Statenvertaling.nl

sample header image

Hosea 14 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Hosea 14

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Israël wordt vermaand tot ware bekering, en geleerd hoe zij die betuigen zullen, vs. 1, enz. Met schone beloften van de toekomstige genade en zegeningen onder den Messias, 4. Vermaning tot vlijtig opmerken, betrachten en nakomen van deze en alle Goddelijke leringen, 10.
 
Oproep tot bekering
1 SAMARÍA1 zal woest worden, want zij is wederspannig geweest tegen haar God; 2zij zullen door het zwaard vallen, hun 3kinderkens zullen averpletterd en 4hun zwangere vrouwen zullen 5opengesneden worden.
1 Zo de hoofdstad als het omliggende land. Zie 1 Kon. 13 op vers 32; 16 op vers 24. Dit vers behoort nog tot het voorgaande hoofdstuk. Zie de vervulling dezer profetie, 2 Kon. 17:5, 6, enz. verwijsteksten
2 De inwoners.
3 Zie van het Hebreeuwse woord Ps. 8 op vers 3. verwijsteksten
a Hos. 10:14. verwijsteksten
4 Van Samaria.
5 Vgl. Hos. 13:8. verwijsteksten
 
2 bBekeer u, o Israël, tot den HEERE uw God 6toe; want gij zijt 7gevallen om uw ongerechtigheid.
b Hos. 12:7. verwijsteksten
6 Zie van deze manier van spreken, zich tot God toe bekeren, Joël 2 op vers 12. verwijsteksten
7 Vgl. Hos. 4:5; 5:5. verwijsteksten
 
3 Neemt deze 8woorden met u, en bekeert u tot den HEERE; zegt tot Hem: 9Neem weg alle ongerechtigheid, en 10geef het 11goede, zo zullen wij 12betalen de 13varren onzer clippen.
8 Versta de belijdenis uwer zonden met vurige en gelovige gebeden om genade en oprechte beloften van dankbaarheid, waarvan het voorschrift volgt.
9 Dat is: Vergeef, reken niet toe. Zie Ps. 25 op vers 18; 32 op vers 1. verwijsteksten
10 Hebr. neem, dat is, neem en geef, neem om ons te geven of onder ons uit te delen, breng aan. Zie Gen. 12 op vers 15; 24 op vers 22. Ps. 68 op vers 19. Anders: ontvang ons goediglijk, of: neem het goede aan, dat is, zie aan of ontvang genadiglijk onze bekering en goede werken, die wij als wedergeboren kinderen doen. verwijsteksten
11 Dat is, allerlei geestelijken en lichamelijken zegen, of goeddaden, weldaden. Zie Matth. 7:11, vergeleken met Luk. 11:13. verwijsteksten
12 Voor Uw onverdiende genade zullen wij U bewijzen onze schuldige dankbaarheid.
13 Of aldus: varren (te weten de varren of jonge ossen) onzer lippen. Anders: varren met onze lippen, alsof zij zeiden: Wij weten wel, dat Gij met het slachten en offeren der beesten niet tevreden zijt, daarom zullen wij U offeren de geestelijke offeranden van lof en dankzegging. Zie Ps. 50:14; 69:31, 32; 116:12, 13. Hebr. 13:15, enz. verwijsteksten
c Hebr. 13:15. verwijsteksten
 
4 14Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet 15rijden op 16paarden, en tot het 17werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze 18god. 19Immers zal een 20wees bij U ontfermd worden.
14 Wij zullen ons heil en onze welvaart niet meer bij mensen of buiten U zoeken, want zulks is ijdelheid, ja, ons verderf. Zie Hos. 12:2, enz. verwijsteksten
15 Wij zullen ons vertrouwen niet meer stellen op menselijke middelen, niet meer hier en daar reizen om verbond en hulp. Vgl. Hos. 5:13; 7:11; 12:2. verwijsteksten
16 Hebr. paard.
17 De afgodische beelden. Zie Hos. 13:1, 2, enz. verwijsteksten
18 Of: goden.
19 Alzo wordt het Hebreeuwse woordje ook gebruikt 1 Sam. 15:20. Anders: Want toch, of: Dat toch, enz., biddenderwijze. verwijsteksten
20 Een zeer beweeglijk besluit van dit boetvaardige en gelovige gebed, waarmede zij bekennen, dat er voor hen nergens enig heil is dan bij God alleen, naardien zij op aarde (als een weeskind) van alle menselijke hulp verlaten zijn, en vertrouwen dat God zulke weesjes, tot Hem om genade schreiende, niet zal verstoten. Vgl. Ps. 10:14; 68:6; 146:9. Klgld. 5:3. Joh. 14:18. verwijsteksten
 
