Statenvertaling.nl

sample header image

Jeremia 50 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jeremia 50

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Profetie tegen Babel
1 HET woord dat de HEERE gesproken heeft tegen Babel, tegen het land der Chaldeeën, door den dienst van den profeet Jeremía.
2 Verkondigt onder de heidenen en doet horen, en werpt een banier op, laat horen, verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen, aBel is beschaamd, Meródach is verpletterd, haar afgoden zijn beschaamd, haar drekgoden zijn verpletterd. a Jes. 46:1. Jer. 51:44. verwijsteksten
3 Want een volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn; van de mensen af tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan.
4 In dezelve dagen en terzelfder tijd, spreekt de HEERE, zullen de kinderen Israëls komen, zij en de kinderen van Juda tezamen; wandelende en wenende zullen zij heengaan, en den HEERE hun God zoeken.
5 Zij zullen naar Sion vragen; op den weg herwaarts zullen hun aangezichten zijn; zij zullen komen en den HEERE toegevoegd worden met een eeuwig verbond, dat niet zal worden vergeten.
6 Mijn volk waren verloren schapen, hun herders hadden hen verleid, zij hadden hen gevoerd naar de bergen; zij gingen van berg tot heuvel, zij vergaten hun legering.
7 Allen die hen vonden, aten hen op, en hun wederpartijders zeiden: Wij zullen geen schuld hebben; daarom dat zij gezondigd hebben tegen den HEERE in de bwoning der gerechtigheid, ja, tegen den HEERE, de Verwachting hunner vaderen. b Jer. 31:23. verwijsteksten
8 cVliedt weg uit het midden van Babel en gaat uit, uit der Chaldeeën land; en weest als de bokken voor de kudde heen. c Jes. 48:20. Jer. 51:6. Openb. 18:4. verwijsteksten
9 Want zie, Ik zal een verzameling van grote volken uit het land van het noorden verwekken, en tegen Babel opbrengen; die zullen zich tegen haar toerusten; vandaar zal zij ingenomen worden; hun pijlen zullen zijn als eens kloeken helds, geen zal ledig wederkeren.
10 En Chaldéa zal ten roof zijn; allen die het beroven, zullen verzadigd worden, spreekt de HEERE.
11 Omdat gij u verblijd hebt, omdat gij van vreugde hebt opgesprongen, gij plunderaars Mijner erfenis, omdat gij geil geworden zijt als een grazige vaars en hebt gebriest als de sterke paarden,
12 Zo is uw moeder zeer beschaamd; die u gebaard heeft, is schaamrood geworden; zie, zij is geworden de achterste der heidenen, een woestijn, dorheid en wildernis.
13 Vanwege de verbolgenheid des HEEREN zal zij niet bewoond worden, maar zij zal geheel een verwoesting worden; dal wie aan Babel voorbijgaat, zal zich ontzetten en fluiten over al haar plagen. d Jer. 49:17. verwijsteksten
14 Rust u toe tegen Babel rondom, allen gij die den boog spant, schiet in haar, spaart de pijlen niet; want zij heeft tegen den HEERE gezondigd.
15 Juicht over haar rondom, zij heeft haar hand gegeven; haar fundamenten zijn gevallen, haar muren zijn afgebroken; want dat is des HEEREN wraak, wreekt u aan haar, doet haar gelijk als zij gedaan heeft.
16 Roeit uit van Babel den zaaier, en dien die de sikkel handelt in den oogsttijd; laat hen vanwege het verdrukkende zwaard zich keren, een iegelijk tot zijn volk, en vlieden een iegelijk naar zijn land.
17 Israël is een verbijsterd lam, dat de leeuwen verjaagd hebben; de eerste die hem heeft opgegeten, was de koning van Assur, en deze, de laatste, Nebukadrézar, de koning van Babel, heeft hem de beenderen verbrijzeld.
18 Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Zie, Ik zal bezoeking doen over den koning van Babel en over zijn land, gelijk als Ik bezoeking gedaan heb over den ekoning van Assur. e 2 Kon. 19:35, 37. Jes. 37:36, 38. verwijsteksten
19 En Ik zal Israël weder tot zijn woning brengen, en hij zal weiden op den Karmel en op den Basan; en zijn ziel zal op het gebergte van Efraïm en Gilead verzadigd worden.
20 In die dagen en te dien tijde, spreekt de HEERE, zal Israëls ongerechtigheid gezocht worden, maar zij zal er niet zijn, en de zonden van Juda, maar zullen niet gevonden worden; want Ik zal ze dengene vergeven dien Ik zal doen overblijven.
21 Tegen het land Meratháïm, trek tegen hetzelve op, en tegen de inwoners van Pekod; verwoest en verban achter hen, spreekt de HEERE, en doe naar alles wat Ik u geboden heb.
22 Er is een krijgsgeschrei in het land, en een grote breuk.
23 Hoe is de hamer der ganse aarde zo afgehouwen en verbroken! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting onder de heidenen!
