Statenvertaling.nl

sample header image

Jeremia 6 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jeremia 6

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Beleg en wegvoering
1 VLUCHT met hopen, gij kinderen van Benjamin, uit het midden van Jeruzalem, en blaast de bazuin te Tekóa en heft een vuurteken op te Beth-Chérem; want er kijkt een kwaad uit van het anoorden, en een grote breuk. a Jer. 1:13, 14. verwijsteksten
2 Ik heb wel de dochter Sions bij een schone en wellustige vrouw vergeleken,
3 Maar er zullen herders tot haar komen met hun kudden; zij zullen tenten rondom tegen haar opslaan, zij zullen een iegelijk zijn ruimte afweiden.
4 Heiligt den krijg tegen haar, maakt u op en laat ons optrekken in den middag. O wee ons, want de dag heeft zich gewend, want de avondschaduwen neigen zich.
5 Maakt u op en laat ons optrekken in den nacht, en haar paleizen verderven.
6 Want zo zegt de HEERE der heirscharen: Houwt bomen af en werpt een wal op tegen Jeruzalem; zij is de stad die bezocht zal worden; in het midden van haar is enkel verdrukking.
7 Gelijk een bornput zijn water opgeeft, alzo geeft zij haar boosheid op; geweld en verstoring wordt in haar gehoord, weedom en plaging is steeds voor Mijn aangezicht.
8 Laat u tuchtigen, Jeruzalem, opdat Mijn ziel van u niet afgetrokken worde; opdat Ik u niet stelle tot een woestheid, tot een onbewoond land.
9 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Zij zullen Israëls overblijfsel vlijtiglijk nalezen, gelijk een wijnstok; bbreng uw hand weder, gelijk een wijnlezer aan de korven. b Jes. 24:13. verwijsteksten
10 Tot wien zal ik spreken en betuigen, dat zij het horen? Zie, hun coor is onbesneden, dat zij niet kunnen toeluisteren; zie, het woord des HEEREN is hun tot een smaad, zij hebben geen lust daartoe. c Jer. 7:26. verwijsteksten
11 Daarom ben ik vol van des HEEREN grimmigheid, ik ben moede geworden van inhouden; ik zal ze uitstorten over de kinderkens op de straat en over de vergadering der jongelingen tezamen; want zelfs de man met de vrouw zullen gevangen worden, de oude met dien die vol is van dagen.
12 dEn hun huizen zullen omgewend worden tot anderen, tezamen met de akkers en vrouwen; want Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen de inwoners dezes lands, spreekt de HEERE. d Deut. 28:30. verwijsteksten
13 Want van hun kleinste af tot hun grootste toe epleegt eenieder van hen gierigheid, en van den profeet af tot den priester toe bedrijft eenieder van hen valsheid. e Jes. 56:11. Jer. 8:10. verwijsteksten
14 fEn zij genezen de breuk der dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede. Doch daar is geen vrede. f Jer. 8:11. Ez. 13:10. verwijsteksten
15 Zijn zij beschaamd omdat zij gruwel bedreven hebben? Ja, zij schamen zich in het minst niet, weten ook niet van schaamrood te maken; daarom zullen zij vallen onder de vallenden; ten tijde als Ik hen bezoeken zal, zullen zij struikelen, zegt de HEERE.
16 Zo zegt de HEERE: Staat op de wegen en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin; gzo zult gij rust vinden voor uw ziel. Maar zij zeggen: Wij zullen daarin niet wandelen. g Matth. 11:29. verwijsteksten
17 Ik heb ook wachters over ulieden gesteld, zeggende: Luistert naar het geluid der bazuin. Maar zij zeggen: Wij zullen niet luisteren.
18 Daarom, hoort, gij heidenen, en verneem, o gij vergadering, wat onder hen is.
19 Hoor toe, gij aarde; zie, Ik zal een kwaad brengen over dit volk, de vrucht hunner gedachten; want zij merken niet op Mijn woorden, en Mijn wet, die verwerpen zij.
20 hWaartoe zal dan de wierook voor Mij uit Scheba komen, en de beste kalmoes uit verren lande? Uw brandoffers zijn Mij niet behaaglijk en uw slachtoffers zijn Mij niet zoet. h Jes. 1:11; 66:3. Amos 5:21. Micha 6:6, enz. verwijsteksten
21 Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik zal dit volk allerlei aanstoot stellen; en daaraan zullen zich stoten tezamen vaders en kinderen, de nabuur en zijn metgezel, en zullen omkomen.
22 Zo zegt de HEERE: Zie, er komt een volk uit het land van het noorden, en een igrote natie zal opgewekt worden uit de zijden der aarde. i Jer. 50:41, 42, 43. verwijsteksten
23 Boog en spies zullen zij voeren, het is een wreed volk, en zij zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij rijden; het is toegerust als een man ten oorlog tegen u, o dochter Sions.
24 Wij hebben zijn gerucht gehoord, onze handen zijn slap geworden; benauwdheid heeft ons aangegrepen, weedom als van een kbarende vrouw. k Jer. 4:31; 49:24; 50:43. verwijsteksten
25 Gaat niet uit in het veld, en wandelt niet op den weg; want des vijands zwaard is er, schrik van rondom.
26 O dochter Mijns volks, lgord een zak aan en wentel u in de as, maak u rouw eens enigen zoons, een zeer bitter misbaar; want de verstoorder zal ons snellijk overkomen. l Jer. 4:8. verwijsteksten
27 Ik heb u onder Mijn volk gesteld tot een wachttoren, tot een vesting; opdat gij hun weg zoudt weten en proeven.
28 Zij zijn allen de afvalligsten der afvalligen, wandelende in achterklap; zij zijn mkoper en ijzer, zij zijn altemaal verdervers. m Ez. 22:18. verwijsteksten
29 De blaasbalg is verbrand, het lood is van het vuur verteerd; tevergeefs heeft de smelter zo vlijtiglijk gesmolten, dewijl de bozen niet afgetrokken zijn.
30 Men noemt hen een verworpen zilver; want de HEERE heeft hen nverworpen. n Jes. 1:22. verwijsteksten

Einde Jeremia 6