Statenvertaling.nl

sample header image

Ezechiël 45 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Ezechiël 45

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

1 ALS gijlieden nu het land zult doen vallen in erfenis, zo zult gij een hefoffer den HEERE offeren, tot een heilige plaats, van het land; de lengte zal zijn de lengte van vijf en twintig duizend meetrieten en de breedte tienduizend; dat zal in zijn gehele grens rondom heilig zijn.
2 Hiervan zullen tot het heiligdom zijn vijfhonderd met vijfhonderd, vierkant rondom; en het zal vijftig ellen hebben tot een buitenruim rondom.
3 Alzo zult gij meten van deze maat, de lengte van vijf en twintig duizend en de breedte van tienduizend; en daarin zal het heiligdom zijn met het heilige der heiligen.
4 Dat zal een heilige plaats zijn van het land; zij zal zijn voor de priesters die het heiligdom bedienen, die naderen om den HEERE te dienen; en het zal hun een plaats zijn tot huizen, en een heilige plaats voor het heiligdom.
5 Voorts zullen de Levieten, de dienaars des huizes, ook de lengte hebben van vijf en twintig duizend en de breedte van tienduizend, hunlieden tot een bezitting, voor twintig kamers.
6 En tot bezitting van de stad zult gij geven de breedte van vijfduizend, en de lengte van vijf en twintig duizend, tegenover het heilig hefoffer; voor het ganse huis Israëls zal het zijn.
7 De vorst nu zal zijn deel hebben van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers en der bezitting der stad, vóór aan het heilig hefoffer en vóór aan de bezitting der stad; van den westerhoek westwaarts, en van den oosterhoek oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens tot de oostergrens toe.
8 Dit land aangaande, het zal hem tot een bezitting zijn in Israël; en Mijn vorsten zullen Mijn volk niet meer verdrukken, maar het huis Israëls het land laten, naar hun stammen.
9 Alzo zegt de Heere HEERE: Het is te veel voor u, gij vorsten Israëls; doet geweld en verstoring weg, en doet recht en gerechtigheid; neemt uw uitstotingen op van Mijn volk, spreekt de Heere HEERE.
10 Een rechte waag en een rechte efa en een rechten bath zult gijlieden hebben.
11 Een efa en een bath zullen van enerlei maat zijn, dat een bath het tiende deel van een homer houde; ook een efa het tiende deel van een homer; de maat daarvan zal zijn naar den homer.
12 En de sikkel zal zijn van twintig gera; twintig sikkelen, vijf en twintig sikkelen en vijftien sikkelen zal ulieden een pond zijn.
13 Dit is het hefoffer dat gijlieden offeren zult: het zesde deel van een efa van een homer tarwe; ook zult gij het zesde deel van een efa geven van een homer gerst.
14 Aangaande de inzetting van olie, van een bath olie; gij zult offeren het tiende deel van een bath uit een kor, hetwelk is een homer van tien bath, want tien bath zijn een homer.
15 Voorts één lam uit de kudde, uit de tweehonderd, uit het waterrijke land van Israël, tot spijsoffer en tot brandoffer en tot dankoffers, om verzoening over hen te doen, spreekt de Heere HEERE.
16 Al het volk des lands zal in dit hefoffer zijn, voor den vorst in Israël.
17 En het zal den vorst opliggen te offeren de brandoffers en het spijsoffer en het drankoffer, op de feesten en op de nieuwe maanden en op de sabbatten, op alle gezette hoogtijden van het huis Israëls; hij zal het zondoffer en het spijsoffer en het brandoffer en de dankoffers doen, om verzoening te doen voor het huis Israëls.
18 Alzo zegt de Heere HEERE: In de eerste maand, op den eerste der maand, zult gij een volkomen var, een jong rund, nemen, en gij zult het heiligdom ontzondigen.
19 En de priester zal van het bloed des zondoffers nemen en het doen aan de posten des huizes en aan de vier hoeken van het afzetsel des altaars, en aan de posten der poort van het binnenste voorhof.
20 Alzo zult gij ook doen op den zevende in die maand, vanwege den afdwalende en vanwege den slechte; alzo zult gijlieden het huis verzoenen.
21 In de eerste maand, op den veertienden dag der maand, zal ulieden het pascha zijn; een feest van zeven dagen; ongezuurde broden zal men eten.
22 En de vorst zal op denzelven dag voor zichzelven, en voor al het volk des lands, bereiden een var des zondoffers.
23 En de zeven dagen van het feest zal hij een brandoffer den HEERE bereiden, van zeven varren en zeven rammen, die volkomen zijn, dagelijks, de zeven dagen lang, en een zondoffer van een geitenbok, dagelijks.
24 Ook zal hij een spijsoffer bereiden, een efa tot een var en een efa tot een ram; en een hin olie tot een efa.
25 In de zevende maand, op den vijftienden dag der maand, zal hij op het feest desgelijks doen, zeven dagen lang; gelijk het zondoffer, gelijk het brandoffer, en gelijk het spijsoffer, en gelijk de olie.

Einde Ezechiël 45