Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Hier wordt het genadewerk van onzen Heere Christus, Die Zijn volk door Zijn Woord en Geest tot Zijn (der opperste Wijsheid) zalige gemeenschap beroept en brengt, voorgesteld onder de gelijkenis van de toebereiding van een maaltijd en nodiging van gasten, vs. 1, enz. Met een tegenstelling van den aard en de conditie der spotters en der wijzen, 7. En integendeel, het verleidend en verderfelijk werk des satans, onder de gelijkenis van een zotte vrouw (vijandin der opperste Wijsheid), die ook haar gasten nodigt, maar tot hun eeuwig verderf, 13, enz. |
De maaltijd der Wijsheid |
1 DE 1opperste Wijsheid heeft Haar 2huis gebouwd, Zij heeft Haar 3zeven 4pilaren gehouwen. | | 1 Hebr. De wijsheden. Zie Spr. 1:20.  Spr. 1:20 De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten, Zij verheft Haar stem op de straten. |
2 Versta door dit huis de gemeente der ware gelovigen, welker opbouwing hier door de predicatie des Evangelies en de werking des Heiligen Geestes begonnen wordt, maar hierna voltrokken zal worden door de volmaking der kinderen Gods. Anderen verstaan door dit huis den derden of oppersten hemel, in denwelken de uitverkorenen met alle goederen verzadigd zullen worden. |
3 Dat is, vele. Een zeker getal voor een onzeker. Zie Spr. 6:31.  Spr. 6:31 En gevonden zijnde, vergeldt hij het zevenvoudig; hij geeft al het goed van zijn huis. |
4 Door deze worden van velen verstaan de patriarchen, profeten, apostelen, evangelisten, herders en leraars. Anderen verstaan door deze pilaren de vastigheid en eeuwigdurendheid van het hemelse huis des Vaders, waarin ons Christus voorgegaan is, om ons een plaats te bereiden, Joh. 14:2.  Joh. 14:2 In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. |
2 5Zij heeft Haar 6slachtvee 7geslacht, Zij heeft Haar wijn 8gemengd, ook heeft Zij Haar tafel 9toegericht. | | 5 De Wijsheid wordt hier vergeleken bij een koning die open hof houdt. Vgl. Matth. 22:2, 3, enz.  Matth. 22:2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn zoon een bruiloft bereid had; Matth. 22:3 En zond zijn dienstknechten uit om de genoden ter bruiloft te roepen, en zij wilden niet komen. |
6 Versta het Woord Gods, het ware voedsel der ziel, mitsgaders alle geestelijke en zaligmakende weldaden die ons daarin beloofd en in de sacramenten aangeboden worden, waarop volgen zal de volmaakte vreugde van het toekomende leven. |
7 Te weten om te koken en daarna den genoden voor te zetten. Alzo Gen. 43:16. 1 Sam. 25:11.  Gen. 43:16 Als Jozef Benjamin met hen zag, zo zeide hij tot dengene die over zijn huis was: Breng deze mannen naar het huis toe, en slacht slachtvee en maak het gereed; want deze mannen zullen dezen middag met mij eten. 1 Sam. 25:11 Zou ik dan mijn brood en mijn water en mijn geslacht vlees nemen, dat ik voor mijn scheerders geslacht heb, en zou ik het den mannen geven die ik niet weet vanwaar zij zijn? |
8 Dit ziet op de wijze van doen, gebruikelijk in hete landen, alwaar men den wijn met water mengt om zijn kracht te matigen, of vermengt met verscheidene specerijen, vers 5. Spr. 23:30. Jes. 5:22; 65:11.  vers 5 Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn dien Ik gemengd heb. Spr. 23:30 Bij degenen die bij den wijn vertoeven, bij degenen die komen om gemengden drank na te zoeken. Jes. 5:22 Wee dengenen die helden zijn om wijn te drinken, en die kloeke mannen zijn om sterken drank te mengen; Jes. 65:11 Maar gij verlaters des HEEREN, gij vergeters van den berg Mijner heiligheid, gij aanrichters ener tafel voor die bende, en gij opvullers des dranks voor dat getal: |
9 Te weten met de gerechten daarop in orde te zetten. Vgl. de manier van spreken met Ps. 23:5; 78:19. Jes. 21:5.  Ps. 23:5 Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende. Ps. 78:19 En zij spraken tegen God; zij zeiden: Zou God een tafel kunnen toerichten in de woestijn? Jes. 21:5 Bereid de tafel, zie toe, gij wachter, eet, drink; maakt u op, gij vorsten, bestrijkt het schild. |
