Statenvertaling.nl

sample header image

Daniël 5 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Daniël 5

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Belsazar in zijn goddelozen maaltijd den God Israëls bespottende, en misbruikende de vaten Zijns tempels, vs. 1, enz. Wordt wel dapper verward door een geschrift aan den wand, hetwelk zijn wijzen noch lezen noch verstaan konden, 5, enz. Daniël wordt, door raad der oude koningin, geroepen, 10, enz. Hij veracht des konings geschenken, en geeft hem een goede les, 17, 18, enz. Daarna leest Daniël het geschrift en wijst aan, dat het des konings ondergang beduidde, 24, enz. Die ook denzelfden nacht daarop gevolgd is, 30.
 
Het oordeel Gods over Bélsazar
1 DE koning 1Bélsazar 2maakte 3een groten maaltijd voor zijn 4duizend geweldigen, en hij dronk wijn 5voor die duizend.
1 Te weten de kleinzoon van Nebukadnezar den Grote, de zoon van Evil-Merodach. Van dien tijd af te rekenen, dat de Joden in de Babylonische gevangenis gebracht zijn, tot het einde van de Babylonische monarchie, hebben deze drie koningen te Babel geregeerd: Nebukadnezar de Grote, Evil-Merodach zijn zoon, en Belsazar, de zoon van Evil-Merodach. Zie en vergelijk hiermede 2 Kon. 25:27. Jer. 27:5, 6, 7. Doch anderen stellen na dezen Belsazar een Nabonidus, die van Daniël zou genoemd zijn Darius de Meder, Dan. 6:1, en het koninkrijk zou ontvangen hebben door die vrijwillige verkiezing der Babyloniërs, enz., waarvan de verstandige lezer kan oordelen en letten op Jer. 27:7, enz. Insgelijks onder, vers 28. Dan. 6:1, 29; 8:3, 20; 9:1; 10:1; 11:1, 2. verwijsteksten
2 Sommigen houden het daarvoor, dat deze maaltijd gehouden is gedurende de belegering der stad Babel door de Perzen, om te betonen dat hij den vijand, die toen voor Babel lag, weinig of niet achtte.
3 Chald. maakte veel of grote spijze of brood, als Pred. 10:19. verwijsteksten
4 Dat is, al de vorsten, prinsen, groten, treffelijken en voornaamste heren en officieren van zijn rijk, die velen in getal waren.
5 Dat is, in derzelver tegenwoordigheid. Vgl. Esth. 1:3. verwijsteksten
 
2 Als Bélsazar 6den wijn geproefd had, zeide hij 7dat men de gouden en zilveren vaten voorbrengen zou, die 8zijn vader Nebukadnézar uit den tempel die te Jeruzalem geweest was, weggevoerd had; opdat de koning en zijn geweldigen, zijn 9vrouwen en zijn bijwijven 10uit dezelve dronken.
6 Dat is, toen hij vrolijk geworden was van den wijn. Chald. in de proeve of smaak van den wijn.
7 Dit bestraft Daniël vers 23. Het schijnt wel, dat Nebukadnezar die geroofde vaten had doen opsluiten in zijn schatkamers, zonder dezelve te bezigen. Men leest ook nergens, dat Evil-Merodach dezelve gebruikt heeft; maar Belsazar doet dit, als God braverende. verwijsteksten
8 Dat is, zijn grootvader, en zo in het volgende. De oosterse volken noemen al de voorouders vaders; gelijk zij ook zonen noemen de kleinzonen of nakomelingen.
9 Of: bedgenoten. Enigen menen dat het Chaldeeuwse woord betekent koninklijke of vorstelijke vrouwen.
10 Chald. in dezelve dronken, te weten den wijn die in dezelve geschonken was. Alzo vers 3. verwijsteksten
 
3 Toen bracht men voor 11de gouden vaten 12die men uit den tempel van het huis Gods, die te Jeruzalem geweest was, 13weggevoerd had; en de koning en zijn geweldigen, zijn vrouwen en zijn bijwijven dronken daaruit.
11 Het kan wel zijn, dat er ook zilveren vaten gebracht zijn, maar dat de profeet hier alleen de schoonste en kostelijkste noemt.
12 Aldus snoeft deze koning, en is hoogmoedig op den kerkroof zijns vaders.
13 Zie de historie 2 Koningen 24; 25. verwijsteksten
 
