Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Lofzang der verlosten |
1 TE dien dage zal dit lied gezongen worden in het land van Juda: Wij ahebben een sterke stad, God
stelt heil tot muren en voorschansen. a Ps. 46:6; 125:1. Spr. 18:10. |
a Ps. 46:6 God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond. Ps. 125:1 EEN lied Hammaäloth. Die op den HEERE vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid. Spr. 18:10 De Naam des HEEREN is een sterke toren; de rechtvaardige zal daarheen lopen en in een hoog vertrek gesteld worden. |
2 Doet de poorten open, dat het rechtvaardige volk daar inga, hetwelk de getrouwigheden bewaart. |
3 Het is een bevestigd voornemen, Gij zult allerlei vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd.
|
4 Vertrouwt op den HEERE tot in der eeuwigheid, want in den HEERE HEERE is een eeuwige rotssteen. |
5 Want Hij buigt de hooggezetenen neder, de verheven stad; Hij vernedert ze, Hij vernedert ze tot de aarde toe, Hij doet ze tot aan het stof reiken. |
6 De voet zal ze vertreden, de voeten des ellendigen, de treden der armen. |
7 Het pad des rechtvaardigen is geheel effen; den gang des rechtvaardigen weegt Gij recht. |
8 Wij hebben ook in den weg Uwer gerichten U, o HEERE, verwacht; tot Uw Naam en tot Uw gedachtenis is de begeerte onzer ziel. |
9 Met mijn ziel heb ik U begeerd in den nacht, ook zal ik met mijn geest, die in het binnenste van mij is, U vroeg zoeken; want wanneer Uw gerichten op de aarde zijn, zo leren de inwoners der wereld gerechtigheid. |
10 Wordt den goddeloze genade bewezen, hij leert evenwel geen gerechtigheid, hij drijft onrecht in een gans richtig land, en hij ziet de hoogheid des HEEREN niet aan. |
11 HEERE, is Uw hand verhoogd, zij zien het niet; maar
zij zullen het zien en beschaamd worden, vanwege den ijver over Uw volk, ook zal het vuur Uw wederpartijders verteren. |
12 HEERE, Gij zult ons vrede bestellen, want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht. |
13 HEERE onze God, andere heren behalve Gij, hebben over ons geheerst; doch
door U alleen gedenken wij Uws Naams. |
14 Dood zijnde, zullen zij niet weder leven, overleden zijnde, zullen zij niet opstaan; daarom hebt Gij hen bezocht en hebt hen verdelgd, en Gij hebt al hun gedachtenis doen vergaan. |
15 Gij, o HEERE, hadt dit volk vermeerderd, Gij hadt dit volk vermeerderd, Gij waart verheerlijkt geworden; maar Gij hebt hen in al de einden des aardrijks verre weggedaan. |
16 HEERE, in benauwdheid hebben zij U bezocht; zij hebben hun
stille gebed uitgestort, als Uw tuchtiging over hen was. |
17 bGelijk een bevruchte vrouw, als zij nadert tot het baren, smarten heeft en schreeuwt in haar weeën, alzo zijn wij geweest, o HEERE, vanwege Uw aangezicht. b Joh. 16:21. |
b Joh. 16:21 Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer, om de blijdschap dat een mens ter wereld geboren is. |
18 Wij waren bevrucht, wij hadden de smarten, maar
wij hebben niet dan wind gebaard; wij deden het land geen behoudenis aan, en de inwoners der wereld vielen niet neder. |
19 Uw doden zullen leven, ook
mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij die in het stof woont, want Uw dauw zal zijn als een dauw der moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen. |
20 Ga heen, Mijn volk, ga in uw binnenste kamers, en sluit uw deuren na u toe; verberg u cals een klein ogenblik, totdat de gramschap overga. c 2 Kor. 4:17. |
c 2 Kor. 4:17 Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; |
21 Want zie, de HEERE zal uit Zijn plaats uitgaan om de ongerechtigheid van de inwoners der aarde over hen te bezoeken; en de aarde zal haar bloed ontdekken en zal haar doodgeslagenen niet langer bedekt houden. |