3 Zij heeft 10Haar dienstmaagden uitgezonden, Zij nodigt, op de a11tinnen van de hoogten der stad: | | 10 Versta door dezen de bedienaren des Goddelijken Woords, die van Christus uitgezonden worden om de mensen te nodigen tot de gemeenschap der kerk en aller geestelijke goederen, die daarin uitgedeeld worden, 2 Kor. 5:19, 20.  2 Kor. 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. 2 Kor. 5:20 Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen. |
a Spr. 8:2.  Spr. 8:2 Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse waar paden zijn, staat Zij; |
11 Hebr. vleugelen, dat is, lage muurtjes, of leuningen, gemaakt boven op de platte daken van hoge gestichten, opdat degenen die op het dak gingen, buiten gevaar van afvallen zouden zijn. Zie Deut. 22 op vers 8, en vgl. Spr. 8:2.  Deut. 22:8 (kt.) Wanneer gij een nieuw huis zult bouwen, zo zult gij op uw dak een leuning maken; opdat gij geen bloedschuld op uw huis legt, wanneer iemand vallende, daarvan afviel. Spr. 8:2 Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse waar paden zijn, staat Zij; |
4 12Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. Tot 13den verstandeloze zegt Zij: | | 12 Dat is, zo wie slecht is, die wijke tot Mij. Het zijn de woorden der Wijsheid. Zie van het woord slechte Spr. 1 op vers 4.  Spr. 1:4 (kt.) Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. |
13 Zie Spr. 6 op vers 32.  Spr. 6:32 (kt.) Maar wie met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet; |
5 14Komt, eet van Mijn 15brood, en drinkt van den wijn dien Ik gemengd heb. | | 14 Te weten, wie gij zijt van de onverstandigen. |
15 De geestelijke en eeuwige goederen worden dikwijls bij de lichamelijke en vergankelijke vergeleken, en daarom ook door dezelve te verstaan gegeven, Ps. 23:2, 5.  Ps. 23:2 Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren. Ps. 23:5 Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende. |
6 Verlaat de 16slechtigheden en 17leeft; en treedt in den 18weg des verstands. | | 16 Zo wordt het Hebreeuwse woord genomen Spr. 1:22. Anders: Laat de slechten varen, of: Verlaat de slechten.  Spr. 1:22 Gij slechten, hoelang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? |
17 Een bevel, inhoudende een belofte van te zullen leven. Zie Spr. 3 op vers 25.  Spr. 3:25 (kt.) Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen als zij komt. |
18 Dat is, waardoor men tot het rechte verstand en de ware wijsheid geraakt, en dien de verstandigen betreden. Zie 1 Kon. 8 op vers 36.  1 Kon. 8:36 (kt.) Hoor Gij dan in den hemel en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israël, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen, en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt. |
7 Wie den 19spotter 20tuchtigt, 21behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn 22schandvlek. | | 19 Zie Ps. 1:1.  Ps. 1:1 WELGELUKZALIG is de man die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters. |
20 Het woord betekent hier eigenlijk iemand met woorden en redenen onderwijzen, vermanen, bestraffen. Alzo Deut. 4:36. 1 Kron. 15:22. Job 4:3. Elders betekent het ook met slagen en straffen kastijden, als 1 Kon. 12:11. Ps. 6:2.  Deut. 4:36 Van den hemel heeft Hij u Zijn stem laten horen om u te onderwijzen, en op de aarde heeft Hij u Zijn groot vuur laten zien, en gij hebt Zijn woorden uit het midden des vuurs gehoord. 1 Kron. 15:22 En Chenánja, de overste der Levieten, was over het opheffen; hij onderwees hen in het opheffen, want hij was verstandig. Job 4:3 Zie, gij hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt; 1 Kon. 12:11 Indien nu mijn vader een zwaar juk op u heeft doen laden, zo zal ik boven uw juk nog daartoe doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. Ps. 6:2 O HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid. |
21 Te weten, omdat hij verloren arbeid doet en van dengene dien hij bestraft, gelasterd wordt. Vgl. Matth. 7:6.  Matth. 7:6 Geeft het heilige den honden niet, en werpt uw parelen niet voor de zwijnen; opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden en zich omkerende u verscheuren. |
