Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 19 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jesaja 19

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 DE last van Egypte.
Zie, de HEERE rijdt op een snelle wolk en Hij zal in Egypte komen; en de afgoden van Egypte zullen bewogen worden van Zijn aangezicht, en het hart der Egyptenaars zal smelten in het binnenste van hen.
2 Want Ik zal de Egyptenaars tegen de Egyptenaars verwarren, dat zij zullen strijden een iegelijk tegen zijn broeder en een iegelijk tegen zijn naaste, stad tegen stad, koninkrijk tegen koninkrijk.
3 En de geest der Egyptenaars zal uitgeledigd worden in het binnenste van hen, en hun raad zal Ik verslinden; dan zullen zij hun afgoden vragen en den bezweerders en den waarzeggers en den duivelskunstenaars.
4 En Ik zal de Egyptenaars besluiten in de hand van harde heren, en een strenge koning zal over hen heersen, spreekt de Heere HEERE der heirscharen.
5 En zij zullen de wateren uit de zee doen vergaan, en de rivier zal verzijpen en verdrogen.
6 Zij zullen ook de rivieren ver terugdrijven, zij zullen ze uithozen en de gedamde stromen opdrogen; het riet en het schelf zullen verwelken.
7 Het papiergewas bij de stromen, aan de oevers der stromen, en al het gezaaide aan de stromen, zal verdrogen; het zal weggestoten worden en niet meer zijn.
8 En de vissers zullen treuren, en allen die den angel in de stromen werpen, zullen rouw maken; en die het werpnet uitbreiden op de wateren, zullen kwelen.
9 En de werkers in het fijne vlas zullen beschaamd worden, ook de wevers van de witte stof.
10 En zij zullen met haar fundamenten verbrijzeld worden, allen die voor loon lustige staande wateren maken.
11 Gewisselijk, de vorsten van Zoan zijn dwazen, de raad der wijzen, der raadgevers van Farao, is onvernuftig geworden; hoe kunt gijlieden dan zeggen tot Farao: Ik ben een zoon der wijzen, een zoon der oude koningen?
12 Waar zijn nu uw wijzen? Dat zij u nu te kennen geven, of vernemen, wat de HEERE der heirscharen beraadslaagd heeft tegen Egypte.
13 De vorsten van Zoan zijn zot geworden, de vorsten van Nof zijn bedrogen; zij zullen ook Egypte doen dwalen, tot den uitersten hoek zijner stammen.
14 De HEERE heeft een zeer verkeerden geest ingeschonken in het midden van hen, en zij hebben Egypte doen dwalen in al zijn doen, gelijk een dronkaard zich om en om wentelt in zijn uitspuwsel.
15 En er zal geen werk wezen voor de Egyptenaars, hetwelk het hoofd of de staart, de tak of de bieze doen moge.
16 Te dien dage zullen de Egyptenaars zijn als de vrouwen, en zij zullen beven en vrezen vanwege de beweging van de hand des HEEREN der heirscharen, welke Hij tegen hen bewegen zal.
17 En het land van Juda zal den Egyptenaars tot een schrik zijn; zo wie het vermelden zal, die zal in zichzelven bevreesd wezen, vanwege den raad des HEEREN der heirscharen, dien Hij tegen hen beraadslaagd heeft.
18 Te dien dage zullen er vijf steden in Egypteland zijn, sprekende de spraak van Kanaän en zwerende den HEERE der heirscharen; één zal genoemd zijn: Een stad der verstoring.
19 Te dien dage zal de HEERE een altaar hebben in het midden van Egypteland, en een opgericht teken aan zijn landpale voor den HEERE.
20 En het zal zijn tot een teken en tot een getuigenis den HEERE der heirscharen in Egypteland; want zij zullen tot den HEERE roepen vanwege de verdrukkers, en Hij zal hun een Heiland en Meester zenden; Die zal hen verlossen.
21 En de HEERE zal den Egyptenaars bekend worden, en de Egyptenaars zullen den HEERE kennen te dien dage; en zij zullen Hem dienen met slachtoffer en spijsoffer, en zij zullen den HEERE een gelofte beloven en betalen.
22 En de HEERE zal de Egyptenaars dapper slaan en genezen; en zij zullen zich tot den HEERE bekeren, en Hij zal Zich van hen verbidden laten en Hij zal hen genezen.
23 Te dien dage zal er een gebaande weg wezen van Egypte in Assyrië, dat de Assyriërs in Egypte en de Egyptenaars in Assyrië komen zullen; en de Egyptenaars zullen met de Assyriërs den HEERE dienen.
24 Te dien dage zal Israël de derde wezen met de Egyptenaars en met de Assyriërs, een zegen in het midden van het land.
25 Want de HEERE der heirscharen zal ze zegenen, zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en de Assyriërs, het werk Mijner handen, en Israël, Mijn erfdeel.

Einde Jesaja 19