24 Ik heb u een strik gesteld, dies zijt gij ook gevangen, o Babel, dat gij het niet wist; gij zijt gevonden en ook gegrepen, omdat gij u tegen den HEERE in strijd gemengd hebt.
25 De HEERE heeft Zijn schatkamer opengedaan en de instrumenten Zijner gramschap voortgebracht; want dat is een werk des Heeren, des HEEREN der heirscharen, in het land der Chaldeeën.
26 Komt aan tegen haar van het uiterste, opent haar schuren, vertreedt haar als korenhopen en verbant haar; laat haar geen overblijfsel hebben.
27 Doodt met het zwaard al haar varren, laat ze afgaan ter slachting; wee over hen, want hun dag is gekomen, de tijd hunner bezoeking.
28 Er is een stem der gevluchten en ontkomenen uit het land van Babel, om in Sion te verkondigen de wraak des HEEREN onzes Gods, de wraak Zijns tempels.
29 Laat u horen tegen Babel, gij schutters; allen gij die den boog spant, legert u tegen haar rondom, laat niemand van haar ontkomen; vergeldt haar naar haar werk, doet haar naar alles wat zij gedaan heeft; want zij heeft trotselijk gehandeld tegen den HEERE, tegen den Heilige Israëls.
30 Daarom zullen haar fjongelingen vallen op haar straten, en al haar krijgslieden te dien dage uitgeroeid worden, spreekt de HEERE. f Jer. 49:26. verwijsteksten
31 Zie, Ik wil aan u, gij trotse, spreekt de Heere, de HEERE der heirscharen; want uw dag is gekomen, de tijd dat Ik u bezoeken zal.
32 Dan zal de trotse aanstoten en vallen, en er zal niemand zijn die hem oprichte; ja, Ik zal een vuur aansteken in zijn steden; dat zal alle plaatsen rondom hem verteren.
33 Zo zegt de HEERE der heirscharen: De kinderen Israëls en de kinderen van Juda zijn tezamen verdrukt geweest; en allen die hen gevangen hadden, hebben hen vastgehouden; zij hebben hen geweigerd los te laten.
34 Maar hun Verlosser is sterk, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; Hij zal hun twist zekerlijk twisten, opdat Hij het land in rust brenge, maar de inwoners van Babel beroere.
35 Het zwaard zal zijn over de Chaldeeën, spreekt de HEERE, en over de inwoners van Babel, en over haar vorsten en over haar wijzen.
36 Het zwaard zal zijn over de leugenaars, dat zij zot worden; het zwaard zal zijn over haar helden, dat zij versagen.
37 Het zwaard zal zijn over zijn paarden en over zijn wagens, en over den gansen gemengden hoop die in het midden van haar is, dat zij tot vrouwen worden; het zwaard zal zijn over haar schatten, dat zij geplunderd worden.
38 Droogte zal zijn over haar wateren, dat zij uitdrogen; want het is een land van gesneden beelden, en zij razen naar de schrikkelijke afgoden.
39 Daarom zo zullen de wilde dieren der woestijnen met de wilde dieren der eilanden daarin wonen; ook zullen de jonge struisen daarin wonen; en men zal er geen verblijf meer hebben in eeuwigheid, en zij zal niet bewoond worden van geslacht tot geslacht.
40 gGelijk God Sódom en Gomórra en haar naburen heeft omgekeerd, spreekt de HEERE, alzo zal niemand aldaar wonen en geen mensenkind in haar verkeren. g Gen. 19:25. Jer. 49:18. verwijsteksten
41 Zie, her komt een volk uit het noorden; en een grote natie en geweldige koningen zullen van de zijden der aarde opgewekt worden. h Jer. 6:22, enz. verwijsteksten
42 Boog en spies zullen zij voeren; wreed zijn zij en zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de zee en op paarden zullen zij rijden; het is toegerust als een man ten oorlog, tegen u, o dochter van Babel.
43 De koning van Babel heeft hunlieder gerucht gehoord en zijn handen zijn slap geworden; ibenauwdheid heeft hem aangegrepen, weedom als van een barende vrouw. i Jer. 49:24. verwijsteksten
44 kZie, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hen in een ogenblik daaruit doen lopen; en wie daartoe verkoren is, dien zal Ik tegen haar bestellen; want lwie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden, en wie is de herder die voor Mijn aangezicht bestaan zou? k Jer. 49:19, enz. l Job 41:1. Jer. 49:19. verwijsteksten
45 Daarom, hoort den mraadslag des HEEREN dien Hij over Babel heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten die Hij gedacht heeft over het land der Chaldeeën: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Zo hij de woning boven hen niet zal verwoesten! m Jer. 49:20. verwijsteksten
46 De naarde is bevende geworden van het geluid der inneming van Babel, en het gekrijt is gehoord onder de volken. n Jer. 49:21. verwijsteksten

Einde Jeremia 50