Statenvertaling.nl

sample header image

Ezechiël 42 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Ezechiël 42

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

1 DAARNA bracht Hij mij uit tot het buitenste voorhof, den weg naar den weg van het noorden; en Hij bracht mij tot de kamers die tegenover de afgesneden plaats en die tegenover het gebouw tegen het noorden waren:
2 Vóór aan de lengte van de honderd ellen naar de deur van het noorden, en de breedte was vijftig ellen.
3 Tegenover de twintig ellen die het binnenste voorhof had, en tegenover het plaveisel dat het buitenste voorhof had, was galerij tegen galerij, in drie rijen.
4 En voor de kamers was een wandeling van tien ellen de breedte, naar binnen toe, en een weg van één el; en de deuren van dezelve waren tegen het noorden.
5 De bovenste kamers nu waren nauwer (omdat de galerijen hoger waren dan dezelve) dan de onderste en dan de middelste des gebouws.
6 Want zij waren wel van drie rijen, maar hadden geen pilaren gelijk de pilaren der voorhoven; daarom waren zij benauwder dan de onderste en dan de middelste van de aarde af.
7 De muur nu die naar buiten tegenover de kamers was, den weg naar het buitenste voorhof, vóór aan de kamers, de lengte van dien was vijftig ellen.
8 Want de lengte der kamers die het buitenste voorhof had, was vijftig ellen; en zie, vóór aan den tempel waren honderd ellen.
9 Van onder deze kamers nu was de ingang van het oosten, als iemand tot dezelve ingaat uit het buitenste voorhof.
10 Aan de breedte van den muur van het voorhof, den weg naar het oosten, vóór aan de afgesneden plaats en vóór aan het gebouw, waren kamers.
11 En de weg voor dezelve heen was als de gedaante der kamers die den weg naar het noorden waren, naar derzelver lengte, alzo naar derzelver breedte; en al haar uitgangen waren ook naar derzelver wijzen en naar derzelver deuren.
12 En gelijk de deuren der kamers die den weg naar het zuiden waren, was er een deur in het hoofd van den weg, den weg vóór aan den rechten muur, den weg naar het oosten, als men daar ingaat.
13 Toen zeide Hij tot mij: De kamers van het noorden en de kamers van het zuiden, die vóór aan de afgesneden plaats zijn, dat zijn heilige kamers, waarin de priesters die tot den HEERE naderen, de allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen heenleggen, en het spijsoffer en het zondoffer en het schuldoffer, want de plaats is heilig.
14 Als de priesters ingegaan zullen zijn, zo zullen zij uit het heiligdom niet weder uitgaan in het buitenste voorhof, maar aldaar hun klederen heenleggen in dewelke zij gediend hebben, want die zijn een heiligheid; en zij zullen andere klederen aantrekken en naderen tot hetgeen dat voor het volk is.
15 Als Hij nu de maten van het binnenste huis geëindigd had, zo bracht Hij mij uit, den weg naar de poort die den weg naar het oosten zag, en Hij mat ze rondom heen.
16 Hij mat de oostzijde met het meetriet: vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom.
17 Hij mat de noordzijde: vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom.
18 De zuidzijde mat Hij: vijfhonderd rieten, met het meetriet.
19 Hij ging om naar de westzijde, en Hij mat vijfhonderd rieten, met het meetriet.
20 Hij mat het aan de vier zijden; het had een muur rondom heen: de lengte was vijfhonderd rieten en de breedte vijfhonderd, om onderscheid te maken tussen het heilige en onheilige.

Einde Ezechiël 42