Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 OCH, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van Uw aangezicht vervloten; |
2 Gelijk een smeltvuur brandt en het vuur de wateren doet opbobbelen, om Uw Naam aan Uw wederpartijders bekend te maken! Laat alzo de heidenen van Uw aangezicht beven. |
3 Toen Gij vreselijke dingen deedt, die wij niet verwachtten; Gij kwaamt neder, van Uw aangezicht vervloten de bergen. |
4 Ja, vanouds heeft men het aniet gehoord, noch met oren vernomen, en geen oog heeft het gezien, behalve Gij, o God, wat
Hij doen zal dien die op Hem wacht. a Ps. 31:19, 20. 1 Kor. 2:9. |
a Ps. 31:19 Laat de valse lippen stom worden, die hard spreken tegen den rechtvaardige, in hoogmoed en verachting. Ps. 31:20 O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen die U vrezen; dat Gij gewrocht hebt voor degenen die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der mensenkinderen! 1 Kor. 2:9 Maar gelijk geschreven is: Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben. |
5 Gij ontmoet den vrolijke en die gerechtigheid doet, degenen die Uwer gedenken op Uw wegen; zie, Gij waart verbolgen, omdat wij gezondigd hebben; in dezelve is de eeuwigheid, opdat wij behouden werden. |
6 Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en bwij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind. b Ps. 90:5, 6. |
b Ps. 90:5 Gij overstroomt hen, zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras dat verandert; Ps. 90:6 In den morgenstond bloeit het en het verandert; des avonds wordt het afgesneden en het verdort. |
7 En er is niemand die Uw Naam aanroept, die zich opwekt dat hij U aangrijpe; want Gij verbergt Uw aangezicht voor ons en Gij doet ons smelten door het middel van onze ongerechtigheden. |
8 Doch nu, HEERE, Gij zijt onze Vader; wij zijn leem en Gij zijt onze Pottenbakker, en wij allen zijn Uwer handen werk. |
9 HEERE, wees niet zozeer verbolgen, en cgedenk niet eeuwiglijk der ongerechtigheid; zie, aanschouw toch, wij allen zijn Uw volk. c Ps. 79:8. |
c Ps. 79:8 Gedenk ons de vorige misdaden niet; haast U, laat Uw barmhartigheden ons voorkomen, want wij zijn zeer dun geworden. |
10 Uw heilige steden zijn een woestijn geworden, Sion is een woestijn geworden, Jeruzalem een verwoesting. |
11 Ons heilig en ons heerlijk huis, waarin onze vaders U loofden, is met vuur verbrand; en al onze gewenste dingen zijn tot woestheid geworden. |
12 HEERE, zoudt Gij U over deze dingen inhouden? Zoudt Gij stilzwijgen en ons zozeer bedrukken? |