4 14Zij dronken den wijn, en prezen 15de gouden en de zilveren, de koperen, de ijzeren, de houten en de stenen goden.
14 Hier wordt aangewezen, dat de overdaad in wijn deze afgodendienaars heeft verwekt den waren God te vergeten, ja, te lasteren, en hun valse goden te loven en te prijzen voor den roof uit het huis Gods, dien zij misbruikten.
15 Nooit zijn enige afgodendienaars onder de heidenen zo verblind geweest dat zij gemeend hebben, dat het wezen Gods uit goud, zilver, enz., was bestaande, maar zij hebben in de gedaante der beelden hun goden geëerd en aangebeden.
 
5 Te zelver ure kwamen er 16vingers van eens mensen hand 17voort, die schreven tegenover 18den kandelaar, 19op den kalk van den wand van het koninklijk paleis; en 20de koning zag het deel der hand die daar schreef.
16 Niet een gehele hand, maar vingers, of wat meer van de hand, vers 24. Het waren de vingeren Gods, die genoemd worden vingers van eens mensen hand, omdat zij in de ogen des konings waren als vingers van een mens, die genoegzaam waren om den koning en allen die dezelve zagen, verschrikt en verbaasd te maken. verwijsteksten
17 Te weten uit den muur, of uit den hemel wonderbaarlijk.
18 Die vermoedelijk gehangen heeft in het midden van de zaal of eetkamer waar deze grote maaltijd gehouden werd, welke te geloven is dat geduurd zou hebben tot diep in den nacht, had hem God niet verstoord.
19 Dat is, op den gewitten, gekalkten of gepleisterden wand.
20 Dit dient tot bevestiging van dit wonder. Had alleen iemand van de aanwezige personen dit gezien, die het den koning had te kennen gegeven, zo mocht hij aan de zekerheid van dit wonder getwijfeld hebben, denkende dat iemand heimelijk, of met kunst, dit aan den wand geschreven had; maar toen hij zelf de vingers zag gaan, zo had hij geen reden om te twijfelen; maar hij werd in zijn eigen consciëntie overtuigd, dat het een teken uit den hemel was, God hem verschrikkende, Dien hij tevoren gehoond had, vers 2. verwijsteksten
 
6 Toen veranderde zich 21de glans des konings, en zijn gedachten verschrikten hem, en de banden zijner lendenen 22werden los, en zijn knieën stieten 23tegen elkander aan;
21 Chald. de glansen. Hetwelk men kan verstaan van zijn helen glans. Vgl. Dan. 4:36. Alzo ook vss. 9, 10. De zin is, dat al de vreugd subiet in droefenis veranderde. De koning wist nog niet wat dit schrift beduidde, goed of kwaad. Maar zijn eigen consciëntie heeft hem betuigd, dat het de dreigende hand des Heeren was, vanwege zijn goddeloze leven, handel en wandel. verwijsteksten
22 Dat is, zijn kracht bezweek, of: werden losgemaakt, of: werden gelost, dat is, als anderen, men moest hem ontgorden, gelijk men die doet die bezwijmen of in flauwte en onmacht vallen.
23 Chald. deze aan dien, dat is, de een aan den ander, te weten uit schrik en vrees.
 