5 21Ik zal hunlieder afkering 22genezen, Ik zal hen 23vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van 24hem gekeerd.
21 Een zeer lieflijk en Vaderlijk antwoord en belofte Gods op het voorgaande boetvaardige gebed.
22 Vergevende al hun kwaad, en gevende Mijn goed, als zij begeerd hebben, vers 3. Zie Ps. 30 op vers 3. verwijsteksten
23 Of: mildelijk, uit goeder harte (als men zegt). Vgl. Deut. 30:9. Jer. 32:41, 42. Joh. 16:26, 27, en zie van het Hebreeuwse woord Lev. 7 op vers 16. Job 12 op vers 21. verwijsteksten
24 Namelijk Israël, die terstond in het volgende vers genoemd wordt en vers 2. verwijsteksten
 
6 25Ik zal Israël zijn als de dauw, hij zal bloeien als de lelie; en hij zal zijn wortelen uitslaan als de 26Libanon.
25 Deze beloften, afbeeldende door zeer schone gelijkenissen de genade van Jezus Christus en den overvloed van de gaven des Heiligen Geestes, behoren alle tot het nieuwe genadeverbond, gegrond in den Messias, onze Heere Jezus Christus, in Welken alle beloften ja en amen zijn, 2 Kor. 1:20, toebehorende aan het ganse Israël, dat is, aan de ganse kerk der gelovige Israëlieten en heidenen. Vgl. Hos. 13 op vers 14. verwijsteksten
26 Dat is, de bomen die op den Libanon staan (alzo vers 7), alwaar de welriekende wierook wast, waarvan men houdt dat deze berg zijn naam heeft; want lebona heet wierook, en deze berg heet in het Hebreeuws Lebanon. verwijsteksten
 
7 Zijn scheuten zullen zich 27uitspreiden, en 28zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms; en hij zal een reuk hebben als de Libanon.
27 Hebr. gaan.
28 Vgl. Jes. 60:13. Jer. 11:16. Ez. 31:3, 7, 8, 9. verwijsteksten
 
8 29Zij zullen wederkeren, zittende onder 30zijn schaduw; zij zullen ten 31leven voortbrengen als koren, en bloeien als de wijnstok; 32zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon.
29 De ware Israëlieten zullen zich bekeren, waartoe zij vermaand zijn vers 2. Anders: Zij zullen wederom zitten. verwijsteksten
30 Onder des Heeren Vaderlijke beschutting zich verkwikkende en zeker zijnde. Zie Ruth 2 op vers 12. Ps. 91:1. verwijsteksten
31 Dat is, vruchtbaar zijn en vermenigvuldigen; versta dit inzonderheid van de geestelijke vruchten, die zij als nieuwe en wedergeboren mensen zullen voortbrengen, en anderen, bij middel van leren en stichten, doen voortbrengen door de kracht van den Heiligen Geest, Die ons levend maakt ten goede. Vgl. Ps. 72:16, en zie de aant. aldaar. verwijsteksten
32 De gedachtenis, dat is, naam, faam, gerucht, van het bekeerde Israël zal zo aangenaam en welriekende zijn als de edelste wijn van Libanon. Anders: zijn welriekendheid of reuk, omdat het Hebreeuwse woord betekenende gedachtenis, somtijds schijnt voor reuk genomen te worden, gelijk een lieflijk reukwerk iemand doet gedenken. Zie Jes. 66:3. Insgelijks Lev. 2:2, 9. Num. 5:26. Ps. 20:4, met de aantt. Sommigen duiden het op de gedachtenis Gods, die zeer lieflijk en aangenaam zal zijn bij den gelovige vanwege Zijn overgrote genade. verwijsteksten
 
