Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 ALZO zegt de HEERE: Bewaart het recht en doet
gerechtigheid, want Mijn heil is nabij om te komen en Mijn gerechtigheid om geopenbaard te worden. |
2 Welgelukzalig is de mens die zulks doet, en des mensen kind dat daaraan vasthoudt; die den sabbat houdt, zodat hij dien niet ontheiligt, en die zijn hand bewaart van enig kwaad te doen. |
3 En de vreemde die zich tot den HEERE gevoegd heeft, spreke niet, zeggende: De HEERE heeft mij gans en al van Zijn volk gescheiden; en de gesnedene zegge niet: Zie, ik ben een dorre boom. |
4 Want alzo zegt de HEERE van de gesnedenen die Mijn sabbatten houden, en verkiezen hetgeen waartoe Ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond: |
5 Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwigen naam zal Ik eenieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden. |
6 En de vreemden die zich tot den HEERE voegen om Hem te dienen en om den Naam des HEEREN lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn: al wie den sabbat houdt, dat hij dien niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden, |
7 Die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligen berg, en Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken. |
8 De Heere HEERE, Die de verdrevenen Israëls vergadert, spreekt: Ik zal tot Hem nog meer vergaderen, nevens hen die tot Hem vergaderd zijn. |
9 Al gij gedierte des velds, komt om te eten, ja, al gij gedierte in het woud. |
10 Hun wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben het sluimeren lief. |
11 En deze honden zijn sterk van begeerte, zij kunnen niet verzadigd worden, ja, het zijn herders die niet verstaan kunnen; zij allen keren zich naar hun weg, elkeen naar zijn gewin, elk uit zijn einde. |
12 Komt herwaarts, zeggen zij, ik zal wijn halen en wij zullen sterken drank zuipen; en de dag van morgen zal zijn als deze, ja, groter, veel treffelijker. |