7 Zodat de koning 24met kracht riep dat men 25de sterrenkijkers, de Chaldeeën en de waarzeggers inbrengen zou; en de koning 26antwoordde en zeide tot de wijzen van Babel: Alle man die dit schrift lezen en deszelfs uitlegging mij te kennen zal geven, die zal 27met purper gekleed worden, met een gouden 28keten om zijn hals, en 29hij zal de derde heerser 30in dit koninkrijk zijn.
24 Of: met macht, dat is, overluid, dat het alle man bescheidenlijk hoorde. Het betaamde wel de waardigheid van den koninklijken persoon niet, aan de tafel luide te roepen; maar hiermede wordt aangewezen de bangheid en schrik die den koning omvangen had.
25 Versta onder deze drie soorten ook die allen die genoemd staan Dan. 1:20; 2:2, 27. Zie aldaar. Daniël was in vergetelheid gesteld, onaangezien hij enige jaren hiertevoren den grootvader van dezen koning zijn droom had uitgelegd, Daniël 2. verwijsteksten
26 Dat is, ving aan te spreken, als elders meer.
27 Dit is zoveel te zeggen, als dat de koning dien die dit schrift kon lezen en uitleggen, zou rekenen of stellen onder het getal zijner vorsten en der groten van zijn rijk; want eertijds droegen de vorsten en de statelijksten aan de hoven der koningen zodanige klederen, zij en geen andere personen.
28 Anders: gouden halsbanden, of gouden ketens, want de Chaldeeuwse tekst wordt verscheidenlijk gelezen.
29 Anders: hij zal over het derde deel van het koninkrijk heersen. Alzo vss. 16, 29. Dan. 6:2. verwijsteksten
30 Te weten in het koninkrijk van Babel.
 
8 Toen kwamen al de wijzen des konings in, maar 31zij konden dit schrift niet lezen, noch den koning deszelfs uitlegging bekendmaken.
31 God heeft hun ogen en verstand verblind, want het was in het Chaldeeuws, dat is, in hun moedertaal geschreven, als blijkt vers 25, enz. Vgl. hiermede Jes. 29:10. 2 Kor. 3:14. Al hadden zij dit schrift kunnen lezen, ja, al hadden zij het duizendmaal gelezen en herlezen, zo zouden zij den zin daarvan niet verstaan hebben. verwijsteksten
 
9 Toen verschrikte de koning Bélsazar zeer, en 32zijn glans werd aan hem veranderd, en 33zijn geweldigen werden verbaasd.
32 Zie vers 6. verwijsteksten
33 Omdat dezen mede schuld hadden aan verscheidene zonden van den koning, daarom moesten zij ook de straf mede dragen. Ook heeft God de Heere gewild, dat hun dit mede aan het hart zou treffen, opdat door dezelve dit wonder in alle koninkrijken en landen zou verkondigd worden.
 
10 34Om deze woorden des konings en zijner geweldigen ging 35de koningin in het huis des maaltijds. De koningin sprak en zeide: 36O koning, leef in eeuwigheid; laat u uw gedachten niet verschrikken en uw glans niet veranderd worden.
34 Dat is, toen zij gehoord had de woorden des konings en der vorsten, en hetgeen dat daar geschied was.
35 Niet de huisvrouw van den koning Belsazar (want vss. 2, 3 staat, dat zijn vrouwen mede op den maaltijd gekomen waren), daarom moet men dit verstaan van de nagelaten weduwe van den koning Nebukadnezar, de grootmoeder van Belsazar, of zijn moeder. verwijsteksten
36 Anders: De koning leve in eeuwigheid. Chald. in eeuwigheden. Van deze manier van groeten zie Dan. 2:4; 3:9. verwijsteksten
 
11 Er is een man in uw koninkrijk, in wien de geest der heilige goden is; want ain de dagen 37uws vaders is bij hem gevonden 38licht en verstand en wijsheid, 39gelijk de wijsheid der goden is; daarom 40stelde hem de koning Nebukadnézar, uw vader, tot 41een overste der tovenaars, der sterrenkijkers, der Chaldeeën en der waarzeggers; 42uw vader, o koning;
a Dan. 2:47, 48. verwijsteksten
37 Dat is, uws grootvaders. Zie vers 2. verwijsteksten
38 Of: verlichting, dat is, wijsheid, kennis, wetenschap om verborgen dingen te openbaren.
39 Dat is, meer dan menselijke wijsheid, zodanige namelijk, die met der goden wijsheid te vergelijken is.
40 Zie Dan. 2:48. verwijsteksten
41 Zie Dan. 4:9. verwijsteksten
42 Dit diende tot vermeerdering van Daniëls autoriteit, want Nebukadnezar is geacht geweest te zijn een wijs en zeer verstandig man.
 