9 33Efraïm, 34wat heb Ik meer met de afgoden te doen? Ik heb hem 35verhoord en zal op hem 36zien, Ik zal hem zijn als een groenende 37dennenboom; uw 38vrucht is uit Mij gevonden.
33 Dit kan men nemen als woorden van God, Die Zich bijzonder laat welgevallen (als iemand die verblijd is), dat Efraïm alle afgoderij verworpen heeft en Hem daarmede niet meer lastig valt of omsingelt, als tevoren. Zie Hos. 12:1, enz. Of men kan het nemen voor woorden van den bekeerden Efraïm, aldus: Efraïm zal zeggen, enz. verwijsteksten
34 Hebr. wat is Mij en den afgoden. Zie 2 Sam. 16 op vers 10, en van het woord afgoden Hos. 8 op vers 4. verwijsteksten
35 Dit schijnt te zien op het gebed vss. 3, 4. Anders: Ik zal hem verhoren, of: Ik verhoor en aanschouw of aanzie hem. verwijsteksten
36 Mijn ogen zullen steeds op hem zijn ten goede, Ik zal Mijn aangezicht voor hem niet verbergen, zie Jer. 24:6, gelijk Ik tevoren op hem loerde ten kwade, Hos. 13:7. Anders: Ik heb hem aangezien, te weten genadiglijk, of op hem gelet. verwijsteksten
37 Die zijn groenigheid of zijn loof (als de kruidbeschrijvers betuigen) den gansen winter door houdt, en met een lieflijke grote schaduw verkwikt; alzo (wil God zeggen) zal Ik hen verkwikken tegen de hitte van alle tegenspoeden en vervolgingen.
38 Waarvan Hos. 13:15. Dat is, door Mijn genadige en krachtige werking zult gij zeer vruchtbaar zijn ten goede, uw vrucht zal er gewis zijn. Zie Ps. 1:3, enz. Joh. 15:1, enz., en vgl. boven, vss. 6, 7, 8. En aangaande het woord gevonden, of niet gevonden worden, vgl. Micha 1:13. Zef. 3:13. Mal. 2:6. 1 Petr. 2:22. Insgelijks Num. 11 op vers 22. Ps. 46 op vers 2. verwijsteksten
 
10 39Wie is wijs? Die versta deze dingen. Wie is verstandig? Die 40bekenne ze. Want des HEEREN 41wegen zijn 42recht, en de rechtvaardigen zullen daarin 43wandelen, maar de 44overtreders zullen daarin vallen.
39 Een schoon besluit van deze profetie, en in het bijzonder van dit hoofdstuk en de voorgaande evangelische leringen en beloften. De zin is, dat de ware wijsheid hierin bestaat, en die wijs willen zijn, dat zij dit moeten verstaan en weten, en zich daarnaar richten; anders zullen zij dwaas zijn in al hun wijsheid. Zie 1 Kor. 1:18, 19, enz.; 2:2, enz., en aangaande deze manier van vragen vgl. Deut. 20:5, 6, 7, 8. Ps. 25:12; 34:13; 107:43. Anders klagenderwijze aldus: Wie is wijs, en verstaat deze dingen? Verstandig, en weet ze? Alsof de profeet zeide: Zeer weinig zijn er die deze wijsheid hebben. Vgl. Jer. 9:12. verwijsteksten
40 Of: wete ze.
41 Zijn lering en regering. Zie Gen. 18 op vers 19. Ps. 25 op vers 4. Insgelijks Deut. 32 op vers 4. Ps. 25 op vers 10. verwijsteksten
42 Vgl. Ps. 7:11; 19:9. verwijsteksten
43 Met genoegen, lust en vreugde. Zie Psalm 119. Matth. 11:30. 1 Joh. 5:3, enz. verwijsteksten
44 Of: afvalligen, zullen zich daaraan ergeren, stoten, sneuvelen en vervallen. Zie Jes. 8:14. Hos. 7:13. Luk. 2:34. 2 Kor. 2:16, enz. verwijsteksten

Einde Hosea 14