Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Profetie tegen Moab |
1 DEa last van Moab. Zekerlijk, in den nacht is Ar-Moabs verwoest, zij is uitgeroeid; zekerlijk, in den nacht is Kir-Moabs verwoest, zij is uitgeroeid. a Jer. 48:1. Ez. 25:8. Amos 2:1. |
a Jer. 48:1 TEGEN
Moab zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls, alzo: Wee over Nebo, want zij is verstoord; Kirjatháïm is beschaamd, zij is ingenomen; de
stad des hogen vertreks is beschaamd en verschrikt. Ez. 25:8 Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat Moab en Seïr zeggen: Zie, het huis van Juda is gelijk al de heidenen; Amos 2:1 ALZO zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Moab, en om vier, zal Ik dat niet afwenden; omdat hij de beenderen des konings van Edom tot kalk verbrand heeft. |
2 Hij gaat op naar Baïth en Dibon en naar
Bamoth om te wenen; over Nebo en over Médeba zal Moab huilen; op bal haar hoofden is kaalheid, aller baard is afgesneden. b Jer. 48:37. Ez. 7:18. |
b Jer. 48:37 Want alle hoofden zijn kaal en alle baarden afgekort; op alle handen zijn insnijdingen, en op de lendenen is een zak. Ez. 7:18 Ook zullen zij zakken aangorden, gruwen zal hen bedekken, en over alle aangezichten zal schaamte wezen, en op al hun hoofden kaalheid. |
3 Op haar wijken hebben zij zakken aangegord; op haar daken en op haar straten huilen zij altemaal, afgaande met geween. |
4 Zo Hesbon als Eleále schreeuwt, hun stem wordt gehoord tot Jahaz toe; daarom maken de toegerusten van Moab een geschrei, eens iegelijks ziel in hem is kwalijk gesteld. |
5 Mijn hart schreeuwt over Moab, haar grendels zijn naar Zoar toe, de driejarige vaars; want hij gaat op met geween naar den opgang van Luhith, want op den weg naar Horonáïm verwekken zij een jammergeschrei. |
6 Want de wateren van Nimrim zullen enkel verwoesting wezen, want het gras is verdord, het tedere gras is vergaan, er is geen groente. |
7 Daarom zullen zij den overvloed dien zij vergaderd hebben, en hetgeen dat zij weggelegd hebben, aan de beek der wilgen voeren. |
8 Want dat geschreeuw zal omgaan door de landpale van Moab, haar gehuil tot Eglaïm toe, ja, tot Beër-Elim toe zal haar gehuil zijn. |
9 Want de wateren van Dimon zijn vol bloed, want Ik zal Dimon nog meer toeschikken: te weten
leeuwen over de ontkomenen van Moab, mitsgaders over het overblijfsel des lands. |