Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Lof der wijsheid |
1 BETER
ais een goede naam dan goede olie, en de dag des doods dan de dag dat iemand geboren wordt. a Spr. 22:1. |
a Spr. 22:1 DE naam is uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en dan goud. |
2 Het is beter te gaan in het klaaghuis dan te gaan in het huis des maaltijds; want
in hetzelve is het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn hart. |
3 Het treuren is beter dan het lachen, want door de droefheid des aangezichts wordt het hart gebeterd. |
4 Het hart der wijzen is in het klaaghuis, maar het hart der zotten in het huis der vreugde. |
5 Het bis beter te horen het bestraffen des wijzen dan dat iemand hore het gezang der dwazen. b Spr. 13:18; 15:31, 32. |
b Spr. 13:18 Armoede en schande is desgenen die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt, zal geëerd worden. Spr. 15:31 Het oor dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten. Spr. 15:32 Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand. |
6 Want cgelijk het geluid der doornen onder een pot, alzo is het lachen eens zots. Dit is ook ijdelheid. c Ps. 58:10. |
c Ps. 58:10 Eer dat uw potten den doornstruik gewaarworden, zal Hij hem als levend, als in heten toorn wegstormen. |
7 Voorwaar, de onderdrukking zou wel een wijze dol maken, en het geschenk verderft het hart. |
8 Het einde van een ding is beter dan zijn begin; de lankmoedige is beter dan de hoogmoedige. |
9 Zijt niet haastig in uw geest om te toornen, want de toorn rust in den boezem der dwazen. |
10 Zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen beter geweest zijn dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen. |
11 De wijsheid is goed met een erfdeel; en degenen die de zon aanschouwen, hebben voordeel daarvan. |
12 Want de wijsheid is tot een schaduw en het geld is tot een schaduw, maar de uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid haar bezitters het leven geeft. |
13 Aanmerk het werk Gods; want wie kan recht maken wat Hij krom gemaakt heeft? |
14 Geniet het goede ten dage des voorspoeds, maar ten dage des tegenspoeds zie toe; want God maakt ook den een tegenover den ander, ter oorzake dat de mens niet zou vinden iets dat na Hem zal zijn. |
15 Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid: er is een rechtvaardige die in zijn gerechtigheid omkomt; daarentegen is er een goddeloze die in zijn boosheid zijn dagen verlengt. |
16 Wees niet al te rechtvaardig, en houd uzelven niet al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? |
17 Wees niet al te goddeloos, en wees niet al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd? |
18 Het is goed dat gij daaraan vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest, die ontgaat dat alles. |
19 De wijsheid versterkt den wijze meer dan tien heerschappers die in een stad zijn. |
20 dVoorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet en niet zondigt. d 1 Kon. 8:46, 47. 2 Kron. 6:36. Spr. 20:9. 1 Joh. 1:8. |
d 1 Kon. 8:46 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat ver of nabij is; 1 Kon. 8:47 En zij in het land waar zij gevankelijk weggevoerd zijn, weder aan hun hart brengen zullen, dat zij zich bekeren, en tot U smeken in het land dergenen die hen gevankelijk weggevoerd hebben, zeggende: Wij hebben gezondigd en verkeerdelijk gedaan, wij hebben goddelooslijk gehandeld; 2 Kron. 6:36 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er die niet zondigt) en Gij tegen hen vertoornd zult zijn en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in een land, dat ver of nabij is; Spr. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 1 Joh. 1:8 Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. |
21 Geef ook uw hart niet tot alle woorden die men spreekt, opdat gij niet hoort dat uw knecht u vloekt. |
22 Want uw hart heeft ook vele malen bekend, dat gij ook anderen gevloekt hebt. |
23 Dit alles heb ik met wijsheid verzocht; ik zeide: Ik zal wijsheid bekomen, maar zij was nog ver van mij. |
24 Hetgeen dat veraf is en zeer diep, wie zal dat vinden? |
25 Ik keerde mij om, en mijn hart, om te weten en om na te speuren en te zoeken wijsheid en een sluitrede; en eom te weten de goddeloosheid der zotheid en de dwaasheid der onzinnigheden. e Pred. 1:17; 2:12. |
e Pred. 1:17 En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid; ik ben gewaargeworden dat ook dit een kwelling des geestes is. Pred. 2:12 Daarna wendde ik mij om te zien wijsheid, ook onzinnigheden en dwaasheid; want hoe zou een mens die den koning nakomen zal, doen hetgeen dat alrede gedaan is? |
26 En ik vond feen bitterder ding dan de dood: een vrouw welker hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de gzondaar zal van haar gevangen worden. f Spr. 5:3; 6:24, enz.; 7:6, enz. g Spr. 6:26; 7:23; 22:14. |
f Spr. 5:3 Want de lippen der vreemde vrouw druppen honingzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie; Spr. 6:24 Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor de vleiing der vreemde tong. Spr. 7:6 Want door het venster van mijn huis, door mijn tralie keek ik uit, g Spr. 6:26 Want door een vrouw die een hoer is, komt men tot een stuk brood; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel. Spr. 7:23 Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den strik, en niet weet dat dezelve tegen zijn leven is. Spr. 22:14 De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen. |
27 Zie, dit heb ik gevonden, zegt de Prediker, het ene bij het andere, om de sluitrede te vinden, |
28 Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden: één man uit duizend heb ik gevonden, maar een vrouw onder die allen heb ik niet gevonden. |
29 Alleenlijk zie, dit heb ik gevonden, dat God den mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben vele vonden gezocht. |