Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Israël gelouterd |
1 HOORT dit, gij huis Jakobs, die genoemd worden met den naam van Israël en uit de wateren van Juda voortgekomen zijn; die daar zweren bij den Naam des HEEREN en vermelden den God Israëls, maar niet in waarheid, noch in gerechtigheid. |
2 Ja, van de heilige stad worden zij genoemd, en zij steunen op den God Israëls; HEERE der heirscharen is Zijn Naam. |
3 De vorige dingen heb Ik verkondigd van toen af, en uit Mijn mond zijn zij voortgekomen en Ik heb ze doen horen; Ik heb ze snellijk gedaan en zij zijn gekomen; |
4 Omdat Ik wist dat gij hard zijt, en uw nek een ijzeren zenuw is en uw voorhoofd koper; |
5 Daarom heb Ik het u van toen af verkondigd; eer dat het kwam, heb Ik het u doen horen; opdat gij niet misschien zoudt zeggen: Mijn afgod heeft die dingen gedaan of mijn gesneden beeld, of mijn gegoten beeld heeft ze bevolen. |
6 Gij hebt het gehoord, aanmerkt dat alles; zult gijlieden het ook niet verkondigen? Van nu af doe Ik u nieuwe dingen horen, en verborgen dingen, en die gij niet geweten hebt. |
7 Nu zijn zij geschapen en niet van toen af, en vóór dezen dag hebt gij ze ook niet gehoord; opdat gij niet misschien zeggen zoudt: Zie, ik heb ze geweten. |
8 Ook hebt gij ze niet gehoord, ook hebt gij ze niet geweten, ook van toen af is uw oor niet geopend geweest; want Ik heb geweten dat gij gans trouwelooslijk handelen zoudt, en dat gij van den buik af een overtreder genaamd zijt. |
9 Om Mijns Naams wil zal Ik Mijn toorn langer uitstellen, en aom Mijns roems wil zal Ik, u ten goede, Mij
bedwingen, opdat Ik u niet afhouwe. a Jes. 43:21, 25. |
a Jes. 43:21 Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen. Jes. 43:25 Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet. |
10 Zie, Ik heb u gelouterd, doch niet als zilver, Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende. |
11 Om Mijnentwil, om Mijnentwil zal Ik het doen, want hoe zou hij ontheiligd worden? En bIk zal Mijn eer aan geen ander geven. b Jes. 42:8. |
b Jes. 42:8 Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, noch Mijn lof den gesneden beelden. |
De HEERE, Israëls Verlosser |
12 Hoor naar Mij, o Jakob, en gij Israël, Mijn geroepene: Ik ben Dezelfde; cIk ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste. c Jes. 41:4; 44:6. Openb. 1:17; 22:13. |
c Jes. 41:4 Wie heeft dit gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en met de laatsten ben Ik Dezelfde. Jes. 44:6 Zo zegt de HEERE, de Koning Israëls, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God. Openb. 1:17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; Openb. 22:13 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste. |
13 Ook heeft Mijn hand de aarde gegrond, en Mijn rechterhand heeft de hemelen met de palm afgemeten; wanneer Ik ze roep, staan zij daar tezamen. |
14 Vergadert u, gij allen, en hoort; wie onder hen dheeft deze dingen verkondigd? De HEERE heeft hem lief, hij zal Zijn welbehagen tegen Babel doen, en Zijn arm zal tegen de Chaldeeën zijn. d Jes. 41:22, 23. |
d Jes. 41:22 Laat hen voortbrengen en ons verkondigen de dingen die gebeuren zullen; verkondigt de vorige dingen, welke die geweest zijn, opdat wij het ter harte nemen en het einde daarvan weten; of doet ons de toekomende dingen horen. Jes. 41:23 Verkondigt dingen die hierna komen zullen, opdat wij weten dat gij goden zijt; ja, doet goed en doet kwaad, dat wij verbaasd staan en tezamen toezien. |
15 Ik, Ik heb het gesproken, ook heb Ik hem geroepen; Ik zal hem doen komen, en hij zal voorspoedig zijn op zijn weg. |
16 Nadert gijlieden tot mij, hoort dit: Ik heb van den beginne niet in het verborgene gesproken, maar van dien tijd af dat het geschied is, ben ik daar; en nu, de Heere HEERE en Zijn Geest heeft mij gezonden. |
17 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Ik ben de HEERE uw God, Die u leert wat nut is, Die u leidt op den weg dien gij gaan moet. |
18 eOch, dat gij naar Mijn geboden geluisterd hadt! Zo zou uw vrede geweest zijn als een rivier, en uw gerechtigheid als de golven der zee. e Deut. 32:29. Ps. 81:14. |
e Deut. 32:29 O, dat zij wijs waren! Zij zouden dit vernemen, zij zouden op hun einde merken. Ps. 81:14 Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had! |
19 Ook zou uw zaad geweest zijn als het zand, en die uit uw ingewanden voortkomen als deszelfs steentjes; welks naam niet zou worden afgehouwen noch verdelgd van voor Mijn aangezicht. |
20 fGaat uit van Babel, vliedt van de Chaldeeën, verkondigt met de stem des gejuichs, doet zulks horen, brengt het uit tot aan het einde der aarde, zegt: De HEERE heeft Zijn knecht Jakob verlost. f Jes. 52:11. Jer. 50:8; 51:6, 45. Openb. 18:4. |
f Jes. 52:11 Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar, raakt het onreine niet aan; gaat uit het midden van haar, reinigt u, gij die de vaten des HEEREN draagt. Jer. 50:8 Vliedt weg uit het midden van Babel en gaat uit, uit der Chaldeeën land; en weest als de bokken voor de kudde heen. Jer. 51:6 Vliedt uit het midden van Babel en redt een iegelijk zijn ziel; wordt niet uitgeroeid in haar ongerechtigheid; want dit is de tijd der wrake des HEEREN, Die haar de verdienste betaalt. Jer. 51:45 Gaat uit, Mijn volk, uit het midden van haar, en redt een iegelijk zijn ziel, vanwege de hittigheid van den toorn des HEEREN, Openb. 18:4 En ik hoorde een andere stem uit den hemel, zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt. |
21 En: Zij hadden geen dorst, toen
Hij hen leidde door de woeste plaatsen; Hij deed voor hen water uit den rotssteen vlieten; als Hij den rotssteen kliefde, zo vloeiden de wateren daarheen. |
22 Maar
de ggoddelozen hebben geen vrede, zegt de HEERE. g Jes. 57:21. |
g Jes. 57:21 De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede. |