Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 IK ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen. |
2 Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren. |
3 Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit eronder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. |
4 Hij voert mij in het wijnhuis, en de liefde is Zijn banier over mij. |
5 Ondersteunt gijlieden mij met de flessen, versterkt mij met de appelen, want ik ben krank van liefde. |
6 Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze mij. |
7 Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem, die bij de reeën of bij de hinden des velds zijt, dat gij de liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het dezelve luste. |
8 Dat is de stem mijns Liefsten, zie Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen. |
9 Mijn Liefste is gelijk een ree of een welp der herten; zie, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de traliën. |
10 Mijn Liefste antwoordt en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom. |
11 Want zie, de winter is voorbij; de plasregen is over, hij is overgegaan. |
12 De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land. |
13 De vijgenboom brengt zijn jonge vijgjes voort, en de wijnstokken geven reuk met hun jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom. |
14 Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrots, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet en uw gedaante is lieflijk. |
15 Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven; want onze wijngaarden hebben jonge druifjes. |
16 Mijn Liefste is mijne, en ik ben Zijne, Die weidt onder de leliën; |
17 Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste, word Gij gelijk een ree of een welp der herten, op de bergen van Bether. |