Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 41 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jesaja 41

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De almachtige Verlosser
1 ZWIJGT voor Mij, gij eilanden, en laat de volken de kracht vernieuwen; laat ze toetreden, laat ze dan spreken; laat ons tezamen ten gerichte naderen.
2 Wie heeft van den opgang dien rechtvaardige verwekt? Heeft hem geroepen op zijn voet, de heidenen voor zijn aangezicht gegeven, en gemaakt dat hij over koningen heerste? Heeft hen aan zijn zwaard gegeven als stof, aan zijn boog als een voortgedreven stoppel?
3 Dat hij hen najaagde en doortrok met vrede, door een pad hetwelk hij met zijn voeten niet gegaan had?
4 Wie heeft dit gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, aDie de Eerste ben, en met de laatsten ben Ik Dezelfde. a Jes. 43:10; 44:6; 48:12. Openb. 1:17; 22:13. verwijsteksten
5 De eilanden zagen het en zij vreesden; de einden der aarde beefden; zij naderden en kwamen toe;
6 De een hielp den ander, en zeide tot zijn metgezel: Wees sterk.
7 En de werkmeester versterkte den goudsmid; die met den hamer glad maakt, dien die op het aambeeld slaat, zeggende van het soldeersel: Het is goed. Daarna maakt hij het vast met nagelen, dat het niet wankele.
8 Maar gij, Israël, Mijn knecht, gij Jakob, bdien Ik verkoren heb; het zaad van Abraham, Mijn cliefhebber; b Deut. 7:6; 10:15; 14:2. Ps. 135:4. Jes. 43:1; 44:1. c 2 Kron. 20:7. Jak. 2:23. verwijsteksten
9 Gij, welken Ik gegrepen heb van de einden der aarde, en uit haar bijzondersten geroepen heb; en zeide tot u: Gij zijt Mijn knecht, u heb Ik uitverkoren en heb u niet verworpen.
10 Vrees niet, want Ik ben met u; zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid.
11 Zie, dzij zullen beschaamd en te schande worden, allen die tegen u ontstoken zijn; zij zullen worden als niets, en de lieden die met u twisten, zullen vergaan. d Ex. 23:22. Jes. 60:12. Zach. 12:3. verwijsteksten
12 Gij zult hen zoeken, maar zult hen niet vinden; de lieden die met u kijven, zullen worden als niets, en de lieden die met u oorlogen, als een nietig ding.
13 Want Ik, de HEERE uw God, grijp uw rechterhand aan, Die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u.
14 Vrees niet, gij wormken Jakobs, gij volksken Israëls; Ik help u, spreekt de HEERE, en uw Verlosser is de Heilige Israëls.
15 Zie, Ik heb u tot een scherpe nieuwe dorsslede gesteld, die scherpe pinnen heeft; gij zult bergen dorsen en vermalen, en heuvelen zult gij stellen egelijk kaf. e Jes. 17:13; 29:5. verwijsteksten
16 Gij zult hen wannen en de wind zal hen wegnemen en de stormwind zal hen verstrooien; maar gij zult u verheugen in den HEERE, in den Heilige Israëls zult gij u roemen.
17 De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong fversmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God Israëls, zal hen niet verlaten. f Matth. 5:6. verwijsteksten
18 Ik gzal rivieren op de hoge plaatsen openen, en fonteinen in het midden der valleien; hIk zal de woestijn tot een waterpoel zetten, en het dorre land tot watertochten. g Jes. 35:7; 44:3. h Ps. 107:35. verwijsteksten
19 Ik zal in de woestijn den cederboom, den sittimboom en den mirtenboom en den olieachtigen boom zetten; Ik zal in de wildernis stellen den dennenboom, den beuk en den busboom tegelijk;
20 Opdat zij zien en bekennen en overleggen en tegelijk verstaan, dat de hand des HEEREN zulks gedaan, en dat de Heilige Israëls zulks geschapen heeft.
21 Brengt ulieder twistzaak voor, zegt de HEERE; brengt uw vaste bewijsredenen bij, zegt de Koning Jakobs.
22 Laat hen voortbrengen en ons verkondigen de dingen die gebeuren zullen; verkondigt de vorige dingen, welke die geweest zijn, opdat wij het ter harte nemen en het einde daarvan weten; of doet ons de toekomende dingen horen.
23 Verkondigt dingen die hierna komen zullen, opdat wij weten dat gij goden zijt; ja, doet goed en doet kwaad, dat wij verbaasd staan en tezamen toezien.
24 Zie, gijlieden zijt minder dan niet en ulieder werk is erger dan een adder; hij is een gruwel, die ulieden verkiest.
25 Ik verwek Een van het noorden, en Hij zal komen van den opgang der zon, Hij zal Mijn Naam aanroepen; en Hij zal komen over de overheden als over leem, en gelijk een pottenbakker het slijk treedt.
26 Wie heeft wat verkondigd van den aanbeginne, dat wij het weten mogen, of van tevoren, dat wij zeggen mogen: Hij is rechtvaardig? Maar er is niemand die het verkondigt, ook niemand die wat horen doet, ook niemand die ulieder woorden hoort.
27 Ik, de Eerste, zeg tot Sion: Zie, zie ze daar; en tot Jeruzalem: Ik zal een Blijde-boodschapper geven.
28 Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat Ik hun zou vragen en zij Mij antwoord geven zouden.
29 Zie, zij zijn altemaal ijdelheid, hun werken zijn een nietig ding, hun gegoten beelden zijn wind, en een ijdel ding.

Einde Jesaja 41