Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Verdere dreigementen der ellenden die den Joden zouden overkomen; inzonderheid dat er weinig mannen zouden overblijven, vs. 1. Met vertroosting der gelovigen, die overblijven zouden, dat zij door den toekomenden Messias zouden verlicht, gereinigd en beschermd worden, 2, enz. |
|
1 EN 1te dien dage zullen 2zeven vrouwen één man 3aangrijpen, zeggende: 4Ons brood zullen wij eten en met onze klederen zullen wij bekleed zijn, 5laat ons alleenlijk naar uw naam genoemd worden, 6neem 7onze smaadheid weg. | | 1 Te weten na de bovenverhaalde ellenden, waarvan onder andere een merkelijk voorbeeld is 2 Kron. 28:6, 8. Anderen voegen dit eerste vers tot het voorgaande hoofdstuk. 2 Kron. 28:6 Want Pekah, de zoon van Remália, sloeg in Juda honderd en twintig duizend dood op één dag, allen strijdbare mannen, omdat zij den HEERE, hunner vaderen God, verlaten hadden. 2 Kron. 28:8 En de kinderen Israëls voerden van hun broederen gevankelijk weg tweehonderdduizend vrouwen, zonen en dochteren, en plunderden ook veel roof van hen; en zij brachten den roof te Samaría. |
2 Dat is, vele. Hieruit is af te leiden dat er weinig mannen zouden overblijven. Zie Jes. 3:25. Jes. 3:25 Uw mannen zullen door het zwaard vallen, en uw helden in den strijd. |
3 Dat is, ten huwelijk verzoeken. |
4 De zin is: In plaats dat de mannen voor hun vrouwen plegen den kost te winnen, zo willen wij voor onszelven kost en klederen verdienen, gij zult voor ons niet behoeven te zorgen. |
5 Hebr. laat uw naam over ons uitgeroepen worden, als Gen. 48:16. De zin is: Laat ons slechts den naam hebben dat wij uw vrouwen zijn. Gen. 48:16 Die Engel Die mij verlost heeft van alle kwaad, zegene deze jongens, en dat in hen mijn naam genoemd worde en de naam mijner vaderen Abraham en Izak, en dat zij vermenigvuldigen als vissen in menigte in het midden des lands. |
6 Hebr. raap, of verzamel onze smaadheid. Zie Ps. 26 op vers 9. Ps. 26:9 (kt.) Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds, |
7 Te weten die smaadheid, dat wij zouden leven en sterven zonder ooit kinderen gebaard te hebben. Zie Gen. 30:23. Luk. 1:25. Gen. 30:23 En zij werd bevrucht en baarde een zoon; en zij zeide: God heeft mijn smaadheid weggenomen. Luk. 1:25 Alzo heeft mij de Heere gedaan, in de dagen in welke Hij mij aangezien heeft om mijn versmaadheid onder de mensen weg te nemen. |
De komende verlossing |
2 8Te dien dage zal des HEEREN 9SPRUITE 10zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en 11de Vrucht der aarde 12tot voortreffelijkheid en tot versiering 13dengenen die het ontkomen zullen in Israël. | | 8 Te weten na de bovenverhaalde ellenden; of nadat vervuld zal zijn wat God gedreigd heeft. Dit wordt hierbij gevoegd tot vertroosting des volks. Zie Jes. 1:26. Jes. 1:26 En Ik zal u uw rechters wedergeven als in het eerst, en uw raadslieden als in den beginne; daarna zult gij een stad der gerechtigheid, een getrouwe stad genoemd worden. |
9 Te weten Jezus Christus. Vgl. Jes. 11:1. Jer. 23:5; 33:15. Zach. 3:8; 6:12, met de aantt. Jes. 11:1 WANT
er zal een Rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal vrucht voortbrengen. Jer. 23:5 Zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik den David een rechtvaardige SPRUITE zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde. Jer. 33:15 In die dagen en te dien tijde zal Ik den David een SPRUITE der gerechtigheid doen uitspruiten, en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde. Zach. 3:8 Hoor nu toe, Jozua, gij hogepriester, gij en uw vrienden, die voor uw aangezicht zitten, want zij zijn een wonderteken; want zie, Ik zal Mijn Knecht, de SPRUITE, doen komen. Zach. 6:12 En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heirscharen, zeggende: Zie, een Man, Wiens Naam is SPRUITE, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal des HEEREN tempel bouwen. |
10 Dat is, Zij zal sieraad of heerlijkheid aanbrengen. |
11 Dat is, Christus, Die Mens van Maria hier op aarde zal geboren worden, als de stronk van Isaï of van David tot aan den wortel zal afgehouwen zijn, Jes. 11:1. Jes. 11:1 WANT
er zal een Rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal vrucht voortbrengen. |
12 Of: tot uitnemendheid, of: tot hoogheid. De profeet voorzegt hier dat Christus niet alleen in en voor Zichzelven, maar ook voor Zijn gemeente, voortreffelijk en sierlijk zou zijn, dewelke Hij Zijn hemelse schoonheid zal deelachtig maken, nadat Israël in verdrukking en verachting zou zijn vervallen. Zie het Hooglied van Salomo op verscheidene plaatsen van de heerlijkheid en het sieraad der bruid sprekende. |
