Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 DE last der woestijn aan de zee. Gelijk de wervelwinden in het zuiden henen doorgaan, zal hij uit de woestijn komen, uit een vreselijk land. |
2 Een hard gezicht is mij te kennen gegeven: de trouweloze handelt trouwelooslijk en de verstoorder verstoort; trek op, o Elam, beleger ze, o Medië; Ik heb al haar zuchting doen ophouden. |
3 Daarom zijn mijn lendenen vol van grote krankheid, bange weeën hebben mij aangegrepen, gelijk de bange weeën van een die baart; ik krom mij van horen, ik word ontsteld van het aanzien. |
4 Mijn hart dwaalt, gruwen verschrikt mij, de schemering waar ik naar verlangd heb, stelt Hij mij tot beving. |
5 Bereid de tafel, zie toe, gij wachter, eet, drink; maakt u op, gij vorsten, bestrijkt het schild. |
6 Want aldus heeft de Heere tot mij gezegd: Ga heen, zet een wachter, laat hem aanzeggen wat hij ziet. |
7 En hij zag een wagen, een paar ruiters, een wagen met ezels, een wagen met kemels; en hij merkte er zeer nauw op, met grote opmerking. |
8 En hij riep: Een leeuw. Heere, ik sta op den wachttoren geduriglijk bij dag, en op mijn hoede zet ik mij ganse nachten. |
9 En zie nu, daar komt een wagen mannen en
een paar ruiters. Toen antwoordde hij en zeide: Babel is gevallen, zij is gevallen, en al de gesneden beelden harer goden heeft Hij verbroken tegen de aarde. |
10 O mijn dorsing en de tarwe mijns dorsvloers! Wat ik gehoord heb van den HEERE der heirscharen, den God Israëls, dat heb ik ulieden aangezegd. |
11 De last van Duma. Men roept tot mij uit Seïr: Wachter, wat is er van den nacht? Wachter, wat is er van den nacht? |
12 De wachter zeide: De morgenstond is gekomen en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt. |
13 De last tegen Arabië. In het woud van Arabië zult gijlieden vernachten, o gij reisgezelschappen van Dedanim. |
14 Komt den dorstige tegemoet met water; de inwoners des lands van Thema zijn den vluchtende met zijn brood bejegend. |
15 Want zij vluchten voor de zwaarden, voor het uitgetrokken zwaard en voor den gespannen boog en voor de zwarigheid des krijgs. |
16 Want alzo heeft de Heere tot mij gezegd: Nog binnen een jaar, gelijk de jaren eens dagloners zijn, zo zal al de heerlijkheid van Kedar ten onder gaan. |
17 En het overgebleven getal der schutters, de helden der Kedarenen, zullen minder worden, want de HEERE, de God Israëls, heeft het gesproken. |