Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De ondergang van Babel |
1 DAAL af en azit in het stof, gij jonkvrouw, dochter van Babel, zit op de aarde, er is geen troon meer, gij dochter der Chaldeeën; want gij zult niet meer genaamd worden de tedere, noch de wellustige. a Jes. 26:5. |
a Jes. 26:5 Want Hij buigt de hooggezetenen neder, de verheven stad; Hij vernedert ze, Hij vernedert ze tot de aarde toe, Hij doet ze tot aan het stof reiken. |
2 Neem den molen en maal meel; ontdek uw vlechten, ontbloot de enkels, ontdek de schenkels, ga door de rivieren. |
3 bUw schaamte zal ontdekt worden, ook zal uw schande gezien worden; Ik zal wraak nemen, en Ik zal op u niet aanvallen als een mens. b Jes. 3:17. Nah. 3:5. |
b Jes. 3:17 Zo zal de Heere den schedel der dochteren Sions schurftig maken, en de HEERE zal haar schaamte ontbloten. Nah. 3:5 Zie, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal uw zomen ontdekken boven uw aangezicht, en Ik zal den heidenen uw naaktheid en den koninkrijken uw schande wijzen. |
4 Onzes Verlossers Naam is HEERE der heirscharen, de Heilige Israëls. |
5 Zit stilzwijgende en ga in de duisternis, gij dochter der Chaldeeën; want gij zult niet meer genoemd worden koningin der koninkrijken. |
6 Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde Mijn erve en Ik gaf hen over in uw hand; doch gij beweest hun geen barmhartigheden, ja, zelfs
over den oude maaktet gij uw juk zeer zwaar. |
7 En gij zeidet: Ik zal ckoningin zijn in eeuwigheid; tot nog toe hebt gij deze dingen niet in uw hart genomen, gij hebt aan het einde daarvan niet gedacht. c Openb. 18:7. |
c Openb. 18:7 Zoveel als zij zichzelve verheerlijkt heeft en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar hart: Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien. |
8 Nu dan, hoor dit, gij weelderige, die zo zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en niemand meer dan ik; ik zal geen weduwe zitten, noch de beroving van kinderen kennen. |
9 Doch ddeze beide dingen zullen u in een ogenblik overkomen, op één dag, de beroving van kinderen en weduwschap; volkomenlijk zullen zij u overkomen vanwege de veelheid uwer toverijen, vanwege de menigte uwer bezweringen. d Jes. 51:19. |
d Jes. 51:19 Deze twee dingen zijn u wedervaren; wie heeft medelijden met u? Er is verwoesting en verbreking en honger en zwaard; door wien zal Ik u troosten? |
10 Want gij hebt op uw boosheid vertrouwd; gij hebt gezegd: Niemand ziet mij; uw wijsheid en uw wetenschap, die heeft u afkerig gemaakt; en gij hebt in uw hart gezegd: Ik ben het, en niemand meer dan ik. |
11 Daarom zal er over u een kwaad komen, gij zult den dageraad daarvan niet weten; en een verderf zal er op u vallen, hetwelk gij niet zult kunnen verzoenen; want er zal snellijk een onstuimige verwoesting over u komen, dat gij het niet weten zult. |
12 Sta nu met uw bezweringen en met de veelheid uwer toverijen, waarin gij gearbeid hebt van uw jeugd af; of gij misschien voordeel kondet doen, of gij misschien u kondet sterken. |
13 Gij zijt moede geworden in de veelheid uwer raadslagen; laat nu opstaan die den hemel waarnemen, die in de sterren kijken, die naar de nieuwe manen voorzeggen; en laat hen u verlossen van die dingen die over u komen zullen. |
14 Zie, zij zullen zijn als stoppelen, het vuur zal hen verbranden, zij zullen zichzelven niet kunnen rukken uit de macht der vlam; het zal geen kool zijn om bij te warmen, geen vuur om daarvoor neder te zitten. |
15 Alzo zullen zij u zijn, met dewelke gij gearbeid hebt, uw handelaars van uw jeugd aan, elk zal zijns weegs dwalen, niemand zal u verlossen. |