Statenvertaling.nl

sample header image

Ezechiël 27 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Ezechiël 27

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Een profetisch klaaglied over Tyrus, met beschrijving van haar heerlijkheid, weelde, en het gerief dat vele natiën door allerlei koophandel van haar hadden, vss. 1, 2, enz. En daartegenover van haar schrikkelijken val, mitsgaders de schade, ontzetting, rouw en aanfluiting, die daarover zal wezen bij de volken en derzelver koningen, 26, enz.
 
Klaaglied over Tyrus
1 WIJDERS geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
2 Gij dan, mensenkind, hef een klaaglied op over Tyrus;
3 En zeg tot Tyrus, die daar woont aan 1de ingangen der zee, 2handelende met de volken in vele 3eilanden: Zo zegt de Heere HEERE: O Tyrus, gij zegt: Ik ben avolmaakt in schoonheid.
1 Dat is, waar men uit de zee aanvaart, en waar de zee rondom aanslaat. Zie 1 Kon. 5 op vers 1. verwijsteksten
2 Of: die de voornaamste is onder de volken in het handelen of koophandel te drijven. Hebr. eigenlijk: de handelaarster der volken.
3 Zie Ps. 72 op vers 10. verwijsteksten
a Ez. 28:12. verwijsteksten
 
4 Uw landpalen zijn in het 4hart der zeeën; uw bouwers hebben uw schoonheid volkomen gemaakt.
4 Dat is, in het midden (als vers 32), of recht in de zee. Vgl. Deut. 4 op vers 11. Alzo vss. 25, 26, 27. Ez. 28:2, 8. verwijsteksten
 
5 Zij hebben al uw 5denningen uit dennenbomen van 6Senir gebouwd; zij hebben 7ceders van den Libanon 8gehaald om 9masten voor u te maken.
5 Hebr. twee tafelen, waardoor de overloop der schepen of scheepsdenning (als men zegt) verstaan wordt. Het Hebreeuwse woord staat in het tweevoud, gelijk de overloop der schepen veel in tweeën gedeeld is, afgaande aan beide zijden.
6 Wassende op dat gebergte. Zie Deut. 3:9. verwijsteksten
7 Hebr. ceder. Zie Richt. 9 op vers 15. verwijsteksten
8 Hebr. genomen, dat is, genomen en gebracht of gehaald. Zie Gen. 12 op vers 15. Jer. 37 op vers 17. verwijsteksten
9 Hebr. mastboom.
 
6 Zij hebben uw riemen uit beiken van Basan gemaakt; 10uw berderen hebben zij gemaakt van 11welbetreden 12elpenbeen uit de eilanden der 13Chittieten.
b Jes. 2:13. verwijsteksten
10 Hebr. uw berd of bank, of men zou het kunnen overzetten met bankwerk.
11 Hebr. een dochter der treden of gangen, dat is, hetwelk lang in de aarde gelegen, en waar men dienvolgens lang overgegaan heeft, dat voor het rechte elpenbeen gehouden wordt, Plinius, boek 8, hfdst. 3. Zie van deze manier van spreken Job 5 op vers 7. Jes. 5 op vers 1. Anders: uw scheepsbanken (waarop men roeide, of waarop de passagiers zaten, tot pracht) hebben die van de compagnie der Assyriërs (of Aschurieten, zie 2 Sam. 2:9 met de aant.) gemaakt van elpenbeen, enz., omdat de Hebreeuwse woorden aschur en asschur elkander zeer nakomen. verwijsteksten
12 Zie 1 Kon. 10 op vers 18. verwijsteksten
13 Zie Gen. 10 op vers 4. Sommigen verstaan de natiën die westwaarts van Palestina gelegen waren. verwijsteksten
 
7 14Fijn linnen met 15stiksel uit Egypte was uw uitbreidsel, dat het u tot een 16zeil ware; 17hemelsblauw en purper uit de eilanden van 18Elísa was uw deksel.
14 Zie Gen. 41 op vers 42. verwijsteksten
15 Of: borduursel.
16 Of: vaan, vlag.
17 Dat is, klederen van die verve.
18 Zie Gen. 10 op vers 4. verwijsteksten
 
8 De inwoners van 19Sidon en 20Arvad waren uw roeiers; uw 21wijzen, o Tyrus, die in u waren, die waren uw 22schippers.
19 Zie Gen. 10 op vers 15. verwijsteksten
20 Zie Gen. 10 op vers 18. Alzo vers 11. verwijsteksten
21 Die kloek, ervaren en bedreven waren in de zeevaart; alzo vers 9. verwijsteksten
22 Of: loodsen, stuurlieden; alzo in het volgende.
 
