Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Christus nodigt alle verslagenen van hart tot de genieting Zijner weldaden, vs. 1. God de Vader betuigt waartoe Hij Christus gezonden heeft, 4. Namelijk om de heidenen te roepen, 5. Wat het ambt aller bekeerden is, 6. God belooft dat Hij denzelven Zijn genade en zegen rijkelijk geven wil, 10. Tot verheuging aller creaturen, 12. |
Nodiging tot het heil |
1 O1
a2alle gij dorstigen, komt 3tot de wateren, en gij 4die geen geld hebt, komt, koopt en 5eet, ja, 6komt, koopt zonder geld en zonder prijs, 7wijn en melk. |
| 1 Het Hebreeuwse woordje hoi, hetwelk elders zoveel is als wee, is hier een woordje van opwekking. |
| a Joh. 7:37, 38. |
| Joh. 7:37 En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Joh. 7:38 Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. |
| 2 Gij allen die naar de gerechtigheid zeer verlangt, gevoelende uw zonden en ellenden, Ps. 42:3. Matth. 5:6. Joh. 7:37. |
| Ps. 42:3 Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen? Matth. 5:6 Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. Joh. 7:37 En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. |
| 3 Dat is, tot Mij, of tot de hemelse goederen, die Ik u door het Evangelie aanbied, namelijk vergeving der zonden en de gerechtigheid, die ons om niet en zonder enige verdiensten onzerzijds van God in Christus gegeven worden. Insgelijks de gaven des Heiligen Geestes, en eindelijk het eeuwige leven; waartoe wij door het geloof moeten komen, Joh. 7:37. |
| Joh. 7:37 En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. |
| 4 Hebr. die geen geld heeft, dat is, die in of bij uzelven geen waardigheid noch verdiensten hebt. |
| 5 Dat is, geniet. Alzo ook vers 2. Eten voor genieten is zeer gemeen bij de Hebreeën. Zie Job 21, de aant. op vers 25. |
| vers 2 Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen dat geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen dat niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen. Job 21:25 (kt.) De ander daarentegen sterft met een bittere ziel, en hij heeft van het goede niet gegeten. |
| 6 Dat is, ontvangt om niet. |
| 7 Wijn en melk betekent hier hetzelfde dat straks door water is te kennen gegeven, te weten alles wat tot het geestelijke leven van node is. |
|
2 8Waarom weegt gijlieden geld uit 9voor hetgeen dat geen brood is, en 10uw arbeid 11voor hetgeen dat niet verzadigen kan? 12Hoort aandachtiglijk naar Mij en 13eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen. |
| 8 Dat is, waarom doet gij veel vergeefse kosten en moeite, drijvende uw afgoderij en bijgeloof, daar toch door zulke middelen geen leven noch vaste troost te verkrijgen is? |
| 9 Hebr. voor niet-brood. Aldus noemt hij de valse leer en bijgelovigheden, die het hart der mensen niet kunnen spijzen noch verzadigen. Als daar was de leer der schriftgeleerden en der farizeeën van eigengerechtigheid, buiten Christus en Zijn gerechtigheid. |
| 10 Dat is, het geld dat gijlieden met uw arbeid gewonnen hebt. |
| 11 Hebr. om niet ter verzadiging. |
| 12 Hebr. Hoort horende, dat is, hoort aandachtiglijk, naarstiglijk, of ernstiglijk naar Mij. |
| 13 Dit is ook al van een geestelijk eten te verstaan, als ook wat er volgt. |
|
3 14Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en 15uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond 16maken 17en
bu geven de gewisse weldadigheden 18Davids. |
| 14 Dit spreekt God de Vader. |
| 15 Dat is, zij zal troost en vreugd hebben, als zij Mij hoort. |
| 16 Zie Gen. 15 op vers 18. Jer. 34:18, 19. |
| Gen. 15:18 (kt.) Te dienzelven dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier Frath: Jer. 34:18 En Ik zal de mannen overgeven, die Mijn verbond hebben overtreden, die niet bevestigd hebben de woorden des verbonds, dat zij voor Mijn aangezicht gemaakt hadden, met het kalf dat zij in tweeën hadden gehouwen, en waren tussen zijn stukken doorgegaan: Jer. 34:19 De vorsten van Juda en de vorsten van Jeruzalem, de kamerlingen en de priesters, en al het volk des lands, die door de stukken des kalfs zijn doorgegaan. |
