Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EN gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve. |
2 Eer dan de zon en het licht, en de maan en de sterren verduisterd worden, en de wolken wederkomen na den regen; |
3 In den dag wanneer de wachters des huizes zullen beven, en de sterke mannen zichzelven zullen krommen; en de maalsters zullen stilstaan, omdat zij minder geworden zijn; en die door de vensteren zien, verduisterd zullen worden; |
4 En de twee deuren naar de straat zullen gesloten worden, als er is een nederig geluid der maling, en hij opstaat op de stem van het vogelken, en al de zangeressen nedergebogen zullen worden; |
5 Ook wanneer
zij voor de hoogte zullen vrezen, en dat er verschrikkingen zullen zijn op den weg, en de amandelboom zal bloeien, en dat de sprinkhaan zichzelven een last zal wezen, en dat de lust zal vergaan; want de mens gaat naar zijn eeuwig huis, en de rouwklagers zullen in de straat omgaan; |
6 Eer dan het zilveren koord ontketend wordt, en de gulden schaal in stukken gestoten wordt, en de kruik aan de springader gebroken wordt, en het rad aan den bornput in stukken gestoten wordt; |
7 aEn dat het stof weder tot aarde keert, als het geweest is; en de geest weder tot God keert, bDie hem gegeven heeft. a Gen. 3:19. b Gen. 2:7. Num. 16:22. |
a Gen. 3:19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof en gij zult tot stof wederkeren. b Gen. 2:7 En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. Num. 16:22 Maar zij vielen op hun aangezichten en zeiden: O God, God der geesten van alle vlees, een enig man zal gezondigd hebben, en zult Gij U over deze ganse vergadering grotelijks vertoornen? |
Vrees God en houd Zijn geboden |
8 cIJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker; het is al ijdelheid. c Ps. 62:10; 144:4. Pred. 1:2. |
c Ps. 62:10 Immers zijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen; in de weegschaal opgewogen, zouden zij tezamen lichter zijn dan de ijdelheid. Ps. 144:4 De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. Pred. 1:2 IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. |
9 En voorts, dewijl de Prediker wijs geweest is, zo leerde hij het volk nog wetenschap en merkte op en onderzocht; hij stelde vele dspreuken in orde. d 1 Kon. 4:32. |
d 1 Kon. 4:32 En hij sprak drieduizend spreuken; daartoe waren zijn liederen duizend en vijf. |
10 De Prediker zocht aangename woorden uit te vinden; en het geschrevene is recht, woorden der waarheid. |
11 De woorden der wijzen zijn gelijk prikkelen en gelijk nagelen, diep ingeslagen van de meesters der verzamelingen, die gegeven zijn van den enigen Herder. |
12 En wat boven dezelve is, mijn zoon, wees gewaarschuwd: van vele boeken te maken is geen einde, en veel lezen is vermoeiing des vleses. |
13 Van alles wat gehoord is, is het einde van de zaak: eVrees God en houd Zijn geboden, want dit betaamt allen mensen. e Deut. 6:2; 10:12. Spr. 3:7. |
e Deut. 6:2 Opdat gij den HEERE uw God vreest, om te houden al Zijn inzettingen en Zijn geboden die ik u gebied, gij en uw kind en kindskind, al de dagen uws levens, en opdat uw dagen verlengd worden. Deut. 10:12 Nu dan, Israël, wat eist de HEERE uw God van u, dan den HEERE uw God te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen en Hem lief te hebben, en den HEERE uw God te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel; Spr. 3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE en wijk van het kwade; |
14 fWant God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed of hetzij kwaad. f 1 Kor. 4:5. 2 Kor. 5:10. |
f 1 Kor. 4:5 Zo dan, oordeelt niets vóór den tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn, Welke ook in het licht zal brengen hetgeen in de duisternis verborgen is, en openbaren de raadslagen der harten; en alsdan zal een iegelijk lof hebben van God. 2 Kor. 5:10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. |