9 De oudsten van 23Gebal en haar wijzen waren in u, verbeterende uw 24breuken; alle schepen der zee en hun zeelieden waren in u, om 25onderlingen handel met u te drijven.
23 Zie 1 Kon. 5 op vers 18. verwijsteksten
24 Hebr. breuk, spleet, scheur, dat is, om uw kostelijke gebouwen en huizen te verbeteren. Of, als sommigen, om de gaten te stoppen, de schepen te kalfateren of te breeuwen.
25 Hebr. om uw menging te mengen, dat is, om zich met u in koophandel te begeven. De Hebreeuwse woorden, zijnde van één oorsprong, worden gebruikt van handel, koopmanschap, iets met elkander te verhandelen, overeenkomen, borg worden, enz. Alzo in het volgende.
 
10 Perzen en 26Lydiërs en 27Puteeërs waren in uw heir, uw 28krijgslieden; schild en helm 29hingen zij in u op; die 30maakten uw sieraad.
26 Zie Gen. 10 op vers 13. Hebr. Lud en Put. verwijsteksten
27 Zie Gen. 10 op vers 6. verwijsteksten
28 Die gij zo voor uw garnizoen als anderszins, tot hulp van vrienden, vrees van vijanden en tot pracht, in uw dienst zeer statelijk onderhieldt.
29 Tot pronk en sieraad, gelijk men nog hedendaags met schone wapenen doet.
30 Of: brachten uw sieraad aan. Hebr. eigenlijk: gaven, hebben gegeven, dat is, zij maakten u sierlijk, versierden u, dienden tot uw sieraad.
 
11 De kinderen van Arvad en uw heir waren rondom op uw muren, en de 31Gammadieten waren op uw 32torens; hun schilden hingen zij rondom aan uw muren; die maakten uw schoonheid volkomen.
31 Dezen worden door sommigen gesteld in een contreie van Fenicië, of zekere stad aldaar, genoemd Gammale, met verwisseling van de letter d in een l (zie Plinius, boek 2, hfdst. 91), niet ver van Tyrus, noordwaarts. Hebr. Gammadim. Sommigen gissen dat het komt van het woord gomed, Richt. 3:16, betekenende een el of cubiet, elleboog, waarvan dezen den naam zouden hebben gehad als kloeke schutters of wachters, garden, die de vestingen bewaarden, zijnde sterk van ellebogen, armen en vuisten, en alzo tot zulks bekwaam en dienstig. verwijsteksten
32 Dat is, stadssterkten en vestingen.
 
12 33Tarsis 34dreef koophandel met u, vanwege de veelheid van 35allerlei goed; met zilver, ijzer, tin en lood 36handelden zij 37op uw markten.
33 Zie Gen. 10 op vers 4. verwijsteksten
34 Of: was uw handelaarster. Alzo vss. 16, 18. verwijsteksten
35 Hebr. alle, dat is, allerlei rijkdom, have, goederen, als vers 33. Alzo vss. 18, 22. verwijsteksten
36 Of: stelden zich in, begaven zich, vervoegden zich. Hebr. gaven, of: hebben zij gegeven. En zo dikwijls in het volgende.
37 Dit is hier ingevoegd uit vss. 16, 19. Alzo in het volgende vers 14. verwijsteksten
 
13 38Javan, Tubal en Mesech, die waren uw 39kooplieden; met 40mensenzielen en koperen vaten dreven zij onderlingen handel met u.
38 Dat is, de nakomelingen van deze drie. Zie Gen. 10 op vers 2. verwijsteksten
39 Of: kramers, zaakgelastigden, verhandelaars.
40 Dat is, personen of mensen. Zie Gen. 12 op vers 5. Openb. 18:13. Versta om die tot slaven te verkopen of anderszins te verhandelen. verwijsteksten
 
14 Uit het 41huis van 42Togárma 43leverden zij paarden en ruiters en muilezels op uw markten.
41 Dat is, geslacht of volk.
42 Zie Gen. 10 op vers 3. verwijsteksten
43 Of: brachten zij, handelden zij met, enz., als vers 12, enz. verwijsteksten
 
15 44De kinderen van 45Dedan waren uw kooplieden; vele eilanden waren de koophandel uwer 46hand; hoornen van elpenbeen en ebbenhout 47gaven zij u weder tot een verering.
44 Dat is, nakomelingen.
45 Zie Gen. 10 op vers 7. Jer. 25 op vers 23. verwijsteksten
46 Dat is, die gij tot uw koophandel en nering aan de hand hadt, of met dewelke gij handeldet in kopen en verkopen, waarin het hand geven, of kloppen in de hand, het toeslaan van den koop, gebruikelijk was, als ook in andere onderhandelingen. Vgl. vers 21. verwijsteksten
47 Of: brachten. Hebr. brachten zij weder uw verering, dat is, u tot een verering; of (als sommigen): in betaling.
 
