Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De valse profeet Hanánja |
1 VOORTS geschiedde het in hetzelve jaar, in het begin des koninkrijks van Zedekía, koning van Juda, in het vierde jaar, in de vijfde maand, dat
Hanánja, zoon van Azur, de profeet, die van Gíbeon was, tot mij sprak in het huis des HEEREN, voor de ogen der priesters en des gansen volks, zeggende: |
2 Zo spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israëls, zeggende: Ik heb het juk van den koning van Babel verbroken. |
3 In nog atwee volle jaren zal Ik tot deze plaats wederbrengen al de vaten van het huis des HEEREN, die Nebukadnézar, de koning van Babel, uit deze plaats heeft weggenomen en dezelve naar Babel gebracht. a Jer. 27:16. |
a Jer. 27:16 Ook sprak ik tot de priesters en tot dit ganse volk, zeggende: Zo zegt de HEERE: Hoort niet naar de woorden uwer profeten die u profeteren, zeggende: Zie, de vaten van des HEEREN huis zullen nu haast uit Babel wedergebracht worden; want zij profeteren u valsheid. |
4 Ook zal Ik Jechónia, den zoon van Jójakim, koning van Juda, en allen die gevankelijk weggevoerd zijn van Juda, die te Babel gekomen zijn, tot deze plaats wederbrengen, spreekt de HEERE; want Ik zal het juk des konings van Babel verbreken. |
5 Toen sprak de profeet Jeremía tot den profeet Hanánja, voor de ogen der priesters en voor de ogen des gansen volks, die in het huis des HEEREN stonden. |
6 En de profeet Jeremía zeide: Amen, de HEERE doe alzo; de HEERE bevestige uw woorden, die gij geprofeteerd hebt, dat Hij de vaten van des HEEREN huis, en allen die gevankelijk zijn weggevoerd, van Babel wederbrenge tot deze plaats. |
7 Maar hoor nu dit woord dat ik spreek voor uw oren, en voor de oren des gansen volks: |
8 De profeten die vóór mij en vóór u vanouds geweest zijn, die hebben tegen vele landen en tegen grote koninkrijken geprofeteerd, van krijg en van kwaad en van pestilentie. |
9 De profeet die geprofeteerd zal hebben van vrede, als het woord van dien profeet komt, dan zal die profeet bekend worden, dat hem de HEERE in der waarheid gezonden heeft. |
10 Toen nam de profeet Hanánja het juk van den hals van den profeet Jeremía, en hij verbrak het. |
11 En Hanánja sprak voor de ogen des gansen volks, zeggende: Zo zegt de HEERE: Alzo zal Ik verbreken het juk van Nebukadnézar, den koning van Babel, in nog twee volle jaren, van den hals van alle volken. En de profeet Jeremía ging zijns weegs. |
12 Doch des HEEREN woord geschiedde tot Jeremía (nadat de profeet Hanánja het juk van den hals van den profeet Jeremía verbroken had), zeggende: |
13 Ga heen en spreek tot Hanánja, zeggende: Zo zegt de HEERE: Houten jukken hebt gij verbroken; nu zult gij in plaats van die ijzeren jukken maken. |
14 Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Ik heb een ijzeren juk gedaan aan den hals van al deze volken, om Nebukadnézar, den koning van Babel, te dienen, en zij zullen hem dienen; ja, Ik heb hem ook het bgedierte des velds gegeven. b Jer. 27:6. |
b Jer. 27:6 En nu, Ik heb al deze landen gegeven in de hand van Nebukadnézar, den koning van Babel, Mijn knecht; zelfs ook het gedierte des velds heb Ik hem gegeven om hem te dienen. |
15 En de profeet Jeremía zeide tot den profeet Hanánja: Hoor nu, Hanánja; de HEERE heeft u niet gezonden, maar gij hebt gemaakt dat dit volk op leugen vertrouwt. |
16 Daarom, zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal u wegwerpen van den aardbodem; dit jaar zult gij sterven, omdat gij een cafval gesproken hebt tegen den HEERE. c Deut. 13:5. Jer. 29:32. |
c Deut. 13:5 En diezelve profeet of droomdromer zal gedood worden; want hij heeft tot een afval gesproken tegen den HEERE uw God, Die ulieden uit Egypteland heeft uitgevoerd en u uit het diensthuis verlost; om u af te drijven van den weg dien u de HEERE uw God geboden heeft om daarin te wandelen. Zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen. Jer. 29:32 Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik zal bezoeking doen over Semája, den Nechlamiet, en over zijn zaad; hij zal niemand hebben die in het midden dezes volks wone, en zal het goede niet zien dat Ik aan Mijn volk doen zal, spreekt de HEERE; want hij heeft een afval gesproken tegen den HEERE. |
17 Alzo stierf de profeet Hanánja in datzelve jaar, in de zevende maand. |