| 17 Deze woorden zijn hierbij gevoegd uit de woorden van Paulus, Hand. 13:34, waar aldus staat: Ik zal ulieden die heilige en trouwe beloften Davids geven. |
| Hand. 13:34 En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, alzo dat Hij niet meer zal tot verderving keren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal ulieden de weldadigheden Davids geven, die getrouw zijn. |
| b Hand. 13:34. |
| Hand. 13:34 En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, alzo dat Hij niet meer zal tot verderving keren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal ulieden de weldadigheden Davids geven, die getrouw zijn. |
| 18 Dat is, die Ik David heb beloofd. Zie 2 Sam. 7:13. Ps. 89:29. Tot voltrekking dezer weldadigheden was het van node dat Christus van de doden zou opstaan en alzo tot Zijn eeuwig Rijk ingaan. Tot zulk einde haalt de apostel Paulus deze spreuk aan, Hand. 13:34, om de opstanding van Christus te bewijzen. Enigen verstaan hier door David den Heere Christus, zodat door de weldadigheden Davids te verstaan zouden zijn de weldadigheden die Christus het volk Gods verwerven en geven zou. Alzo ook Jer. 30:9. Ez. 34:23, enz. |
| 2 Sam. 7:13 Die zal Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid. Ps. 89:29 Ik zal hem Mijn goedertierenheid in eeuwigheid houden, en Mijn verbond zal hem vast blijven. Hand. 13:34 En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, alzo dat Hij niet meer zal tot verderving keren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal ulieden de weldadigheden Davids geven, die getrouw zijn. Jer. 30:9 Maar zij zullen dienen den HEERE hun God, en hun Koning David, Dien Ik hun verwekken zal. Ez. 34:23 En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn Knecht David; Die zal hen weiden en Die zal hun tot een Herder zijn. |
|
4 Zie, 19Ik heb 20Hem 21tot een Getuige der volken gegeven, een Vorst en 22Gebieder der volken. |
| 19 Te weten God de Vader. |
| 20 Te weten Christus, den Zone Davids, Die ook Davids Heere en Verlosser is. |
| 21 Dat is, tot een Profeet en Leraar, Die de hemelse waarheid betuigt; of Die van Mijn wil getuigenis geeft. |
| 22 Om te gebieden en te bevelen wat Hem belieft. |
|
5 Zie, 23Gij zult een volk roepen 24dat Gij niet kendet, en 25het volk dat U niet kende, 26zal tot U lopen, om des HEEREN Uws Gods wil en 27om des Heiligen Israëls wil, 28want Hij heeft U verheerlijkt. |
| 23 O Jezus Christus. |
| 24 Dat is, naar dewelke Gij niet vraagdet, maar liet ze op hun wegen wandelen. Zie Hand. 14:16. Of die Gij voor Uw volk niet kendet. |
| Hand. 14:16 Welke in de verleden tijden al de heidenen heeft laten wandelen in hun wegen; |
| 25 Hebr. een volk die U niet kenden, zullen tot U lopen, dat is, die naar U niet vraagden, noch U voor hun Zaligmaker kenden. |
| 26 Dat is, met groten ijver en begeerte Uw leer aannemen. |
| 27 Of: en tot den Heilige Israëls. Zie Ps. 71 op vers 22. |
| Ps. 71:22 (kt.) Ook zal ik U loven met het instrument der luit, Uw trouw, mijn God; ik zal U psalmzingen met de harp, o Heilige Israëls. |
| 28 Of: als Hij U, o Christus, zal verheerlijkt hebben, namelijk door de opstanding uit de doden, Rom. 1:4, en door de verhoging aan Zijn rechterhand in de hemelen, vanwaar Hij den Heiligen Geest op de apostelen zenden zou, Handelingen 2, doende grote wonderen door Deszelfs kracht, Hand. 3:13; 4:10. |
| Rom. 1:4 Die krachtiglijk bewezen is te zijn de Zone Gods naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden), namelijk Jezus Christus, onzen Heere Handelingen 2 EN als de dag van het pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. Hand. 3:13 De God Abrahams en Izaks en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlijkt, Welken gij overgeleverd hebt, en hebt Hem verloochend voor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde dat men Hem zou loslaten. Hand. 4:10 Zo zij u allen kennelijk en het ganse volk Israël, dat door den Naam van Jezus Christus den Nazaréner, Dien gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, zeg ik, staat deze hier voor u gezond. |
