Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Profetie tegen Edom |
1 WIJDERS geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: |
2 Mensenkind, zet uw aangezicht tegen het gebergte Seïr, en profeteer tegen hetzelve, |
3 En zeg tot hetzelve: Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seïr; en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken en zal u stellen tot een verwoesting en een schrik. |
4 Ik zal uw steden stellen tot eenzaamheid, en gij zult een verwoesting worden, en zult weten dat Ik de HEERE ben. |
5 Omdat gij een eeuwige avijandschap hebt, en hebt de kinderen Israëls doen wegvloeien door het geweld des zwaards, ten tijde huns verderfs, ten tijde der uiterste ongerechtigheid, a Ez. 25:15. |
a Ez. 25:15 Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat de Filistijnen door wraak gehandeld hebben, en van harte wraak geoefend hebben door plundering, om te vernielen door een eeuwige vijandschap; |
6 Daarom, zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik zal u voorzeker ten bloede bereiden en het bloed zal u vervolgen; alzo gij het bloed niet hebt gehaat, zal u het bloed ook vervolgen. |
7 En Ik zal het gebergte Seïr tot de uiterste verwoesting stellen; en Ik zal uit hetzelve uitroeien dien die er doorgaat, en dien die wederkeert. |
8 En Ik zal zijn bergen met zijn verslagenen vervullen; uw heuvelen en uw dalen en al uw stromen, in dezelve zullen de verslagenen van het zwaard liggen. |
9 Tot
eeuwige verwoestingen zal Ik u stellen, en uw steden zullen niet bewoond worden; alzo zult gij weten dat Ik de HEERE ben. |
10 Omdat gij zegt: Die twee volken en die twee landen zullen mij geworden, ben wij zullen ze erfelijk bezitten, ofschoon de HEERE daar ware; b Ps. 83:13. |
b Ps. 83:13 Die zeiden: Laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen. |
11 Daarom, zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik zal ook handelen naar uw toorn en naar uw nijdigheid, die gij uit uw haat tegen hen hebt tewerkgesteld; en Ik zal bij hen bekend worden, wanneer Ik u zal gericht hebben. |
12 En gij zult weten dat Ik, de HEERE, al uw lasteringen gehoord heb die gij tegen de bergen Israëls gesproken hebt, zeggende: Zij zijn verwoest, zij zijn ons ter spijze gegeven. |
13 Alzo hebt gij u met uw mond tegen Mij groot gemaakt en uw woorden tegen Mij vermenigvuldigd; Ik heb het gehoord. |
14 Alzo zegt de Heere HEERE: Gelijk het ganse land verblijd is, alzo zal Ik u de verwoesting aandoen. |
15 Gelijk gij u verblijd hebt over de erfenis van het huis Israëls, omdat zij verwoest is, alzo zal Ik aan u doen; het gebergte van Seïr en gans Edom zal geheel een verwoesting worden; en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben. |