is, zo zal hij zijn offerande van tortelduiven of van 23jonge duiven offeren. |
| 23 Hebr. zonen der duif. Alzo Lev. 12:6. Alzo wordt ook genoemd een jonge os de zoon van een rund, Gen. 18:7 en boven, vers 5, een jonge ezel de zoon ener ezelin, Gen. 49:11, een jonge eenhoorn de zoon der eenhoorns, Ps. 29:6. |
| Lev. 12:6 En als de dagen harer reiniging voor den zoon of voor de dochter vervuld zullen zijn, zo zal zij een eenjarig lam ten brandoffer en een jonge duif of tortelduif ten zondoffer brengen, voor de deur van de tent der samenkomst, tot den priester. Gen. 18:7 En Abraham liep tot de runderen, en hij nam een kalf, teder en goed, en hij gaf het aan den knecht, die haastte om dat toe te maken. vers 5 Daarna zal hij het jonge rund slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed offeren en dat bloed sprengen rondom dat altaar hetwelk voor de deur van de tent der samenkomst is. Gen. 49:11 Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok en het veulen zijner ezelin aan den edelsten wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn en zijn mantel in wijndruivenbloed. Ps. 29:6 En Hij doet ze huppelen als een kalf, den Libanon en Sirjon als een jongen eenhoorn. |
|
15 En de priester zal 24die tot het altaar brengen en deszelfs hoofd 25met zijn nagel splijten en op het altaar aansteken; en zijn bloed zal aan den wand des altaars uitgeduwd worden. |
| 24 Te weten offerande van gevogelte, als vers 17. |
| vers 17 Verder zal hij die met zijn vleugelen klieven, niet afscheiden; en de priester zal die aansteken op het altaar, op het hout dat op het vuur is; het is een brandoffer, een vuuroffer tot een lieflijken reuk den HEERE. |
| 25 Of: omdraaien, omwringen, afwringen. |
|
16 En zijn krop met zijn 26vederen zal hij wegdoen, en zal het werpen bij het altaar, 27oostwaarts, 28aan de plaats van de as. |
| 26 Anders: drek, vuiligheid, te weten, die in de krop en de darmen is. |
| 27 Dat is, tot eerbied jegens de Goddelijke majesteit, zeer ver van de ark des verbonds, die westwaarts was, in het heilige der heiligen. |
| 28 In dewelke de as der offeranden eerst gedragen werd, om daarna met andere vuiligheid buiten het leger gevoerd te worden. Zie Lev. 4:12; 6:10, 11; 8:17. |
| Lev. 4:12 En dien gehelen var zal hij tot buiten het leger uitvoeren, aan een reine plaats, waar men de as uitstort, en zal hem met vuur op het hout verbranden; bij de uitgegoten as zal hij verbrand worden. Lev. 6:10 En de priester zal zijn linnen kleed aantrekken en de linnen onderbroek over zijn vlees aantrekken, en zal de as opnemen, als het vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd hebben, en zal die bij het altaar leggen. Lev. 6:11 Daarna zal hij zijn klederen uittrekken en zal andere klederen aandoen, en zal de as tot buiten het leger uitdragen aan een reine plaats. Lev. 8:17 Maar den var met zijn huid en zijn vlees en zijn mest heeft hij buiten het leger met vuur verbrand, gelijk als de HEERE Mozes geboden had. |
|
17 Verder zal hij 29die 30met zijn vleugelen klieven, 31niet afscheiden; en de priester zal die aansteken op het altaar, op het hout dat op het vuur is; het is een brandoffer, een vuuroffer tot een lieflijken reuk den HEERE. |
| 29 Te weten offerande, als vers 15. |
| vers 15 En de priester zal die tot het altaar brengen en deszelfs hoofd met zijn nagel splijten en op het altaar aansteken; en zijn bloed zal aan den wand des altaars uitgeduwd worden. |
| 30 Of: tussen zijn vleugelen. |
| 31 Dat is, niet ontleden, noch in stukken verdelen, gelijk men de andere beesten deed, maar men moest de vogels alleen in het midden tussen de vleugelen klieven. |