Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Alles is ijdelheid |
1 DE woorden van den Prediker, den zoon van David, den koning te Jeruzalem. |
2 IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker; ijdelheid der ijdelheden, ahet is al ijdelheid. a Ps. 62:10; 144:4. |
a Ps. 62:10 Immers zijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen; in de weegschaal opgewogen, zouden zij tezamen lichter zijn dan de ijdelheid. Ps. 144:4 De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. |
3 Wat bvoordeel heeft de mens van al zijn arbeid dien hij arbeidt onder de zon? b Pred. 2:22; 3:9. |
b Pred. 2:22 Wat heeft toch die mens van al zijn arbeid en van de kwelling zijns harten, dien hij is bearbeidende onder de zon? Pred. 3:9 Wat voordeel heeft hij die werkt, van hetgeen dat hij bearbeidt? |
4 Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt, cmaar de aarde staat in der eeuwigheid. c Ps. 104:5. |
c Ps. 104:5 Hij heeft de aarde gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk wankelen. |
5 Ook rijst de zon op en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees. |
6 Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen. |
7 dAl de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats waar de beken heen gaan, derwaarts gaande keren zij weder. d Job 38:8, 9, 10. Ps. 104:9, 10. |
d Job 38:8 Of wie
heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak en uit de baarmoeder voortkwam? Job 38:9 Toen Ik de wolk tot haar kleding stelde, en de donkerheid tot haar windeldoek; Job 38:10 Toen Ik voor haar met Mijn besluit de aarde doorbrak, en zette grendel en deuren; Ps. 104:9 Gij hebt een paal gesteld, die zij niet overgaan zullen; zij zullen de aarde niet weder bedekken. Ps. 104:10 Die de fonteinen uitzendt door de dalen, dat zij tussen de gebergten heen wandelen. |
8 Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien, en het oor wordt niet vervuld van horen. |
9 eHetgeen dat er geweest is, hetzelve zal er zijn; en hetgeen dat er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon. e Pred. 3:15. |
e Pred. 3:15 Hetgeen dat geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene. |
10 Is er enig ding waarvan men zou kunnen zeggen: Zie dat, het is nieuw? Het is alreeds geweest in de eeuwen die vóór ons geweest zijn. |
11 Er is geen gedachtenis van de voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die zijn zullen, van dezelve zal ook geen gedachtenis zijn bij degenen die namaals wezen zullen. |
12 Ik, Prediker, was koning over Israël te Jeruzalem. |
13 En ik begaf mijn hart om met wijsheid te onderzoeken en na te speuren al wat er geschiedt onder den hemel. Deze moeilijke bezigheid heeft God den kinderen der mensen gegeven om zich daarin te bekommeren. |
14 Ik zag al de werken aan, die onder de zon geschieden; en zie, het was al ijdelheid en kwelling des geestes. |
15 Het kromme kan niet recht gemaakt worden, en hetgeen dat ontbreekt, kan niet geteld worden. |
16 Ik sprak met mijn hart, zeggende: Zie, ik heb wijsheid vergroot en vermeerderd, boven allen die vóór mij te Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart heeft veel wijsheid en wetenschap gezien. |
17 En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid; ik ben gewaargeworden dat ook dit een kwelling des geestes is. |
18 Want in veel wijsheid is veel verdriet; en die wetenschap vermeerdert, die vermeerdert smart. |