16 48Syrië dreef koophandel met u vanwege de veelheid uwer 49werken; met smaragden, purper en 50gestikt werk en zijde en 51ramoth en 52cadkod handelden zij op uw markten.
48 Hebr. Aram. Zie Gen. 10 op vers 22. Versta de Syriërs. verwijsteksten
49 Of: maaksels, dat is, allerlei koopwaar die in u bereid werd om te verhandelen. Alzo vers 18. verwijsteksten
50 Of: geborduurd, borduursel.
51 Zie Job 28 op vers 18. verwijsteksten
52 Zie Jes. 54:12. verwijsteksten
 
17 53Juda en het land Israëls, die waren uw kooplieden; met tarwe van 54Minnit en 55pannag, en honing en olie en 56balsem dreven zij onderlingen handel met u.
53 Vgl. 1 Kon. 5:9. Hand. 12:20. verwijsteksten
54 Zie Richt. 11:33. verwijsteksten
55 Dat sommigen houden voor balsem, anderen voor Fenicië.
56 Zie Gen. 37:25. Jer. 8:22. verwijsteksten
 
18 57Damascus dreef koophandel met u, 58om de veelheid uwer 59werken, vanwege de veelheid van 60allerlei goed; met wijn van 61Chelbon en witte wol.
57 Zie Gen. 14 op vers 15. 2 Sam. 8 op vers 5. verwijsteksten
58 Of: met, in.
59 Als vers 16. verwijsteksten
60 Als vers 12. verwijsteksten
61 Dat sommigen houden voor Chalibon in Syrië.
 
19 Ook 62leverden 63Dan en 64Javan, de 65omreizer, op uw markten; glad ijzer, kassie en kalmoes was in uw onderlingen koophandel.
62 Of: handelden, als vers 12. verwijsteksten
63 Nakomelingen van Dan, wonende te Dan, aan het gebergte van Libanon. Zie Richt. 18:29. verwijsteksten
64 Zie Gen. 10 op vers 2. verwijsteksten
65 Hebr. muzzal, dat is, die gedaan, dat is, gedreven is om te reizen, af en aan, die omgejaagd, omgedreven wordt, te weten door begeerte van gewin, als kooplieden en kramers. Sommigen houden het voor een eigennaam ener natie.
 
20 66Dedan handelde met u, met 67kostelijk want tot 68wagens.
66 Dat is, de nakomelingen van Dedan. Zie Gen. 25:3. verwijsteksten
67 Hebr. klederen der vrijheid, dat is, die vrije personen en geen knechten of slaven gebruiken, dat is, sierlijke, kostelijke.
68 Of: rijtuig, zadeltuig.
 
21 69Arabië en alle vorsten van 70Kedar, die waren de kooplieden uwer 71hand; met lammeren en rammen en bokken, daarmede handelden zij met u.
69 Dat is, de Arabieren.
70 Zie Gen. 25 op vers 13. Jer. 2 op vers 10. verwijsteksten
71 Zie vers 15. verwijsteksten
 
22 De kooplieden van 72Scheba en Ráëma, die waren uw kooplieden; met 73alle hoofdspecerij en met alle kostelijk gesteente en goud handelden zij op uw markten.
72 Zie van deze beide Gen. 10 op vers 7. verwijsteksten
73 Dat is, allerlei voornaamste en uitnemende specerijen. Alzo in het volgende. Vgl. vers 12. verwijsteksten
 
23 74Haran en 75Kanne en 76Eden, de kooplieden van 77Scheba, 78Assur en 79Kilmad handelden met u.
74 Zie Gen. 11 op vers 31. verwijsteksten
75 Dat sommigen houden voor Kalne, Gen. 10:10. verwijsteksten
76 Zie Gen. 2 op vers 8. verwijsteksten
77 Sommigen houden dit voor Seba in Woest-Arabië, aan Mesopotamië. Zie Job 1 op vers 15. verwijsteksten
78 Dat is, de Assyriërs. Zie Gen. 10 op vers 22. verwijsteksten
79 Dit houden sommigen voor een landschap in het bovenste van Medië, tussen Assyrië en Parthië gelegen.
 
24 Die waren uw kooplieden met 80volkomen sieradiën, met 81pakken van hemelsblauw en 82gestikt werk, en met 83schatkisten van schone klederen; gebonden met koorden en in 84ceder gepakt, 85onder uw koopmanschap.
80 Zie Ez. 23:12. Of: allerlei sortering, of: in het gros. Hebr. volkomenheden, volmaaktheden. verwijsteksten
81 Of: balen, gevouwen stukken. Hebr. alsof men zeide: vouwsels, inwindsels. Anders: mantels, rokken, tabbaarden.
82 Of: geborduurd.
83 Of: koffers.
84 Hebr. gecederd, dat is, in cederen kisten gedaan, gelegd of ingemaakt. Of: van ceders gemaakte kisten, cederkisten.
85 Of: op uw beurs.
 
