Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Profetie over Jeruzalem |
1 DE last van het dal des gezichts. Wat is u nu, dat gij altegader op de daken klimt? |
2 Gij die vol van groot gedruis waart, gij woelige stad, gij vrolijk huppelende stad; uw verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, noch gestorven in den strijd. |
3 Al uw oversten zijn tezamen weggevlucht, zij zijn van de schutters gebonden; allen die in u gevonden zijn, zijn samengebonden, zij zijn van verre gevloden. |
4 Daarom zeg ik: Wendt het gezicht van mij af, alaat mij bitterlijk wenen; dringt niet aan om mij te troosten over de verstoring der dochter mijns volks. a Jer. 9:1. |
a Jer. 9:1 OCH,
dat mijn hoofd water ware en mijn oog een springader van tranen! Zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen der dochter mijns volks. |
5 Want het is een dag van beroering en van vertreding en van verwarring van den Heere, den HEERE der heirscharen, in het dal des gezichts, een dag van ontmuring des muurs en van geschreeuw naar het gebergte toe. |
6 Want Elam heeft den pijlkoker genomen, de man is op den wagen, er zijn ruiters; en Kir ontbloot het schild. |
7 En het zal geschieden dat uw uitgelezen dalen vol wagens zullen zijn, en dat de ruiters zich gewisselijk zullen zetten ter poorte aan. |
8 En hij zal het deksel van Juda ontdekken; en te dien dage zult gij zien naar de wapenen in het huis des wouds. |
9 En gijlieden zult bezien de reten der stad Davids, omdat zij vele zijn; en gij zult de wateren des ondersten vijvers vergaderen. |
10 Gij zult ook de huizen van Jeruzalem tellen, en gij zult huizen afbreken om de muren te bevestigen. |
11 Ook zult gij een gracht maken tussen beide de muren, voor de wateren des ouden vijvers; maar gij zult niet opwaarts zien op Dien Die zulks gedaan heeft, noch aanmerken Dien Die dat van verre tijden geformeerd heeft. |
12 En te dien dage zal de Heere, de HEERE der heirscharen, roepen tot geween en tot rouwklage en tot kaalheid en tot omgording des zaks. |
13 Maar zie, ber is vreugde en blijdschap met runderen te doden en schapen te kelen, vlees te eten en wijn te drinken, en te zeggen: cLaat ons eten en drinken, want morgen zullen wij sterven. b Jes. 56:12. c 1 Kor. 15:32. |
b Jes. 56:12 Komt herwaarts, zeggen zij, ik zal wijn halen en wij zullen sterken drank zuipen; en de dag van morgen zal zijn als deze, ja, groter, veel treffelijker. c 1 Kor. 15:32 Zo ik, naar den mens, tegen de beesten gevochten heb te Éfeze, wat nuttigheid is het mij, indien de doden niet opgewekt worden? Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij. |
14 Maar de HEERE der heirscharen heeft Zich voor mijn oren geopenbaard, zeggende: Indien ulieden deze ongerechtigheid verzoend wordt totdat gij sterft! zegt de Heere, de HEERE der heirscharen. |
Profetie over Sebna en Eljakim |
15 Alzo zegt de Heere, de HEERE der heirscharen: Ga heen, ga in tot dien schatmeester, tot Sebna, den hofmeester, en spreek: |
16 Wat hebt gij hier of wien hebt gij hier, dat gij u hier een graf uitgehouwen hebt, als die zijn graf in de hoogte uithouwt, die een woning voor zich op een rotssteen laat aftekenen. |
17 Zie, de HEERE zal u wegwerpen met een mannelijke wegwerping, en Hij zal u ganselijk overdekken. |
18 Hij zal u gewisselijk voortrollen, gelijk men een bal rolt, in een land, wijd van ruimte; aldaar zult gij sterven en aldaar zullen uw heerlijke wagens zijn, o gij schandvlek van het huis uws heren. |
19 En Ik zal u afstoten van uw staat, en van uw stand zal hij u verstoren. |
20 En het zal te dien dage geschieden, dat Ik Mijn knecht dEljakim, den zoon van Hilkía, roepen zal. d 2 Kon. 18:18, 26, 37. |
d 2 Kon. 18:18 En zij riepen tot den koning; zo ging tot hen uit Eljakim, de zoon van Hilkía, de hofmeester, en Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier. 2 Kon. 18:26 Toen zeide Eljakim, de zoon van Hilkía, en Sebna en Joah tot Rabsaké: Spreek toch tot uw knechten in het Syrisch, want wij verstaan het wel; en spreek met ons niet in het Joods voor de oren des volks dat op den muur is. 2 Kon. 18:37 Toen kwam Eljakim, de zoon van Hilkía, de hofmeester, en Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier, tot Hizkía, met gescheurde klederen; en zij gaven hem de woorden van Rabsaké te kennen. |
21 En Ik zal hem met uw rok bekleden en Ik zal hem met uw gordel sterken, en uw heerschappij zal Ik in zijn hand geven; en hij zal den inwoners te Jeruzalem en het huis van Juda tot een vader zijn. |
22 En Ik zal den sleutel van Davids huis op zijn schouder leggen; en hij zal opendoen en niemand zal sluiten, en hij zal sluiten en niemand zal opendoen. |
23 En Ik zal hem als een nagel inslaan in een vaste plaats, en hij zal wezen tot een stoel der ere voor het huis zijns vaders. |
24 En men zal aan hem hangen alle heerlijkheid van het huis zijns vaders, der uitspruitelingen en der afkomelingen, ook
alle kleine vaten, van de vaten der bekers af, zelfs tot al de vaten der flessen. |
25 Te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen, zal die nagel die aan een vaste plaats gestoken was, weggenomen worden, en hij zal afgehouwen worden en hij zal vallen, en de last die daaraan is, zal afgesneden worden; want de HEERE heeft het gesproken. |