12 Omdat een voortreffelijke geest en wetenschap en verstand van een die dromen uitlegt, en der aanwijzing van raadselen, en van een 43die knopen ontbindt, gevonden werd in hem, in Daniël, dien de koning den naam Béltsazar 44gaf. Laat nu Daniël geroepen worden; die zal de uitlegging te kennen geven.
43 Dat is, die ingewikkelde en verwarde dingen ontknoopt, of die zware en moeilijke kwesties, die met banden der donkerheid als vast toegeknoopt zijn, kan beantwoorden en uitleggen. Zie Dan. 4:9. Sommigen zetten het begin van dit vers aldus over: Omdat een voortreffelijke geest, met wetenschap en verstand, die (te weten geest) dromen en aanwijzing (of voorstelling) van raadselen uitlegt, en die knopen ontbindt, enz., of: dromen uitleggende, en raadselen aanwijzende, enz. verwijsteksten
44 Chald. stelde.
 
13 Toen werd Daniël voor den koning ingebracht. De koning 45antwoordde en zeide tot Daniël: 46Zijt gij die Daniël, een uit de gevankelijk weggevoerden van Juda, die de koning, 47mijn vader, uit Juda gebracht heeft?
45 Dat is, hief aan te spreken, en alzo elders meer.
46 Dit vraagt de koning met verwondering. Hij kent Daniël niet, die nochtans van zijn grootvader gesteld was tot een heerser over de ganse provincie van Babel, Dan. 2:48, maar daarna schijnt van Belsazar teruggesteld en vergeten te zijn, zodat deze koning hem niet kent. Het kan wel wezen, dat enige staatzuchtigen hem uit alle bedieningen te stoten gearbeid hebben, en dat hij niet veel tegenweer gedaan heeft om daarin te blijven, wetende hoe besmettelijk der koningen hoven zijn. verwijsteksten
47 Dat is, mijn grootvader Nebukadnezar.
 
14 48Ik heb toch van u gehoord dat de geest der goden in u is, en dat er licht en verstand en voortreffelijke wijsheid in u gevonden wordt.
48 Hij had wel wat van Daniël horen spreken, maar tot nog toe had hij het niet geacht, maar nu in den nood wordt Daniël gezocht, om raad en troost te geven.
 
15 Nu, zo zijn voor mij ingebracht de wijzen en de sterrenkijkers, om dit schrift te lezen en deszelfs uitlegging mij bekend te maken; maar 49zij kunnen de uitlegging 50dezer woorden niet te kennen geven.
49 Te weten de wijzen en sterrenkijkers. Ook kon de koning noch zijn vorsten het lezen. Zie wijders op vers 8. Maar Daniël heeft het gelezen door het ingeven van God, Die gewild heeft dat Daniël, dien men als vergeten had, nu hierdoor wederom in kennis zou komen. verwijsteksten
50 Chald. van dat woord. Alzo vers 26. verwijsteksten
 
16 Doch van u heb ik gehoord dat gij uitleggingen kunt 51geven en knopen ontbinden; nu, indien gij dit schrift zult kunnen lezen en zijn uitlegging mij bekendmaken, 52gij zult met purper bekleed worden, met een gouden keten om uw hals, en gij zult de derde heerser in dit koninkrijk zijn.
51 Chald. uitleggen.
52 De koning belooft grote dingen, weinig wetende hoe nabij zijn ondergang was, en tot hem mocht gesproken worden, als tot dien dwaas: Dezen nacht zal uw ziel van u genomen worden, Luk. 12:20. verwijsteksten
 
17 Toen antwoordde Daniël en zeide voor den koning: 53Heb uw gaven voor uzelven, en geef uw vereringen aan een ander; ik zal nochtans het schrift voor den koning lezen en de uitlegging zal ik hem bekendmaken.
53 Aldus spreekt Daniël, opdat hij niet schijne uit eer- of geldgierigheid te profeteren; hoogheden, rijkdommen en andere vergankelijke dingen, waarnaar de wereldse mensen gemeenlijk zozeer dorsten, konden dezen heiligen man niet zeer vermaken. Zie een gelijk voorbeeld in Elisa, 2 Kon. 5:16. verwijsteksten
 
