Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 DAARNA wendde ik mij en zag aan al de onderdrukkingen die onder de zon geschieden; en zie, er waren de tranen der verdrukten en dergenen die geen trooster hadden; en aan de zijde hunner verdrukkers was macht, zij daarentegen hadden geen vertrooster. |
2 Dies prees ik de doden, die alrede gestorven waren, boven de levenden, die tot nog toe levend zijn. |
3 Ja, hij is beter dan die beiden, die nog niet geweest is, die niet gezien heeft het boze werk dat onder de zon geschiedt. |
4 Verder zag ik al den arbeid en alle geschiktheid des werks, dat het den mens nijd van zijn naaste aanbrengt. Dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes. |
5 De zot vouwt zijn handen tezamen en eet zijn eigen vlees. |
6 Een handvol met rust is beter dan beide de vuisten vol met arbeid en kwelling des geestes. |
7 Ik wendde mij wederom en ik zag een ijdelheid onder de zon: |
8 Daar is er één, en geen tweede; hij heeft ook geen kind, noch broeder; nochtans is van al zijn arbeid geen einde, ook wordt zijn oog niet verzadigd van den rijkdom, en hij zegt niet: Voor wien arbeid ik toch en doe mijn ziel gebrek hebben van het goede? Dit is ook ijdelheid en het is een moeilijke bezigheid. |
9 Twee zijn beter dan één, want zij hebben een goede beloning van hun arbeid; |
10 Want indien zij vallen, de één richt zijn metgezel op; maar wee den énen die gevallen is, want er is geen tweede om hem op te helpen. |
11 Ook indien twee tezamen liggen, zo hebben zij warmte; maar hoe zou één alleen warm worden? |
12 En indien iemand den één mocht overweldigen, zo zullen de twee tegen hem bestaan; en een drievoudig snoer wordt niet haast gebroken. |
13 Beter is een arm en wijs jongeling dan een oud en zot koning die niet weet van meer vermaand te worden. |
14 Want een komt uit het gevangenhuis om koning te zijn; daar ook een die in zijn koninkrijk geboren is, verarmt. |
15 Ik zag al de levenden wandelende onder de zon, met den jongeling, den tweede, die in diens plaats staan zal. |
16 Er is geen einde van al het volk, van allen die vóór hen geweest zijn; de nakomelingen zullen zich ook over hem niet verblijden; gewisselijk, dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes. |
17 Bewaar uw voet als gij ten huize Gods ingaat, en zijt liever nabij om te horen, dan om der zotten slachtoffer te geven; want zij weten niet dat zij kwaad doen. |