25 De 86schepen van 87Tarsis zongen van u 88vanwege den onderlingen koophandel met u; en gij waart 89vervuld en zeer verheerlijkt in het 90hart der zeeën.
86 Dat is, het zeevarende volk, of de passagiers.
87 De stad Tarsis, of Oceaanse Zee. Zie 1 Kon. 10 op vers 22. verwijsteksten
88 Of: op uw markten.
89 Te weten met allerlei rijkdom.
90 Als vers 4, en in het volgende. verwijsteksten
 
26 Die u 91roeien, hebben u in 92grote wateren gevoerd; de c93oostenwind heeft u verbroken in het hart der zeeën.
91 Dat is, uw regenten, koning en vorsten, die uw leidslieden zijn, gelijk de roeiers in de schepen.
92 Of: geweldige, dat is, in groot gevaar en nood van schipbreuk. Vgl. 2 Sam. 22 op vers 17. Of: gij zijt tot zulk een hoogte opgeklommen, dat uw val des te zwaarder zal zijn, waartoe gij de gelegenheid hebt gegeven door uw grote pracht, gelijk schepen, in zware ruime wateren met hoge zeilen gevoerd, te lichter van den storm worden getroffen en verbroken. verwijsteksten
c Ez. 17:10. verwijsteksten
93 Zie Ex. 10 op vers 13. Job 27 op vers 21. Ps. 48:8. Ez. 17:10. verwijsteksten
 
27 dUw goed en uw marktwaren, uw onderlinge koophandel, uw zeelieden en uw schippers, die uw breuken verbeteren, en die onderlingen handel met u drijven, en al uw krijgslieden die in u zijn, zelfs met uw ganse gemeente die in het midden van u is, zullen vallen in het hart der zeeën, ten dage uws vals.
d Openb. 18:9, enz. verwijsteksten
 
28 Van het geluid des geschreeuws uwer schippers zullen de 94voorsteden ebeven.
94 Anders: gedreven baren der zee.
e Ez. 26:10, 15. verwijsteksten
 
29 En allen die den riem handelen, zeelieden en alle schippers van de zee, zullen uit hun schepen nederklimmen; op het land zullen zij staan blijven.
30 En zij zullen hun stem over u laten horen en bitterlijk schreeuwen, en zij zullen 95stof op hun hoofden 96werpen, zij zullen zich 97wentelen in de as.
95 Zie 2 Sam. 1 op vers 2. verwijsteksten
96 Hebr. doen opkomen, opbrengen, opwerpen.
97 Als Jer. 6:26. verwijsteksten
 
31 En zij zullen zich over u 98gans fkaal maken en 99zakken aangorden, en zullen over u wenen met 100bitterheid der ziel en bittere rouwklage.
98 Hebr. eigenlijk: kaalheid, of: zich met kaalheid kaal maken. Zie Jer. 16 op vers 6. verwijsteksten
f Jer. 48:37. verwijsteksten
99 Zie Gen. 37 op vers 34. verwijsteksten
100 Dat is, bittere droefheid des harten.
 
32 En zij zullen 1in hun gekerm een klaaglied over u opheffen en over u weeklagen, zeggende: Wie is geweest als Tyrus, als de 2uitgeroeide in het midden der zee?
1 Anders: hun kinderen zullen, enz.
2 Te weten stad.
 
33 Als uw marktwaren uit de zeeën voortkwamen, hebt gij vele volken verzadigd; met de veelheid uwer goederen en uw onderlingen koophandel hebt gij de koningen der aarde rijk gemaakt.
34 Ten tijde dat gij uit de zeeën verbroken zijt in de diepten der wateren, zijn uw onderlinge koophandel en uw ganse gemeente in het midden van u gevallen.
35 Alle inwoners der 3eilanden zijn over u ontzet, en hun koningen 4staan de haren te berge, zij zijn verbaasd van 5aangezicht.
3 Vgl. Ez. 26:15. verwijsteksten
4 Als Ez. 32:10. verwijsteksten
5 Tonende grote verschriktheid in hun gelaat.
 
36 De handelaars onder de volken fluiten 6u aan; gij zijt een 7grote gschrik geworden, en zult er niet 8meer zijn tot in eeuwigheid.
6 Of: over u. Zie 1 Kon. 9 op vers 8. Jer. 18 op vers 16. verwijsteksten
7 Hebr. verschrikkingen; alzo Ez. 28:19. verwijsteksten
g Ez. 26:21. verwijsteksten
8 Vgl. Ez. 26:14 met de aant. verwijsteksten

Einde Ezechiël 27