13 Hebr. de ontkoming Israëls, dat is, dengenen die de voorverhaalde straf ontkomen zouden. |
3 En het zal geschieden dat de overgeblevene in Sion en de overgelatene in Jeruzalem 14zal heilig geheten worden, een iegelijk 15die geschreven is 16ten leven te Jeruzalem; | | 14 Hebr. heilig zal tot hem gezegd worden. Vgl. Jes. 5:20. Dat is, hij zal voor God heilig gehouden en geacht worden vanwege de verdiensten van Christus. Jes. 5:20 Wee dengenen die het kwade goed heten en het goede kwaad, die duisternis tot licht stellen en het licht tot duisternis, die het bittere tot zoet stellen en het zoete tot bitterheid. |
15 Te weten van God. Anders: een iegelijk die geschreven is ten leven, zal te Jeruzalem zijn, te weten in het geestelijke Jeruzalem of de gemeente der gelovigen. Zie deze manier van spreken Ex. 32:32. Filipp. 4:3. Zie de aantt. Ps. 69:29. Ex. 32:32 Nu dan, indien Gij hun zonde vergeven zult! Doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt. Filipp. 4:3 En ik bid ook u, gij mijn oprechte metgezel, zijt dezen vrouwen
behulpzaam, die met mij gestreden hebben in het Evangelie, ook met Clemens en de andere mijn medearbeiders, welker namen zijn in het boek des levens. Ps. 69:29 (kt.) Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden. |
16 Te weten ten eeuwigen leven, in het boek des levens, want hier wordt gesproken van de uitverkoren kinderen Gods. Zie Hand. 13:48. Gal. 4:26. Hebr. 12:22. Hand. 13:48 Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. Gal. 4:26 Maar Jeruzalem dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. Hebr. 12:22 Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem en de vele duizenden der engelen; |
4 Als de Heere zal afgewassen hebben 17den drek 18der dochteren Sions, en 19de bloedschulden 20van Jeruzalem 21zal verdreven hebben uit 22derzelver midden, 23door den Geest des oordeels en 24door den Geest der uitbranding. | | 17 Of: vuiligheid. Hebr. uitgang. Het betekent allerlei vuiligheid die den mensen afgaat, als Spr. 30:12. Doch hier wordt gesproken van de vuiligheid der zonden. Spr. 30:12 Een geslacht dat rein in zijn ogen is, en van zijn drek niet gewassen is; |
18 Dat is, der inwoners van Jeruzalem. |
19 Hebr. de bloeden. Versta hier de menigvuldige bloedstortingen die binnen Jeruzalem geschied zijn, en de auteurs van die; en versta wijders hieronder al de zonden en ongerechtigheden des volks. Zie Ps. 51:16. Ps. 51:16 Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij God mijns heils, zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen. |
20 Dat is, der inwoners van Jeruzalem. |
21 Of: gezuiverd, of afgewassen, of afgedroogd zal hebben. |
22 Te weten stad Jeruzalem. |
23 Door den Geest, Die vurig is om de goddelozen te straffen en de uitverkorenen ter zaligheid te zuiveren. |
24 Of: door den afbrandenden Geest. Hebr. door den Geest des brands, of der hitte, of der wegneming. |
5 En de HEERE zal 25over alle woning van den berg Sion en over haar vergaderingen 26scheppen een 27wolk des daags, en een
27rook, en den glans eens vlammenden vuurs des nachts; want over alles 28wat heerlijk is, zal een beschutting wezen. | | 25 Dat is, over al de gemeenten der gelovigen. De profeet gebruikt in dit vers en het volgende vele verbloemde, of oneigenlijke manieren van spreken. |
26 Dat is, Hij zal de godzaligen beschermen en voorstaan, gelijk Hij eertijds de Israëlieten gedaan heeft, toen zij uit Egypte gingen en door de woestijn trokken. Zie Ex. 13:21; 14:19. Ex. 13:21 En de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hun lichtte, om voort te gaan dag en nacht. Ex. 14:19 En de Engel Gods, Die voor het heir van Israël ging, vertrok en ging achter hen; de wolkkolom vertrok ook van hun aangezicht en stond achter hen. |
27 . 27 Dat is, een wolk, zo zwart of zo duister als rook. Zie Ex. 13:21. Ex. 13:21 En de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hun lichtte, om voort te gaan dag en nacht. |
28 Te weten voor God, dat is, over alle godzaligen, die heerlijk gemaakt zijn door de gemeenschap die zij met God hebben. |
6 En 29daar zal een hut zijn 30tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een toevlucht, en tot een verberging tegen den 31vloed en tegen den regen. | | 29 De profeet wil met deze woorden te kennen geven dat de Heere Zijn kinderen als een hut en beschaduwing zal wezen. |
30 Dat is, om een beschaduwing te maken. |
31 Of: inbrekenden stroom, dat is, ellenden, straffen en plagen. |