Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Profetie tegen Ammon |
1 TEGEN de kinderen Ammons zegt de HEERE alzo: Heeft dan Israël geen kinderen? Heeft hij geen erfgenaam? Waarom is dan Malcam erfgenaam van aGad en waarom woont zijn volk in deszelfs steden? a Amos 1:13.  |
a Amos 1:13 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen der kinderen Ammons, en om vier, zal Ik dat niet afwenden; omdat zij de zwangere vrouwen van Gilead hebben opengesneden, om hun landpale te verwijden. |
2 Daarom, zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik over bRabba der kinderen Ammons een krijgsgeschrei zal doen horen, en zij zal tot een woesten hoop worden en haar onderhorige plaatsen zullen met vuur aangestoken worden; en Israël zal erven degenen die hem geërfd hadden, zegt de HEERE. b Amos 1:14.  |
b Amos 1:14 Daarom zal Ik een vuur aansteken in den muur van Rabba; dat zal haar paleizen verteren, met een gejuich ten dage des strijds, met een onweder ten dage des wervelwinds. |
3 Huil, o Hesbon, want Ai is verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken aan, cbedrijft misbaar en loopt om bij de tuinen; want Malcam zal wandelen in gevangenis, zijn dpriesters en zijn vorsten tezamen. c Jes. 32:12. Jer. 4:8; 6:26. d Jer. 48:7.  |
c Jes. 32:12 Men zal rouwklagen over de borsten, over de gewenste akkers, over de vruchtbare wijnstokken. Jer. 4:8 Hierom, gordt zakken aan, bedrijft misbaar en huilt; want de hittigheid van des HEEREN toorn is niet van ons afgekeerd. Jer. 6:26 O dochter Mijns volks, gord een zak aan en wentel u in de as, maak u rouw eens enigen zoons, een zeer bitter misbaar; want de verstoorder zal ons snellijk overkomen. d Jer. 48:7 Want om uw vertrouwen op uw werken en op uw schatten zult gij ook ingenomen worden; en Kamos zal henen uitgaan in gevangenis, zijn priesters en zijn vorsten tezamen. |
4 Wat roemt gij op uw
dalen? Uw dal is weggevloten, gij afkerige dochter, die op haar eschatten vertrouwt, zeggende: fWie zou tegen mij komen? e Jer. 48:7. f Jer. 21:13.  |
e Jer. 48:7 Want om uw vertrouwen op uw werken en op uw schatten zult gij ook ingenomen worden; en Kamos zal henen uitgaan in gevangenis, zijn priesters en zijn vorsten tezamen. f Jer. 21:13 Zie, Ik wil aan u, gij inwoneres des dals, gij rots van het plein, spreekt de HEERE; gijlieden die zegt: Wie zou tegen ons afkomen? Of: Wie zou komen in onze woningen? |
5 Zie, Ik zal vrees over u brengen, spreekt de Heere HEERE der heirscharen, van allen die rondom u zijn, en gijlieden zult, een iegelijk voor zich heen, uitgedreven worden, en niemand zal den omdolende vergaderen. |
6 Maar daarna zal Ik de gevangenis der kinderen Ammons wenden, spreekt de HEERE. |
Profetie tegen Edom |
7 Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen alzo: gIs er dan geen wijsheid meer te Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder wijsheid onnut geworden? g Obadja vs. 8.  |
g Obadja vs. 8 Zal het niet te dien dage zijn, spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen uit Edom en het verstand uit Ezaus gebergte zal doen vergaan? |
8 Vliedt, wendt u, woont in diepe plaatsen, gij inwoners van hDedan, want Ik heb Ezaus verderf over hem gebracht, den tijd dat Ik hem bezocht heb. h Jer. 25:23.  |
h Jer. 25:23 Dedan en Thema en Buz en allen die aan de hoeken afgekort zijn; |
9 iZo er wijnlezers tot u gekomen waren, zouden zij niet een nalezing hebben overgelaten? Zo er dieven bij nacht gekomen waren, zouden zij niet
verdorven hebben zoveel hun genoeg ware? i Obadja vs. 5.  |
i Obadja vs. 5 Zo er dieven, zo er nachtrovers tot u gekomen waren (hoe zijt gij uitgeroeid!), zouden zij niet gestolen hebben zoveel hun genoeg ware? Zo er wijnlezers tot u gekomen waren, zouden zij niet een nalezing hebben overgelaten? |
10 Maar Ik heb Ezau ontbloot, Ik heb zijn verborgen plaatsen ontdekt, dat hij zich niet zal kunnen versteken; zijn zaad is verstoord, ook zijn broeders en zijn naburen, en hij is er niet meer. |
11 Laat uw wezen achter, en Ik zal hen in het leven behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen. |
12 Want zo zegt de HEERE: Zie, degenen welker oordeel het niet is den beker te drinken, zullen ganselijk drinken; en zoudt gij enigszins onschuldig gehouden worden? Gij zult niet onschuldig worden gehouden, maar gij zult ganselijk drinken. |
13 Want Ik heb bij Mijzelven gezworen, spreekt de HEERE, dat Bozra worden zal tot een ontzetting, tot een smaadheid, tot een woestheid en tot een vloek; en al haar steden zullen worden tot eeuwige woestheden. |
14 Ik heb een kgerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant geschikt onder de heidenen, om te zeggen: Vergadert u en komt aan tegen haar en maakt u op ten strijde. k Obadja vs. 1.  |
