Statenvertaling.nl

sample header image

Jeremia 33 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jeremia 33

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Verlossing uit Babel
1 VOORTS geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot Jeremía, als hij nog in het voorhof der bewaring was opgesloten, zeggende:
2 Zo zegt de HEERE, Die het doet, de HEERE, Die dat formeert, opdat Hij het bevestige, HEERE is Zijn Naam:
3 Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden; en Ik zal u bekendmaken grote en vaste dingen, die gij niet weet.
4 Want zo zegt de HEERE, de God Israëls, van de huizen dezer stad en van de huizen der koningen van Juda, die door de wallen en door het zwaard zijn afgebroken:
5 Er zijn er wel ingekomen om te strijden tegen de Chaldeeën, maar het is om diezelve te vullen met dode lichamen van mensen, die Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid; en omdat Ik Mijn aangezicht van deze stad verborgen heb om al hunlieder boosheid.
6 Zie, Ik zal haar de gezondheid en de genezing doen rijzen en zal henlieden genezen, en zal hun openbaren overvloed van vrede en waarheid.
7 En Ik zal de agevangenis van Juda en de gevangenis van Israël wenden, en zal hen bbouwen als in het eerst. a Jer. 32:44. b Jer. 24:6; 31:4. verwijsteksten
8 En Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, met dewelke zij tegen Mij gezondigd hebben; en Ik zal cvergeven al hun ongerechtigheden, met dewelke zij tegen Mij gezondigd, en met dewelke zij tegen Mij overtreden hebben. c Jer. 31:34. verwijsteksten
9 En het zal Mij zijn tot een vrolijken naam, tot een roem en tot een sieraad bij alle heidenen der aarde, die al het goede zullen horen dat Ik hun doe; en zij zullen vrezen en beroerd zijn over al het goede en over al den vrede, dien Ik haar beschik.
10 Alzo zegt de HEERE: In deze plaats (waarvan gij zegt: Zij is woest, dat er geen mens noch beest in is), in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem, die zo verwoest zijn, dat er geen mens, noch inwoner, noch beest in is, zal wederom gehoord worden
11 dDe stem der vrolijkheid en de stem der blijdschap, de stem des bruidegoms en de stem der bruid, de stem dergenen die zeggen: Looft den HEERE der heirscharen, want de HEERE is goed, want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid; de stem dergenen die lof aanbrengen ten huize des HEEREN; want Ik zal de gevangenis des lands wenden als in het eerst, zegt de HEERE. d Jer. 7:34. verwijsteksten
12 Zo zegt de HEERE der heirscharen: In deze plaats, die zo woest is, dat er geen mens, zelfs tot het vee toe, in is, mitsgaders in al derzelver steden, zullen wederom woningen zijn van herders, die de kudden doen legeren.
13 In de steden van het gebergte, in de steden der laagte, en in de steden van het zuiden, en in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom Jeruzalem, en in de steden van Juda, zullen de kudden wederom onder de handen des tellers doorgaan, zegt de HEERE.
 
Nieuwe belofte van de Spruite
14 Zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het egoede woord verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israël en over het huis van Juda gesproken heb. e Jer. 29:10. verwijsteksten
15 In die dagen en te dien tijde zal Ik den David een fSPRUITE der gerechtigheid doen uitspruiten, en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde. f Jer. 23:5. verwijsteksten
16 In die dagen zal Juda verlost worden en Jeruzalem zeker wonen; en Deze is Die haar roepen zal: De HEERE ONZE GERECHTIGHEID.
17 Want zo zegt de HEERE: Aan David zal niet worden afgesneden een Man Die op den troon van het huis Israëls zitte.
18 Ook zal den Levitischen priesters van voor Mijn aangezicht niet worden afgesneden een Man Die brandoffer offere en spijsoffer aansteke en slachtoffer bereide, al de dagen.
19 En des HEEREN woord geschiedde tot Jeremía, zeggende:
20 Alzo zegt de HEERE: Indien gijlieden Mijn verbond van den dag en Mijn verbond van den nacht kunt vernietigen, zodat dag en nacht niet zijn op hun tijd,
21 Zo zal ook vernietigd kunnen worden Mijn verbond met Mijn knecht David, dat hij geen zoon hebbe die op zijn troon regere; en met de Levieten, de priesters, Mijn dienaren.
22 Gelijk het heir des hemels niet geteld, en het zand der zee niet gemeten kan worden, alzo zal Ik vermenigvuldigen het zaad van Mijn knecht David, en de Levieten, die Mij dienen.
23 Voorts geschiedde des HEEREN woord tot Jeremía, zeggende:
24 Hebt gij niet gezien wat dit volk spreekt, zeggende: De twee geslachten, die de HEERE verkoren had, die heeft Hij nu verworpen? Ja, zij versmaden Mijn volk, zodat het geen volk meer is voor hunlieder aangezicht.
25 Zo zegt de HEERE: Indien Mijn verbond niet is van dag en nacht; indien Ik de ordeningen des hemels en der aarde niet gesteld heb,
26 Zo zal Ik ook het zaad van Jakob en van Mijn knecht David verwerpen, dat Ik van zijn zaad niet neme, die daar heersen over het zaad van Abraham, Izak en Jakob; want Ik zal hun gevangenis wenden en Mij hunner gontfermen. g Jer. 31:20. verwijsteksten

Einde Jeremia 33