Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Israël kostelijk in Gods ogen |
1 MAAR nu, alzo zegt de HEERE, uw Schepper, o Jakob, en uw Formeerder,
o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijne. |
2 Wanneer gij zult gaan adoor het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken. a Ps. 66:12. |
a Ps. 66:12 Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing. |
3 Want Ik ben de HEERE uw God, de Heilige Israëls, uw Heiland; Ik heb Egypte, Morenland en Seba gegeven tot uw losgeld, in uw plaats. |
4 Van toen af dat gij kostelijk zijt geweest in Mijn ogen, zijt gij verheerlijkt geweest, en Ik heb u liefgehad; daarom heb Ik mensen in uw plaats gegeven en volken in plaats van uw ziel. |
5 bVrees niet, want Ik ben met u; Ik zal uw zaad van den opgang brengen en Ik zal u
verzamelen
van den ondergang. b Jes. 44:2. Jer. 30:10; 46:27. |
b Jes. 44:2 Zo zegt de HEERE, uw Maker en uw Formeerder van den buik af, Die u helpt: Vrees niet, o Jakob, Mijn knecht, en gij, Jeschurun, dien Ik uitverkoren heb. Jer. 30:10 Gij dan, vrees niet, o Mijn knecht Jakob, spreekt de HEERE, ontzet u niet, Israël; want zie, Ik zal u uit verre landen verlossen, en uw zaad uit het land hunner gevangenis; en Jakob zal wederkomen en stil en gerust zijn, en er zal niemand zijn die hem
verschrikke. Jer. 46:27 Maar gij, Mijn knecht Jakob, vrees niet, en ontzet u niet, o Israël; want zie, Ik zal u verlossen uit verre landen, en uw zaad uit het land hunner gevangenis; en Jakob zal wederkomen en stil en gerust zijn, en niemand zal hem
verschrikken. |
6 Ik zal zeggen tot het noorden: Geef; en tot het zuiden: Houd niet terug; breng Mijn zonen van verre en Mijn dochters van het einde der aarde, |
7 Eenieder die naar Mijn Naam genoemd is, en dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd heb, dien Ik ook gemaakt heb. |
Israël is Gods getuige |
8 Breng voort het blinde volk, hetwelk ogen heeft, en de doven, die oren hebben. |
9 Laat al de heidenen tezamen vergaderd worden en laat de volken verzameld worden; wie onder hen zal dit verkondigen? Of laat hen ons doen horen de vorige dingen, laat hen hun getuigen voorbrengen, opdat zij gerechtvaardigd worden, en men het hore en zegge: Het is de waarheid. |
10 Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet en Mij gelooft en verstaat, dat Ik Dezelfde ben, cdat vóór Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal. c Jes. 41:4; 44:8; 45:21. Hos. 13:4. |
c Jes. 41:4 Wie heeft dit gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en met de laatsten ben Ik Dezelfde. Jes. 44:8 Verschrikt niet en vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen. Is er ook een God behalve Ik? Immers is er geen andere Rotssteen; Ik ken er geen. Jes. 45:21 Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt tezamen. Wie heeft dat laten horen van oudsher? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? En er is geen God meer behalve Ik, een rechtvaardig God en een Heiland, niemand is er dan Ik. Hos. 13:4 Ik ben toch de HEERE uw God, van Egypteland af; daarom zoudt gij geen God kennen dan Mij alleen, want er is geen Heiland dan Ik. |
11 Ik, Ik ben de HEERE, en er is geen Heiland behalve Ik. |
12 Ik heb verkondigd en Ik heb verlost, en Ik heb het doen horen, en geen vreemd god was onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben. |
13 Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand die uit Mijn hand redden kan; Ik zal werken en dwie zal het keren? d Jes. 14:27. |
d Jes. 14:27 Want de HEERE der heirscharen heeft het in Zijn raad besloten; wie zal het dan breken? En Zijn hand is uitgestrekt; wie zal ze dan keren? |
14 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Om ulieder wil heb Ik naar Babel gezonden en heb hen allen vluchtende doen nederdalen, te weten de Chaldeeën, in de schepen op dewelke zij juichten. |
15 Ik ben de HEERE, uw Heilige; de Schepper Israëls, ulieder Koning. |
16 Alzo zegt de HEERE, Die in de zee een weg, en in de sterke wateren een pad maakte; |
17 Die wagens en paarden, heir en macht voortbracht; tezamen zijn zij nedergelegen, zij zullen niet weder opstaan, zij zijn uitgeblust, gelijk een vlaswiek zijn zij uitgegaan. |
18 Gedenkt der vorige dingen niet, en overlegt de oude dingen niet. |
19 Zie, Ik zal ewat nieuws maken, nu zal het uitspruiten; zult gijlieden dat niet weten? Ja, Ik zal in de woestijn een weg leggen en rivieren in de wildernis. e Openb. 21:5. |
e Openb. 21:5 En Die op den troon zat, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw. |
20 Het gedierte des velds zal Mij eren, de draken en de jonge struisen; want Ik zal in de woestijn wateren geven en rivieren in de wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorene drinken te geven. |
21 fDit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen. f Luk. 1:74, 75. |
f Luk. 1:74 Dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vrees, Luk. 1:75 In heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens. |
Soevereine genade |
22 Doch gij hebt Mij niet aangeroepen, o Jakob, als gij u tegen Mij vermoeid hebt, o Israël. |
23 Mij hebt gij niet gebracht het kleine vee uwer brandoffers en met uw slachtoffers hebt gij Mij niet geëerd; Ik heb u Mij niet doen dienen met spijsoffer en Ik heb u niet vermoeid met wierook. |
24 Mij hebt gij geen kalmoes voor geld gekocht en met het vette uwer slachtoffers hebt gij Mij niet gedrenkt; maar gij hebt Mij arbeid gemaakt met uw zonden, gij hebt Mij vermoeid met uw ongerechtigheden. |
25 Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg gom Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet. g Ez. 36:22, enz. |
g Ez. 36:22 Daarom, zeg tot het huis Israëls: Zo zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om uwentwil, gij huis Israëls, maar om Mijn heiligen Naam, dien gijlieden ontheiligd hebt onder de heidenen waarheen gij gekomen zijt. |
26 Maak Mij indachtig, hlaat ons tezamen rechten, vertel gij uw redenen, opdat gij moogt gerechtvaardigd worden. h Jes. 1:18. |
h Jes. 1:18 Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij
rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. |
27 Uw eerste vader heeft gezondigd, en uw uitleggers hebben tegen Mij overtreden. |
28 Daarom zal Ik de oversten des heiligdoms ontheiligen, en Jakob ten ban overgeven en
Israël tot beschimpingen. |