Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 ALZO zegt de HEERE tot Zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik vat om de volken voor zijn aangezicht neder te werpen, en Ik zal de lendenen der koningen ontbinden; om voor zijn aangezicht de deuren te openen, en de poorten zullen niet gesloten worden: |
2 Ik zal voor uw aangezicht gaan en Ik zal de kromme wegen recht maken; de koperen deuren zal Ik verbreken en de ijzeren grendelen zal Ik in stukken slaan. |
3 En Ik zal u geven de schatten die in de duisternissen zijn en de verborgen rijkdommen, opdat gij moogt weten dat Ik de HEERE ben, Die u bij uw naam roept, de God Israëls; |
4 Om Jakobs, Mijns knechts wil, en Israëls, Mijns uitverkorenen; ja, Ik riep u bij uw naam, Ik noemde u toe, hoewel gij Mij niet kendet. |
5 Ik ben de HEERE, en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent; |
6 Opdat men wete van den opgang der zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is: Ik ben de HEERE, en niemand meer. |
7 Ik formeer het licht en schep de duisternis, Ik maak den vrede en schep het kwaad; Ik, de HEERE, doe al deze dingen. |
8 Drupt, gij hemelen, van boven af, en dat de wolken vloeien van gerechtigheid; en de aarde opene zich, en dat allerlei heil uitwasse en gerechtigheid tezamen uitspruite; Ik, de HEERE, heb ze geschapen. |
9 Wee dien die met zijn Formeerder twist, gelijk een potscherf met aarden potscherven. Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? Of zal uw werk zeggen: Hij heeft geen handen? |
10 Wee dien die tot den vader zegt: Wat genereert gij? En tot de vrouw: Wat baart gij? |
11 Alzo zegt de HEERE, de Heilige Israëls en deszelfs Formeerder: Zij hebben Mij van toekomende dingen gevraagd; van Mijn kinderen, zoudt gij Mij van het werk Mijner handen bevel geven? |
12 Ik heb de aarde gemaakt en Ik heb den mens daarop geschapen; Ik ben het, Mijn handen hebben de hemelen uitgebreid en Ik heb al hun heir bevel gegeven. |
13 Ik heb hem verwekt in gerechtigheid en al zijn wegen zal Ik recht maken; hij zal Mijn stad bouwen en hij zal Mijn gevangenen loslaten, niet voor prijs, noch voor geschenk, zegt de HEERE der heirscharen. |
14 Alzo zegt de HEERE: De arbeid der Egyptenaars en de koophandel der Moren en der Sabeeërs, der mannen van grote lengte, zullen tot u overkomen en zij zullen uwe zijn, zij zullen u navolgen, in boeien zullen zij overkomen; en zij zullen zich voor u buigen, zij zullen u smeken, zeggende: Gewisselijk, God is in u en er is anders geen God meer. |
15 Voorwaar, Gij zijt een God Die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland. |
16 Zij zullen beschaamd en ook tot schande worden, zij allen; tezamen zullen zij met schande heengaan die de afgoden maken. |
17 Maar
Israël wordt verlost door den HEERE met een eeuwige verlossing; gijlieden zult niet beschaamd noch tot schande worden tot in alle eeuwigheden. |
18 Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen geschapen heeft, die God Die de aarde geformeerd en Die haar gemaakt heeft; Hij heeft haar bevestigd, Hij heeft haar niet geschapen dat ze ledig zijn zou, maar heeft haar geformeerd opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE, en niemand meer. |
19 Ik heb niet in het verborgene gesproken, in een donkere plaats der aarde; Ik heb tot het zaad Jakobs niet gezegd: Zoekt Mij tevergeefs. Ik ben de HEERE, Die gerechtigheid spreekt, Die rechtmatige dingen verkondigt. |
20 Verzamelt u en komt, treedt hier toe tezamen, gijlieden die van de heidenen ontkomen zijt. Zij weten niets, die hun houten gesneden beelden dragen, en een god aanbidden die niet verlossen kan. |
21 Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt tezamen. Wie heeft dat laten horen van oudsher? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? En er is geen God meer behalve Ik, een rechtvaardig God en een Heiland, niemand is er dan Ik. |
22 Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer. |
23 Ik heb gezworen bij Mijzelven, er is een woord der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan en het zal niet wederkeren: dat Mij alle knie zal gebogen worden, alle tong Mij zal zweren. |
24 Men zal van Mij zeggen: Gewisselijk, in den HEERE zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen; maar zij zullen beschaamd worden, allen die tegen Hem ontstoken zijn. |
25 Maar
in den HEERE zullen gerechtvaardigd worden en zich beroemen het ganse zaad Israëls. |