18 54Wat u aangaat, o koning, de allerhoogste God heeft 55uw vader Nebukadnézar het koninkrijk en 56grootheid en 57eer en heerlijkheid gegeven;
54 Eer Daniël het schrift leest en uitlegt, zo geeft hij den koning te kennen, waarom God hem dit teken van de schrijvende vingers vertoond had, namelijk om hem zijn ondankbaarheid en zijn godslasterlijke kerkroverij indachtig te maken.
55 Dat is, grootvader, want Evil-Merodach was Belsazars vader.
56 Of, zo men nu spreekt: magnificentie.
57 Of: heerlijkheid en sierlijkheid.
 
19 En vanwege de grootheid die Hij hem gegeven had, beefden en sidderden alle volken, natiën en tongen 58voor hem; dien hij wilde doodde hij, en dien hij wilde behield hij in het leven, en dien hij wilde verhoogde hij, en dien hij wilde vernederde hij.
58 Chald. van voor hem.
 
20 Maar 59toen zich zijn hart verhief en zijn geest verstijfd werd ter hovaardij, 60werd hij van den troon zijns koninkrijks afgestoten en men nam de eer van hem weg.
59 Of: toen zijn hart verheven werd.
60 Zie Job 12 op vers 18. Daniël repeteert hier die gedenkwaardige historie, om den koning indachtig te maken zijn traagheid en vergeetachtigheid in het gedenken van dat grote wonderwerk hetwelk de Heere aan Nebukadnezar, zijn grootvader, bewezen had. verwijsteksten
 
21 bEn 61hij werd van de kinderen der mensen verstoten, en 62zijn hart werd den beesten gelijkgemaakt, en 63zijn woning was bij de woudezels; 64men gaf hem gras te smaken gelijk den ossen, en zijn lichaam werd van den dauw des hemels natgemaakt, totdat hij bekende dat God, de Allerhoogste, Heerser is over de koninkrijken der mensen en over dezelve stelt wien Hij wil.
b Dan. 4:25. verwijsteksten
61 Zie Dan. 4:25. verwijsteksten
62 Anders: hij stelde zijn hart met de beesten, dat is, hij is een tijdlang zonder kennis en zonder verstand geweest; verstaande dat Hij, te weten de Heere, des konings hart den beesten heeft gelijkmatig gemaakt.
63 Hij die tevoren zijn hof gehouden had in de beroemdste stad en in het schoonste paleis der wereld, moet nu met de beesten verkeren.
64 De zin is, dat hij gras at.
 
22 En gij, Bélsazar, zijn 65zoon, hebt uw hart niet vernederd, 66alhoewel gij dit alles wel geweten hebt.
65 Dat is, kleinzoon. Het schijnt dat Evil-Merodach, Belsazars vader, een vromer heer geweest is, en dat hij het wonderwerk, aan Nebukadnezar geschied, wel ter harte heeft genomen. Vgl. 2 Kon. 25:27, 28. verwijsteksten
66 En derhalve hetgeen hem wedervaren is, wel had behoren ter harte te nemen.
 
23 Maar gij hebt u verheven tegen den Heere des hemels, en men heeft de vaten 67van Zijn huis voor u gebracht, en gij en uw geweldigen, uw vrouwen en uw bijwijven hebben wijn uit dezelve gedronken, en de goden van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, 68die niet zien noch horen 69noch weten, hebt gij geprezen; maar dien God, 70in Wiens hand 71uw adem is, en bij Wien 72al uw paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt.
67 Dat is, van Zijn tempel.
68 Vgl. Ps. 115:5, enz.; 135:15, enz. verwijsteksten
69 Of: noch verstaan.
70 Dat is, Die u het leven heeft gegeven, en zo lang laat behouden als het Hem belieft.
71 Of: uw ziel, dat is, uw leven.
72 Dat is, al uw voornemen, al uw werken en daden, zonder Wien gij niets kunt uitrichten.
 
