Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
God dreigt de Egyptenaars en Moren, door een uitwendig teken, dat zij gevankelijk door de Assyriërs zouden weggevoerd worden, vs. 1, enz. Hetwelk de Heere den Joden laat voorhouden, opdat zij hun vertrouwen op dezelve niet zetten zouden, 5. |
Val van Egypte en Morenland |
1 IN het jaar toen 1Tartan naar 2Asdod kwam, als hem 3Sargon, de koning van Assyrië, gezonden had, toen hij krijg voerde tegen Asdod en 4het innam; | | 1 Een van de krijgsoversten in het leger van Sanherib, 2 Kon. 18:17. 2 Kon. 18:17 Evenwel zond de koning van Assyrië Tartan en Rábsaris en Rabsaké van Lachis tot den koning Hizkía, met een zwaar heir naar Jeruzalem; en zij togen op en kwamen naar Jeruzalem. En als zij optogen en gekomen waren, bleven zij staan bij den watergang des oppersten vijvers, welke is bij den hogen weg van het veld des vollers. |
2 Eertijds een hoofdstad van een der vijf vorstendommen der Filistijnen, Joz. 13:3, waar de afgod Dagon geëerd werd, 1 Sam. 5:2. Joz. 13:3 Van den Sichor, die vóór aan Egypte is, tot aan de landpale van Ekron tegen het noorden, dat den Kanaänieten toegerekend wordt; vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de Askeloniet, de Gethiet en Ekroniet, en de Avvieten. 1 Sam. 5:2 En de Filistijnen namen de ark Gods en zij brachten ze in het huis van Dagon, en stelden ze bij Dagon. |
3 Hij wordt gemeenlijk Sanherib genoemd, als 2 Kon. 18:13, en elders. 2 Kon. 18:13 Maar in het veertiende jaar van den koning Hizkía kwam Sanherib, de koning van Assyrië, op tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. |
4 Van het innemen der stad Asdod rekenen enigen de drie jaren waarvan vers 3. vers 3 Toen zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt en barrevoets wandelt, drie jaar, tot een teken en wonder over Egypte en over Morenland, |
2 Terzelfder tijd sprak de HEERE 5door den dienst van Jesaja, den zoon van Amoz, zeggende: 6Ga heen en 7ontbind 8den zak van uw lendenen, en doe uw schoenen van uw voeten. En hij deed alzo, gaande 9naakt en 10barrevoets. | | 5 Hebr. door de hand van Jesaja; zie Lev. 8 op vers 36. Lev. 8:36 (kt.) Aäron nu en zijn zonen deden al de dingen die de HEERE door den dienst van Mozes geboden had. |
6 Te weten om te prediken of te profeteren. |
7 Hebr. open den zak. Men moet een zak dien men aanheeft, of een kleed, als men het uittrekken zal, eerst openen of ontbinden. |
8 Dat is, uw treurkleed, hetwelk, zo het schijnt, de profeet had aangetrokken tot een teken van de ellende die den Joden en andere natiën was nakende. Sommigen menen dat het een profetisch kleed is geweest, hetwelk hij gewoonlijk droeg. |
9 Dat is, bloot, te weten zonder zak of treurkleed, en zonder schoen. Want geheel naakt te gaan zou oneerbaar en schandelijk zijn. De zin is, dat de profeet bloot ging, als een arme slaaf, die gevankelijk weggevoerd wordt, en tot een teken dat den Moren en Egyptenaars zulks was aanstaande, gelijk vers 4 breder wordt uitgedrukt. Anderen nemen hier het woord naakt voor bloot van zijn profetisch kleed. Zie 1 Sam. 19:24 en de aant. aldaar. vers 4 Alzo zal de koning van Assyrië voortdrijven de gevangenen der Egyptenaars, en de Moren die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets en met blote billen, den Egyptenaars tot schaamte. 1 Sam. 19:24 En hij toog zelf ook zijn klederen uit en hij profeteerde zelf ook voor het aangezicht van Samuël; en hij viel bloot neder dienzelven gansen dag en den gansen nacht. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten? |
10 Of: ontschoeid, zonder kousen of schoenen. Zie 2 Sam. 15:30. Jer. 2:25. 2 Sam. 15:30 En David ging op door den opgang der olijven, opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden; en hij zelf ging barrevoets. Ook had al het volk dat met hem was, een iegelijk zijn hoofd bedekt en zij gingen op, opgaande en wenende. Jer. 2:25 Bedwing uw voet van ontschoeiing en uw keel van dorst; maar gij zegt: Het is buiten hoop; neen, want ik heb de vreemden lief, en die zal ik nawandelen. |