22 Het oorspronkelijke woord betekent gemeenlijk een gebrek des lichaams, als Lev. 21:17; 22:20. 2 Sam. 14:25. Maar het wordt ook genomen voor een gebrek der ziel, rakende het geloof en de zeden, of de goede faam ten aanzien van de uitkomst van enige zaak of daad, als hier, Deut. 32:5. Job 11:15.  Lev. 21:17 Spreek tot Aäron, zeggende: Niemand uit uw zaad naar hun geslachten, in denwelken een gebrek zal zijn, zal naderen om de spijze zijns Gods te offeren. Lev. 22:20 Gij zult niet offeren iets waarin een gebrek is; want het zou niet aangenaam zijn voor u. 2 Sam. 14:25 Nu was er in gans Israël geen man zo schoon als Absalom, zeer te prijzen; van zijn voetzool af tot zijn hoofdschedel toe was er geen gebrek in hem. Deut. 32:5 Hij heeft het tegen Hem verdorven; het zijn Zijn kinderen niet; de schandvlek is hunne; het is een verkeerd en verdraaid geslacht. Job 11:15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen en niet vrezen. |
8 bBestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den 23wijze, en hij zal u liefhebben. | | b Matth. 7:6.  Matth. 7:6 Geeft het heilige den honden niet, en werpt uw parelen niet voor de zwijnen; opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden en zich omkerende u verscheuren. |
23 Dat is, die de wijsheid bemint, godvruchtig en zedig is. Alzo in het volgende. |
9 24Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in 25leer toenemen. | | 24 Hebr. Geef, te weten heilzame leer. |
25 Alzo Spr. 1:5. Zie de aant.  Spr. 1:5 Die wijs is, zal horen en zal in leer toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen; |
10 cDe vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en 26de wetenschap der heiligen is verstand. | | c Job 28:28. Ps. 111:10. Spr. 1:7.  Job 28:28 Maar tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, de vreze des Heeren is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand. Ps. 111:10 Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. Spr. 1:7 De vreze des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht. |
26 Dat is, waarmede de heiligen begiftigd zijn, en die zij anderen mensen voordragen. Versta door de heiligen de ware gelovigen. Alzo worden zij genaamd Ps. 16:3; 34:10; 89:6, 8. Spr. 30:3. Hos. 12:1. 1 Kor. 1:2. Zie de reden 1 Kor. 6:11. Anderen verstaan hier door de heiligen den waren God, Die in het meervoud de Heiligen genoemd zou zijn, omdat Hij drievuldig in Personen is.  Ps. 16:3 Maar tot de heiligen die op de aarde zijn, en de heerlijken, in dewelke al mijn lust is. Ps. 34:10 Jod. Vreest den HEERE, gij Zijn heiligen; want die Hem vrezen, hebben geen gebrek. Ps. 89:6 Dies loven de hemelen Uw wonderen, o HEERE; ook is Uw getrouwheid in de gemeente der heiligen. Ps. 89:8 God is grotelijks geducht in den raad der heiligen, en vreselijk boven allen die rondom Hem zijn. Spr. 30:3 En ik heb geen wijsheid geleerd, noch de wetenschap der heiligen gekend. Hos. 12:1 DIE van Efraïm hebben Mij omsingeld met leugen, en het huis Israëls met bedrog; maar Juda heerste nog met God, en was met de heiligen getrouw. 1 Kor. 1:2 Aan de gemeente Gods die te Korinthe is, den geheiligden in Christus Jezus, den geroepen heiligen, met allen die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere: 1 Kor. 6:11 En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in den Naam van den Heere Jezus en door den Geest onzes Gods. |
11 27Want door Mij zullen uw ddagen vermenigvuldigen, en jaren des levens 28zullen u toegedaan worden. | | 27 Zie Spr. 3:2 en de aantt. en versta door Mij de opperste Wijsheid, Die hier reden invoert van Haar voorgaande vermaningen.  Spr. 3:2 Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen. |
d Spr. 10:27.  Spr. 10:27 De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen, maar de jaren der goddelozen worden verkort. |
28 Hebr. zullen zij u toedoen; dat is, toegedaan worden; te weten van Hem Die ze toedoet of vermenigvuldigt, hetwelk is God. Zie van deze manier van spreken Job 4 op vers 19.  Job 4:19 (kt.) Hoeveel te min op degenen die lemen huizen bewonen, welker grondslag in het stof is; zij worden verbrijzeld vóór de motten. |