k Obadja vs. 1 HET gezicht van Obadja. Alzo zegt de Heere HEERE van Edom: Wij hebben een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant geschikt onder de heidenen: Staat op, en laat ons opstaan tegen haar ten strijde. |
15 Want zie, Ik heb u klein gemaakt onder de heidenen, veracht onder de mensen. |
16 Uw schrikkelijkheid heeft u bedrogen en de ltrotsheid uws harten, gij die woont in de kloven der steenrotsen, die u houdt op de hoogte der heuvelen. Al zoudt gij uw mnest zo hoog maken als de arend, zo zal Ik u vandaar nederstoten, spreekt de HEERE. l Jer. 48:29. m Obadja vs. 4.  |
l Jer. 48:29 Wij hebben Moabs hovaardij gehoord (hij is zeer hovaardig), zijn trotsheid en zijn hovaardij, en zijn hoogmoed en zijns harten hoogheid. m Obadja vs. 4 Al verhieft gij u gelijk de arend, en al steldet gij uw nest tussen de sterren, zo zal Ik u vandaar nederstoten, spreekt de HEERE. |
17 Alzo zal Edom worden tot een ontzetting; nal wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten, en fluiten over al haar plagen. n Jer. 50:13.  |
n Jer. 50:13 Vanwege de verbolgenheid des HEEREN zal zij niet bewoond worden, maar zij zal geheel een verwoesting worden; al wie aan Babel voorbijgaat, zal zich ontzetten en fluiten over al haar plagen. |
18 oGelijk de omkering van Sódom en Gomórra en haar naburen zal het zijn, zegt de HEERE; niemand zal daar wonen en geen mensenkind daarin verkeren. o Gen. 19:25. Jer. 50:40. Amos 4:11.  |
o Gen. 19:25 En Hij keerde dezelve steden om, en die ganse vlakte, en alle inwoners dezer steden, ook het gewas des lands. Jer. 50:40 Gelijk God Sódom en Gomórra en haar naburen heeft omgekeerd, spreekt de HEERE, alzo zal niemand aldaar wonen en geen mensenkind in haar verkeren. Amos 4:11 Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sódom en Gomórra omkeerde, gij die waart als een vuurbrand dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. |
19 pZie, gelijk een leeuw van de qverheffing der Jordaan zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hem in een ogenblik daaruit doen lopen; en wie daartoe verkoren is, dien zal Ik tegen haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en rwie zou Mij dagvaarden, en wie is die herder die voor Mijn aangezicht bestaan zou? p Jer. 50:44, enz. q Jer. 12:5. r Job 41:1. Jer. 50:44, 45.  |
p Jer. 50:44 Zie, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hen in een ogenblik daaruit doen lopen; en wie daartoe verkoren is, dien zal Ik tegen haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden, en wie is de herder die voor Mijn aangezicht bestaan zou? q Jer. 12:5 Als gij loopt met de voetgangers, zo maken zij u moede; hoe zult gij u dan mengen met de paarden? Zo gij alleenlijk vertrouwt in een land van vrede, hoe zult gij het dan maken in de verheffing van de Jordaan? r Job 41:1 NIEMAND is zo
koen dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij die zich voor Mijn aangezicht stellen zou? Jer. 50:44 Zie, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hen in een ogenblik daaruit doen lopen; en wie daartoe verkoren is, dien zal Ik tegen haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden, en wie is de herder die voor Mijn aangezicht bestaan zou? Jer. 50:45 Daarom, hoort den raadslag des HEEREN dien Hij over Babel heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten die Hij gedacht heeft over het land der Chaldeeën: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Zo hij de woning boven hen niet zal verwoesten! |
20 Daarom, hoort des HEEREN raadslag dien Hij over Edom heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten die Hij gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Indien hij hunlieder woning niet boven hen zal verwoesten! |
21 De aarde heeft gebeefd van het geluid huns vals, van het gekrijt, welks geluid gehoord is bij de Schelfzee. |
22 Zie, hij zal opkomen sen snel vliegen als een arend en zijn vleugelen over Bozra uitbreiden; en het hart van Edoms helden zal te dien dage wezen als het hart van een tvrouw die in nood is. s Jer. 48:40. t Jer. 48:41.  |
s Jer. 48:40 Want zo zegt de HEERE: Zie, hij zal snel vliegen als een arend, en hij zal zijn vleugels over Moab uitbreiden. t Jer. 48:41 Elkeen der steden is gewonnen en elkeen der vastigheden is ingenomen; en het hart van Moabs helden zal te dien dage wezen als het hart van een vrouw die in nood is. |
Profetie tegen Damascus |
23 Tegen vDamascus. Beschaamd is Hamath en Arpad; omdat zij een boos gerucht gehoord hebben, zijn zij gesmolten; bij de zee is bekommernis, men kan er niet rusten. v Jes. 17:1.  |