3 Toen zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt en barrevoets 11wandelt, 12drie jaar, 13tot een teken en wonder over Egypte en over Morenland, | | 11 Of: gewandeld heeft. Sommigen nemen dit als een profetisch gezicht, anderen dat het inderdaad alzo geschied is. |
12 Dat is, om aan te wijzen hetgeen dat over of na drie jaren Egypte en Morenland zal overkomen; of om aan te wijzen dat de ellende die Egypte en Morenland zal treffen, drie jaren duren zal. |
13 Anders: een teken en wonder is over, enz. |
4 Alzo zal 14de koning van Assyrië 15voortdrijven 16de gevangenen der Egyptenaars, en 17de Moren die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets en met blote billen, 18den Egyptenaars tot schaamte. | | 14 Te weten Sargon of Sanherib. |
15 Of: wegleiden, of: wegvoeren, of: heendrijven, of: leiden, te weten als een hoop beesten, gelijk het Hebreeuwse woord gebruikt wordt Gen. 31:18. Ex. 3:1. 1 Sam. 30:20 en elders meer. Gen. 31:18 En hij voerde al zijn vee weg, en al zijn have die hij verworven had, het vee dat hij bezat, hetwelk hij in Paddan-Aram verworven had; om te komen tot Izak, zijn vader, naar het land Kanaän. Ex. 3:1 EN Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader Jethro, den priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn en hij kwam aan den berg Gods, tot Horeb. 1 Sam. 30:20 David nam ook al de schapen en de runderen; zij dreven ze voor datzelve vee heen en zeiden: Dit is Davids buit. |
16 Hebr. de gevangenis. Zie Num. 31 op vers 12. En versta hier de gevangen Egyptenaars, die van de slachting zouden overblijven. Num. 31:12 (kt.) Daarna brachten zij de gevangenen en den buit en den roof tot Mozes en tot Eleázar, den priester, en tot de vergadering der kinderen Israëls in het leger, in de vlakke velden van Moab, dewelke zijn aan de Jordaan van Jericho. |
17 Hebr. de wegvoering der Moren, dat is, een grote menigte der Moren, die gevankelijk naar Assyrië toe zullen gevoerd worden. Hetwelk enigen verstaan van die Moren, die onder het beleid van Tirhaka tegen de Assyriërs ten strijde uitgetrokken waren. |
18 Of: tot versmaadheid van Egypte. Versta hierbij: en van Morenland. |
5 En 19zij zullen verschrikken en beschaamd zijn 20van de Moren, 21op dewelke zij zagen, en van de Egyptenaars, 22hun roem. | | 19 Te weten de Filistijnen en ook de Joden, die vastelijk hoopten dat de Egyptenaars Sanherib zouden verdrijven. Zie 2 Kon. 18:21. 2 Kon. 18:21 Zie, nu vertrouwt gij op dien gebroken rietstaf, op Egypte, op denwelken zo iemand leunt, zo zal hij in zijn hand gaan en die doorboren; alzo is Farao, de koning van Egypte, al dengenen die op hem vertrouwen. |
20 Dat is, vanwege de Moren. |
21 Hebr. hun aanschouwing, dat is, toeverzicht, dat is, van dewelke zij hulp waren verwachtende en op dewelke zij zich verlieten. |
22 Dat is, op welker hulp zij roemden en pochten. |
6 En de inwoners 23van dit eiland zullen te dien dage zeggen: Zie, alzo is het gegaan dien 24op welken wij zagen, werwaarts wij heen vloden om hulp, om gered te worden 25van het aangezicht des konings van Assyrië; hoe zullen wij dan ontkomen? | | 23 Dat is, van dit land, te weten der Filistijnen en der Joden. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk en gemeenlijk een eiland, maar het kan hier in zijn eigen betekenis niet genomen worden, tenzij in dit opzicht, dat de Joden en Filistijnen afgezonderd waren van alle andere natiën, gelijk de eilanden van alle andere landen door de zee of rivieren afgezonderd worden. Of de profeet noemt het land der Filistijnen en der Israëlieten een eiland, omdat zij van hun vijanden rondom omsingeld waren, gelijk een eiland rondom in het water ligt en daarvan omsingeld is. Zie wijders Gen. 10 op vers 5. Ps. 72 op vers 10. Gen. 10:5 (kt.) Van dezen zijn verdeeld de eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder hun volken. Ps. 72:10 (kt.) De koningen van Tarsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen, de koningen van Scheba en Seba zullen vereringen toevoeren. |
24 Hebr. onze aanschouwing, enz. Zie op vers 5. Dat is, op welken wij onze ogen geslagen hadden. vers 5 (kt.) En zij zullen verschrikken en beschaamd zijn van de Moren, op dewelke zij zagen, en van de Egyptenaars, hun roem. |
25 Of: van den koning van Assyrië. |