12 Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs 29voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het 30alleen dragen. | | 29 Dat is, tot uw eigen voordeel en welvaren. God heeft geen profijt daarvan, Ps. 16:2.  Ps. 16:2 O mijn ziel, gij hebt tot den HEERE gezegd: Gij zijt de Heere; mijn goedheid raakt niet tot U, |
30 Dat is, de schande en schade daarvan hebben; niet God, noch Zijn eeuwige Wijsheid. |
13 Een 31zotte vrouw e32is woelachtig, 33de slechtigheid zelve, en 34weet niet met al; | | 31 Hebr. vrouw der zotheid. Deze vrouw wordt hier voorgesteld en vertoond als de voornaamste wederpartijdster en vijandin der ware Wijsheid, nodende tot zich alle mensen, gelijk de Wijsheid tevoren gedaan heeft. Versta door de zotte vrouw al wat gaat tegen de waarheid der leer en de oprechtheid des levens. Anderen menen dat hier eigenlijk een overspeelster beschreven wordt, en dat dan door die de voorgemelde zotte vrouw wordt afgebeeld. |
e Spr. 7:11.  Spr. 7:11 Deze was woelachtig en wederstrevig; haar voeten bleven in haar huis niet; |
32 Zie Spr. 7 op vers 11.  Spr. 7:11 (kt.) Deze was woelachtig en wederstrevig; haar voeten bleven in haar huis niet; |
33 Dat is, die zeer slecht is, vol onwijsheid en kwade zinnen. |
34 Te weten om den mens te onderwijzen wat hij geloven en hoe hij leven moet. |
14 En 35zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad, | | 35 Versta de voorgemelde zotte vrouw; dat is, de onwijsheid of zotheid, die hier wordt bekendgemaakt van haar stoutheid, pracht en veelvoudig bedrijf om de mensen te verleiden. |
15 Om te roepen degenen die op den weg voorbijgaan, 36die hun paden recht maken, zeggende: | | 36 Dat is, die hun weg rechtdoor gaan zonder naar de onwijze vrouw om te zien. Vgl. Spr. 3:6.  Spr. 3:6 Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken. |
16 37Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. En tot den verstandeloze zegt zij: | | 37 Vgl. deze woorden met de woorden der Wijsheid, vers 4, die de onwijsheid hier naspelen wil, om met openbare versmading van de vermaning der Wijsheid de mensen tot zich af te trekken.  vers 4 Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. Tot den verstandeloze zegt Zij: |
17 fDe 38gestolen wateren zijn zoet, en het 39verborgen brood is lieflijk. | | f Spr. 20:17.  Spr. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet, maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. |
38 Versta hierdoor de valse leer, ijdele goederen en vergankelijke lusten, die de onwijsheid haar dienaren mededeelt. Zij worden genaamd gestolen wateren en verborgen brood, omdat zij vergeleken worden bij de heimelijke bijslaping dergenen die in overspel leven. Want gelijk deze met veel listigheid en bedektheid gepleegd wordt, en daartoe voor het verdorven vlees in velen aangenamer is dan de zuivere bijeenkomst in den staat des huwelijks, alzo is in de valse leer niets dan listig bedrog, en in het vergankelijk goed dat zij belooft, een meerdere vermaking voor het vlees in deze wereld. Vgl. Spr. 20:17; 30:20 en de aantt.  Spr. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet, maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. Spr. 30:20 Alzo is de weg van een overspelige vrouw: zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid gewrocht. |
39 Dat is, het goed dat kwalijk gekregen en kwalijk verteerd wordt; te weten, gekregen door heimelijke, valse en listige praktijken, en verteerd door onnutte, schandelijke en overdadige werken, die zich voor het licht schamen. Brood voor allerlei tijdelijk goed. Zie Spr. 4 op vers 17.  Spr. 4:17 (kt.) Want zij eten brood der goddeloosheid, en drinken wijn van enkel geweld. |
18 40Maar 41hij weet niet dat 42aldaar g43doden zijn; haar genoden zijn in de diepten 44der hel. | | 40 De voorgaande woorden heeft de onwijsheid gesproken; maar deze Salomo, om de mensen te waarschuwen. |
41 Te weten de voorbijgaande mens, die van de onwijze vrouw genodigd wordt. |
42 Te weten in het huis der zotte vrouw. |
g Spr. 2:18.  Spr. 2:18 Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen. |
43 Zie Spr. 2 op vers 18.  Spr. 2:18 (kt.) Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen. |
44 Dat is, des tijdelijken en eeuwigen doods. |