|
6 Zoekt den HEERE 29terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan terwijl Hij nabij is. |
| 29 Dat is, terwijl Hij Zijn goedertierenheid den armen zondaren aanbiedt, dezelve tot boete en bekering nodigende. Zie Ps. 32:6. Het zijn de woorden van den profeet. |
| Ps. 32:6 Hierom zal U een ieder heilige aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop van grote wateren zullen zij hem niet aanraken. |
|
7 De goddeloze verlate zijn weg, en de 30ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich zijner ontfermen, en tot onzen God, want Hij 31vergeeft menigvuldiglijk. |
| 30 Hebr. de man der boosheid, of der ongerechtigheid. |
| 31 Hebr. Hij vermeerdert te vergeven, of met vergeven. |
|
8 32Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. |
| 32 Hier spreekt God de Heere wederom, en het is zoveel alsof Hij zeide: Gij mensen zijt van zulken aard, dat gij het niet lichtelijk vergeeft noch vergeet als u iemand vertoornd heeft, inzonderheid als hij het te grof maakt; maar Ik vergeef weldra al dengenen dien het leed is dat zij Mij vertoornd hebben, en die Mij om vergeving bidden. Ik ben ook niet wankelmoedig noch ontrouw, gelijk de mensen, maar al wat Ik beloof, doe Ik gewisselijk. |
|
9 Want 33gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder gedachten. |
| 33 Of: zoveel
. Vgl. hiermede Ps. 103:11. |
| Ps. 103:11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen die Hem vrezen. |
|
10 Want gelijk de regen en de sneeuw van den hemel nederdaalt en derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt de aarde en maakt dat 34zij voortbrenge en uitspruite, en zaad geve den zaaier en brood den eter; |
| 34 Te weten de aarde. |
|
11 Alzo zal 35Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, het zal 36niet ledig tot Mij wederkeren; maar het zal doen hetgeen dat Mij behaagt, en het zal 37voorspoedig zijn 38in hetgeen waartoe Ik het zend. |
| 35 Dat is, het woord Mijner belofte. |
| 36 Dat is, niet zonder iets uit te richten. |
| 37 Of: geluk hebben, wel gedijen. |
| 38 Of: tot welk, of: werwaarts. |
|
12 Want in blijdschap zult gijlieden 39uittrekken en met vrede voortgeleid worden; 40de bergen en heuvelen zullen geschal maken met vrolijk gezang voor uw aangezicht, en calle bomen des velds zullen de handen samenklappen. |
| 39 Te weten uit de geestelijke gevangenis des duivels, nadat gij door Christus zult verlost zijn, waarvan de Babylonische gevangenis een beeld was. |
| 40 Zie Jes. 35:1. De zin is, dat alle creaturen, al is het dat zij ongevoelig zijn, nochtans het werk des Heeren met vreugd zullen helpen bevorderen. Zie de aant. Ps. 98 op vers 8. |
| Jes. 35:1 DE woestijn en de dorre plaatsen zullen hierover vrolijk zijn, en de wildernis zal zich verheugen en zal bloeien als een roos. Ps. 98:8 (kt.) Dat de rivieren met de handen klappen, dat tegelijk de gebergten vreugde bedrijven, |
| c 1 Kron. 16:33. |
| 1 Kron. 16:33 Dan zullen de bomen des wouds juichen, voor het aangezicht des HEEREN, omdat Hij komt om de aarde te richten. |
|
13 41Voor een doorn zal een dennenboom opgaan, voor een distel zal een mirtenboom opgaan; en 42het zal den HEERE wezen tot een naam, tot 43een eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal worden. |
| 41 Dat is, die tevoren als distelen en doornen waren, dat is, onvruchtbaar en tot alle goed onbekwaam, zullen vruchtbaar worden, en als schone bomen opwassen, nadat zij door den Heiligen Geest zullen vernieuwd en wedergeboren zijn. Zie dergelijke manieren van spreken Jes. 41:19. |
| Jes. 41:19 Ik zal in de woestijn den cederboom, den sittimboom en den mirtenboom en den olieachtigen boom zetten; Ik zal in de wildernis stellen den dennenboom, den beuk en den busboom tegelijk; |
| 42 De zin is: Door de verlossing en heiliging der kerk zal God Zijn oneindige goedheid en almogendheid inzonderheid doen blijken, waarom Hij in der eeuwigheid zal geloofd en geprezen worden. |
| 43 Te weten een gedenkteken. |