Statenvertaling.nl

sample header image

Jeremia 26 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jeremia 26

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Jeremía’s tempelprediking
1 IN het begin des koninkrijks van Jójakim, den zoon van Josía, koning van Juda, geschiedde dit woord van den HEERE, zeggende:
2 Zo zegt de HEERE: Sta in het voorhof van het huis des HEEREN, en spreek tot alle steden van Juda, die komen om aan te bidden in het huis des HEEREN, al de woorden die Ik u geboden heb tot hen te spreken; doe er niet één woord af.
3 Misschien zullen zij horen en zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg; zo zou Ik aberouw hebben over het kwaad dat Ik hun denk te doen vanwege de boosheid hunner handelingen. a Jer. 18:8. verwijsteksten
4 Zeg dan tot hen: Zo zegt de HEERE: Zo gijlieden naar Mij niet zult horen, dat gij wandelt in Mijn wet, die Ik voor uw aangezicht gegeven heb;
5 Horende naar de woorden van Mijn knechten, de profeten, die Ik tot u zend, zelfs bvroeg op zijnde en zendende; doch gij niet gehoord hebt; b Jer. 7:13, 25; 11:7; 25:3. verwijsteksten
6 Zo zal Ik dit huis stellen als cSilo, en deze stad zal Ik stellen tot een vloek allen volken der aarde. c 1 Sam. 4:12. Ps. 78:60. Jer. 7:12, 14. verwijsteksten
7 En de priesters en de profeten en al het volk hoorden Jeremía deze woorden spreken in het huis des HEEREN.
8 Zo geschiedde het als Jeremía geëindigd had te spreken alles wat de HEERE geboden had tot al het volk te spreken, dat de priesters en de profeten en al het volk hem grepen, zeggende: Gij zult den dood sterven.
9 Waarom hebt gij in den Naam des HEEREN geprofeteerd, zeggende: Dit huis zal worden als Silo, en deze stad zal woest worden, dat er niemand wone? En het ganse volk werd vergaderd tegen Jeremía in het huis des HEEREN.
10 Als nu de vorsten van Juda deze woorden hoorden, gingen zij op uit het huis des konings naar het huis des HEEREN; en zij zetten zich bij de deur der nieuwe poort des HEEREN.
11 Toen spraken de priesters en de profeten tot de vorsten en tot al het volk, zeggende: Aan dezen man is een oordeel des doods, want hij heeft geprofeteerd tegen deze stad, gelijk als gij met uw oren gehoord hebt.
12 Maar Jeremía sprak tot al de vorsten en tot al het volk, zeggende: De HEERE heeft mij gezonden om tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren al de woorden die gij gehoord hebt;
13 Nu dan, dmaakt uw wegen en uw handelingen goed, en gehoorzaamt de stem des HEEREN uws Gods; zo zal het den HEERE berouwen over het kwaad dat Hij tegen u gesproken heeft. d Jer. 7:3. verwijsteksten
14 Doch ik, zie, ik ben in uw handen; doet mij als het goed en als het recht is in uw ogen;
15 Maar weet voorzeker dat gij, zo gij mij doodt, gewisselijk onschuldig bloed zult brengen op u en op deze stad en op haar inwoners; want in der waarheid, de HEERE heeft mij tot u gezonden om al deze woorden voor uw oren te spreken.
16 Toen zeiden de vorsten en al het volk tot de priesters en tot de profeten: Aan dezen man is geen oordeel des doods, want hij heeft tot ons gesproken in den Naam des HEEREN onzes Gods.
17 Ook stonden er mannen op van de oudsten des lands, en spraken tot de ganse gemeente des volks, zeggende:
18 eMicha, de Morastiet, heeft in de dagen van Hizkía, koning van Juda, geprofeteerd, en tot al het volk van Juda gesproken, zeggende: Zo zegt de HEERE der heirscharen: fSion zal als een akker geploegd, en Jeruzalem tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds. e Micha 1:1. f Micha 3:12. verwijsteksten
19 Hebben ook Hizkía, de koning van Juda, en gans Juda hem ooit gedood? Vreesde hij niet den HEERE, en smeekte des HEEREN aangezicht, zodat het den HEERE berouwde over het kwaad dat Hij tegen hen gesproken had? Wij dan doen een groot kwaad tegen onze zielen.
 
Uría ter dood gebracht
20 Er was ook een man die in den Naam des HEEREN profeteerde, Uría, de zoon van Semája, van Kirjath-Jeárim; die profeteerde tegen deze stad en tegen dit land, naar al de woorden van Jeremía.
21 En als de koning Jójakim, mitsgaders al zijn geweldigen en al de vorsten, zijn woorden hoorden, zocht de koning hem te doden; als Uría dat hoorde, zo vreesde hij en vluchtte, en kwam in Egypte.
22 Maar de koning Jójakim zond mannen naar Egypte, Elnathan, den zoon van Achbor, en andere mannen met hem, in Egypte.
23 Die voerden Uría uit Egypte en brachten hem tot den koning Jójakim, en hij sloeg hem met het zwaard, en hij wierp zijn dood lichaam in de graven van de kinderen des volks.
24 Maar de hand van Ahíkam, den zoon van Safan, was met Jeremía, dat men hem niet overgaf in de hand des volks om hem te doden.

Einde Jeremia 26