Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Profetie tegen Babel |
1 DE last der woestijn aan de zee. Gelijk de wervelwinden in het zuiden henen doorgaan, zal hij uit de woestijn komen, uit een vreselijk land. |
2 Een hard gezicht is mij te kennen gegeven: de trouweloze handelt trouwelooslijk en de verstoorder verstoort; trek op, o Elam, beleger ze, o Medië; Ik heb al haar zuchting doen ophouden. |
3 Daarom zijn mijn lendenen vol van grote krankheid, bange weeën hebben mij aangegrepen, gelijk de bange weeën van een die baart; ik krom mij van horen, ik word ontsteld van het aanzien. |
4 Mijn hart dwaalt, gruwen verschrikt mij, ade schemering waar ik naar verlangd heb, stelt Hij mij tot beving. a Job 7:3. |
a Job 7:3 Alzo zijn mij maanden der ijdelheid ten erve geworden, en nachten der moeite zijn mij voorbereid. |
5 Bereid de tafel, zie toe, gij wachter, eet, drink; maakt u op, gij vorsten, bestrijkt het schild. |
6 Want aldus heeft de Heere tot mij gezegd: Ga heen, zet een wachter, laat hem aanzeggen wat hij ziet. |
7 En hij zag een wagen, een paar ruiters, een wagen met ezels, een wagen met kemels; en hij merkte er zeer nauw op, met grote opmerking. |
8 En hij riep: Een leeuw. Heere, bik sta op den wachttoren geduriglijk bij dag, en op mijn hoede zet ik mij ganse nachten. b Hab. 2:1. |
b Hab. 2:1 IK stond op mijn wacht en ik stelde mij op de sterkte, en ik hield wacht om te zien wat Hij in mij spreken zou, en wat ik antwoorden zou op mijn bestraffing. |
9 En zie nu, daar komt een wagen mannen en
een paar ruiters. Toen antwoordde hij en zeide: cBabel is gevallen, zij is gevallen, en al de gesneden beelden harer goden heeft Hij verbroken tegen de aarde. c Jer. 25:12; 51:8. Openb. 14:8; 18:2. |
c Jer. 25:12 Maar het zal geschieden als de zeventig jaren vervuld zijn, dan zal Ik over den koning van Babel en over dat volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid bezoeken, mitsgaders over het land der Chaldeeën, en zal dat stellen tot eeuwige verwoestingen. Jer. 51:8 Schielijk is Babel gevallen en verbroken; huilt over haar, neemt balsem tot haar pijn, misschien zal zij genezen worden. Openb. 14:8 En er is een andere engel gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon, die grote stad, omdat zij uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken heeft gedrenkt. Openb. 18:2 En hij riep krachtiglijk met een grote stem, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babylon, en is geworden een woonstede der duivelen, en een bewaarplaats van alle onreine geesten, en een bewaarplaats van alle onrein en hatelijk gevogelte; |
10 O mijn dorsing en de tarwe mijns dorsvloers! Wat ik gehoord heb van den HEERE der heirscharen, den God Israëls, dat heb ik ulieden aangezegd. |
Profetie tegen Edom |
11 De last van Duma. Men roept tot mij uit Seïr: Wachter, wat is er van den nacht? Wachter, wat is er van den nacht? |
12 De wachter zeide: De morgenstond is gekomen en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt. |
Profetie tegen Arabië |
13 De last tegen Arabië. In het woud van Arabië zult gijlieden vernachten, o gij reisgezelschappen van Dedanim. |
14 Komt den dorstige tegemoet met water; de inwoners des lands van Thema zijn den vluchtende met zijn brood bejegend. |
15 Want zij vluchten voor de zwaarden, voor het uitgetrokken zwaard en voor den gespannen boog en voor de zwarigheid des krijgs. |
16 Want alzo heeft de Heere tot mij gezegd: Nog binnen een jaar, gelijk de jaren eens dagloners zijn, zo zal al de heerlijkheid van Kedar ten onder gaan. |
17 En het overgebleven getal der schutters, de helden der Kedarenen, zullen minder worden, want de HEERE, de God Israëls, heeft het gesproken. |