24 73Toen is dat deel der hand 74van Hem gezonden, en dit schrift getekend geworden.
73 Te weten, toen nu uw hovaardij tegen God op het hoogste gekomen was, en uw trotsheid tegen de mensen onverdraaglijk geworden was, en gij nu de maat uwer zonden tot boven toe hadt vervuld.
74 Chald. van voor Hem, te weten van God, het is geen gespook, noch hersenschim, maar de hand Gods.
 
25 Dit nu is het schrift dat daar getekend is: 75MENÉ, MENÉ, TEKEL, UPHARSIN.
75 Dat is, Hij heeft geteld, Hij heeft geteld; Hij heeft opgewogen, en zij verdelen het. Anders: hij is geteld, hij is geteld; hij is opgewogen, en zij verdelen, te weten hem, dat is, hij wordt verdeeld, of hij is verdeeld. Anders: telt, telt, weegt op, en zij verdelen. Het woord mene staat er tweemaal, tot meerdere vastigheid en verzekering van de dreigementen Gods.
 
26 Dit is de uitlegging dezer woorden: MENÉ, God heeft uw koninkrijk geteld, en 76Hij heeft het voleind.
76 Te weten alzo, dat nu de dagen van uw koninkrijk voorzeker een einde nemen. En nu is de dag verschenen in welken gij rekenschap van uw doen en laten zult moeten geven. Anders: en Hij heeft het overgegeven, te weten uw koninkrijk, aan de Perzen en Meden.
 
27 77TEKEL, gij zijt in weegschalen gewogen, en 78gij zijt te licht gevonden.
77 Tekel is maar te zeggen: Hij heeft opgewogen, de andere woorden voegt er de profeet bij, tot bredere verklaring van het woord tekel. De zin is: Gelijk de geldhandelaars hun schalen en gewichten hebben, om te proeven of het geld zijn behoorlijke gewicht heeft, alzo heeft ook God u gewogen in Zijn Goddelijke weegschaal, en gij zijt te licht bevonden. Aangaande deze gelijkenis zie Ps. 62:10. verwijsteksten
78 Dat is, gij zijt bevonden te zijn als een penning die te licht is en derhalve niet ontvangbaar. Anders: gij zijt gebrekkelijk bevonden, te weten in uw volle gewicht, dat is, gij hebt u niet gedragen naar vereis van uw koninklijke ambt en waardigheid.
 
28 79PERES, uw koninkrijk is verdeeld, en het is den Meden en den Perzen gegeven.
79 Aan den wand stond upharsin, dat is, en zij verdelen het. Zij, te weten de Meden en Perzen, als dienaren Gods in deze verdeling. Maar hier stelt de profeet peres, dat is, Hij verdeelt. Hij, te weten God. En de zin is: Het koninkrijk is van u genomen en aan anderen gegeven, te weten den Meden en den Perzen.
 
29 Toen beval Bélsazar, 80en zij bekleedden Daniël met purper, met een gouden keten om zijn hals, en zij riepen overluid 81van hem 82dat hij de derde heerser in dat koninkrijk was.
80 De koning heeft aldus willen betonen en doen blijken, niet alleen dat hij zijn belofte wilde houden, vers 16, maar ook betonen dat hij onverschrokken was. verwijsteksten
81 Of: over, voor hem.
82 Het is vermoedelijk, dat wel Daniël ongaarne dezen zwaren last op zich genomen heeft, nochtans heeft hij het gedaan, om door dat middel zijn ellendigen landslieden te mogen behulpzaam zijn, in de aanstaande verandering der monarchie.
 
30 83In dienzelven nacht werd Bélsazar, der Chaldeeën koning, 84gedood.
83 Vgl. Ps. 37:9, 10, 35, enz. Jes. 21:9; 47:11. Jer. 25:12, enz.; 51:39. verwijsteksten
84 Te weten van Gobrya en Gadata, of van de soldaten van Cyrus, van deze twee heren daartoe aangevoerd zijnde, toen Babel werd ingenomen. Vgl. Jes. 21:5. Jer. 51:39. Doch anderen menen dat hij gedood is door een heimelijke verbintenis van zijn groten, van welke een, alhier Darius genaamd, koning gemaakt is, en dat bij diens tijd Babylon van Cyrus is ingenomen geweest. Zie op vers 1. verwijsteksten

Einde Daniël 5