v Jes. 17:1 DE last van Damascus. Zie, Damascus zal weggenomen worden, dat zij geen stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop zijn. |
24 Damascus is slap geworden, zij heeft zich gewend om te vluchten, en siddering heeft haar aangegrepen; benauwdheid en smarten als van een xbarende vrouw
hebben haar bevangen; x Jer. 4:31; 6:24; 30:6.  |
x Jer. 4:31 Want ik hoor een stem als van een vrouw die in arbeid is, een benauwdheid als van een die in des eersten kinds noden is, de stem van de dochter Sions; zij hijgt, zij breidt haar handen uit, zeggende: O wee mij nu, want mijn ziel is moede vanwege de doodslagers. Jer. 6:24 Wij hebben zijn gerucht gehoord, onze handen zijn slap geworden; benauwdheid heeft ons aangegrepen, weedom als van een barende vrouw. Jer. 30:6 Vraagt toch en ziet of een manspersoon baart! Waarom zie Ik dan eens iegelijken mans handen op zijn lendenen, als van een barende vrouw, en alle aangezichten veranderd in bleekheid? |
25 Hoe is de beroemde stad niet gelaten, de stad mijner vrolijkheid! |
26 Daarom zullen haar jongelingen vallen op haar straten; en al haar krijgslieden zullen te dien dage nedergehouwen worden, spreekt de HEERE der heirscharen. |
27 En Ik zal een yvuur aansteken in den muur van Damascus, en het zal Benhadads paleizen verteren. y Amos 1:4, 14.  |
y Amos 1:4 Daarom zal Ik een vuur in Házaëls huis zenden, dat zal Benhadads paleizen verteren. Amos 1:14 Daarom zal Ik een vuur aansteken in den muur van Rabba; dat zal haar paleizen verteren, met een gejuich ten dage des strijds, met een onweder ten dage des wervelwinds. |
Profetie tegen de Arabieren |
28 Tegen Kedar en tegen de koninkrijken van Hazor, die Nebukadrézar, de koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE alzo: Maakt u op, trekt op tegen Kedar en verstoort de kinderen van het oosten. |
29 Zij zullen hun tenten en hun kudden nemen, hun gordijnen en al hun gereedschap en hun kemels voor zich wegnemen; en zij zullen tegen hen uitroepen: Schrik van rondom. |
30 Vliedt, zwerft fluks henen weg, woont in diepe plaatsen, gij inwoners van Hazor, spreekt de HEERE; want Nebukadrézar, de koning van Babel, heeft een raadslag tegen ulieden beraadslaagd en een gedachte tegen hen gedacht. |
31 Maakt u op, trekt op tegen het volk dat rust heeft, dat in zekerheid woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren noch grendel heeft, die alleen wonen. |
32 En hun kemels zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn; en Ik zal hen verstrooien in alle winden, te weten degenen die aan de zhoeken afgekort zijn; en Ik zal hunlieder verderf van al zijn zijden aanbrengen, spreekt de HEERE. z Jer. 9:26; 25:23.  |
z Jer. 9:26 Over Egypte en over Juda en over Edom en over de kinderen Ammons en over Moab, en over allen die aan de hoeken afgekort zijn, die in de woestijn wonen; want al de heidenen hebben de voorhuid, maar het ganse huis Israëls heeft de voorhuid des harten. Jer. 25:23 Dedan en Thema en Buz en allen die aan de hoeken afgekort zijn; |
33 En Hazor zal worden tot een adrakenwoning, een verwoesting tot in eeuwigheid; niemand zal daar wonen en geen mensenkind daarin verkeren. a Jer. 9:11; 10:22.  |
a Jer. 9:11 En Ik zal Jeruzalem stellen tot steenhopen, tot een woning der draken; en de steden van Juda zal Ik stellen tot een verwoesting, zonder inwoner. Jer. 10:22 Zie, er komt een stem des geruchts en een groot beven uit het land van het noorden; dat men de steden van Juda zal stellen tot een verwoesting, een woning der draken. |
Profetie tegen Elam |
34 Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremía geschied is tegen Elam, in het begin des koninkrijks van Zedekía, den koning van Juda, zeggende: |
35 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Zie, Ik zal verbreken Elams boog, het voornaamste van hunlieder geweld. |
36 En Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over Elam aanbrengen, en zal hen in al diezelve winden verstrooien; en er zal geen volk zijn waarheen Elams verdrevenen niet zullen komen. |
37 En Ik zal Elam versaagd maken voor het aangezicht hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen die hun ziel zoeken, en zal een kwaad over hen brengen, de hittigheid Mijns toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben. |
38 En Ik zal Mijn troon in Elam stellen, en zal den koning en de vorsten vandaar vernielen, spreekt de HEERE. |
39 Maar het zal geschieden in het laatste der dagen, dat Ik Elams bgevangenis wenden zal, spreekt de HEERE. b Jer. 48:47.  |
b Jer. 48:47 Maar in het laatste der dagen zal Ik Moabs gevangenis wenden, spreekt de HEERE. Tot hiertoe is Moabs oordeel. |