Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Wijsheid en verstand |
1 HOORT, gij kinderen, de tucht des vaders; en merkt op, om verstand te weten. |
2 Dewijl ik ulieden goede leer geef, verlaat mijn wet niet. |
3 Want ik was mijns vaders zoon, ateder, en een enige voor het aangezicht mijner moeder. a 1 Kron. 29:1. |
a 1 Kron. 29:1 VERDER zeide de koning David tot de ganse gemeente: God heeft mijn zoon Sálomo alleen verkoren, een jongeling en teder; dit werk daarentegen is groot, want het is geen paleis voor een mens, maar voor God den HEERE. |
4 bHij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud mijn geboden en leef. b 1 Kron. 28:9. |
b 1 Kron. 28:9 En gij, mijn zoon Sálomo, ken den God uws vaders en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle harten en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten. Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten. |
5 Verkrijg wijsheid, verkrijg verstand; vergeet niet en wijk niet van de redenen mijns monds. |
6 Verlaat haar niet, en zij zal u behoeden; heb haar lief, en zij zal u bewaren. |
7 De wijsheid is het voornaamste; cverkrijg dan wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting. c Spr. 23:23. |
c Spr. 23:23 Koop de waarheid en verkoop ze niet, mitsgaders wijsheid en tucht en verstand. |
8 Verhef haar, en zij zal u verhogen; zij zal u vereren, als gij haar omhelzen zult. |
9 dZij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal zij u leveren. d Spr. 1:9. |
d Spr. 1:9 Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals. |
10 Hoor, mijn zoon, en neem mijn redenen aan; en de jaren des levens zullen u vermenigvuldigd worden. |
11 Ik onderwijs u in den weg der wijsheid; ik doe u treden in de rechte sporen. |
12 In uw gaan zal uw tred niet benauwd worden; en indien gij loopt, ezult gij niet struikelen. e Ps. 91:11. |
e Ps. 91:11 Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. |
13 Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar haar, want zij is uw leven. |
14 fKom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen. f Ps. 1:1. Spr. 1:10, 15. |
f Ps. 1:1 WELGELUKZALIG is de man die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters. Spr. 1:10 Mijn zoon, indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet; Spr. 1:15 Mijn zoon, wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad. |
15 Verwerp dien, ga er niet door; wijk ervan en ga voorbij. |
16 Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet iemand hebben doen struikelen. |
17 Want zij eten brood der goddeloosheid, en drinken wijn van enkel geweld. |
18 Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe. |
19 De weg der goddelozen is als donkerheid; zij weten niet waarover zij struikelen zullen. |
20 Mijn zoon, merk op mijn woorden, neig uw oor tot mijn redenen. |
21 Laat ze niet wijken van uw ogen, behoud ze in het midden uws harten. |
22 Want zij gzijn het leven dengenen die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees. g Spr. 4:13. |
g vers 13 Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar haar, want zij is uw leven. |
23 Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens. |
24 Doe de verkeerdheid des monds van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen verre van u. |
25 Laat uw ogen rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden. |
26 Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen welgevestigd zijn. |
27 hWijk niet ter rechter- of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade. h Deut. 5:32; 28:14. |
h Deut. 5:32 Neemt dan waar dat gij doet gelijk als de HEERE uw God u geboden heeft; wijkt niet af ter rechter- noch ter linkerhand. Deut. 28:14 En gij niet afwijken zult van al de woorden die ik ulieden heden gebied, ter rechter- of ter linkerhand, dat gij andere goden nawandelt om die te dienen. |