Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De zegen der wijsheid |
1 MIJN zoon, vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden. |
2 aWant langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen. a Deut. 8:1; 30:20. |
a Deut. 8:1 ALLE geboden die ik u heden gebied, zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft en vermenigvuldigt en inkomt en het land erft dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft. Deut. 30:20 Liefhebbende den HEERE uw God, Zijner stem gehoorzaam zijnde en Hem aanhangende, want Hij is uw Leven en de Lengte uwer dagen; opdat gij blijft in het land dat de HEERE uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft hun te zullen geven. |
3 Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bbind ze aan uw hals, schrijf ze op de tafel uws harten. b Ex. 13:9. Deut. 6:8. |
b Ex. 13:9 En het zal u zijn tot een teken op uw hand en tot een gedachtenis tussen uw ogen, opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u de HEERE door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd heeft. Deut. 6:8 Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand; en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen. |
4 En vind gunst en goed verstand in de ogen Gods en der mensen. |
5 Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. |
6 cKen Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken. c 1 Kron. 28:9. |
c 1 Kron. 28:9 En gij, mijn zoon Sálomo, ken den God uws vaders en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle harten en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten. Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten. |
7 dZijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE en wijk van het kwade; d Rom. 12:16. |
d Rom. 12:16 Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. |
8 Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. |
9 eVereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen van al uw inkomst, e Ex. 23:19; 34:26. Deut. 26:2, enz. Mal. 3:10. Luk. 14:13. |
e Ex. 23:19 De eerstelingen der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder. Ex. 34:26 De eerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje in de melk zijner moeder niet koken. Deut. 26:2 Zo zult gij nemen van de eerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult van uw land dat u de HEERE uw God geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij zult heengaan tot de plaats die de HEERE uw God verkoren zal hebben om Zijn Naam aldaar te doen wonen. Mal. 3:10 Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen. Luk. 14:13 Maar wanneer gij een maaltijd zult houden, zo nood armen, verminkten, kreupelen, blinden. |
10 fZo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen. f Deut. 28:8. |
f Deut. 28:8 De HEERE zal den zegen gebieden, dat hij met u zij in uw schuren, en in alles waaraan gij uw hand slaat; en Hij zal u zegenen in het land dat u de HEERE uw God geven zal. |
11 gMijn zoon, verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding; g Job 5:17. Hebr. 12:5. |
g Job 5:17 Zie, gelukzalig is de mens denwelken God straft; daarom, verwerp de kastijding des Almachtigen niet. Hebr. 12:5 En gij hebt vergeten de vermaning die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijk niet als gij van Hem bestraft wordt; |
12 hWant de HEERE kastijdt dengene dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon in denwelken hij een welbehagen heeft. h Openb. 3:19. |
h Openb. 3:19 Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig en bekeer u. |
13 Welgelukzalig is de mens die wijsheid vindt, en de mens die verstandigheid voortbrengt. |
14 iWant haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. i Job 28:15. Ps. 19:11. Spr. 8:11, 19; 16:16. |
i Job 28:15 Het gesloten goud kan voor haar niet gegeven worden, en met zilver kan haar prijs niet worden opgewogen. Ps. 19:11 Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honing en honingzeem. Spr. 8:11 Want wijsheid is beter dan robijnen; en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken. Spr. 8:19 Mijn vrucht is beter dan uitgegraven goud en dan dicht goud, en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver. Spr. 16:16 Hoeveel beter is het wijsheid te bekomen dan uitgegraven goud, en uitnemender, verstand te bekomen dan zilver! |
15 kZij is kostelijker dan robijnen; en al wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. k Spr. 8:11. |
k Spr. 8:11 Want wijsheid is beter dan robijnen; en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken. |
16 Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. |
17 Haar wegen zijn wegen der lieflijkheid, en al haar paden vrede. |
18 Zij is een boom des levens dengenen die haar aangrijpen, en elkeen die haar vasthoudt, wordt welgelukzalig. |
19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid. |
20 Door Zijn wetenschap zijn de afgronden lgekloofd, en de wolken druppen dauw. l Gen. 1:9, 10. |
l Gen. 1:9 En God zeide: Dat de wateren van onder den hemel in één plaats vergaderd worden en dat het droge gezien worde. En het was alzo. Gen. 1:10 En God noemde het droge aarde, en de vergadering der wateren noemde Hij zeeën. En God zag dat het goed was. |
21 Mijn zoon, laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. |
22 Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. |
23 Dan zult gij uw weg mzeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. m Ps. 37:24; 91:11, 12. |
m Ps. 37:24 Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de HEERE ondersteunt zijn hand. Ps. 91:11 Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Ps. 91:12 Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot. |
24 nZo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. n Lev. 26:6. Job 11:19. Ps. 3:6; 4:9; 91:5, 6. |
n Lev. 26:6 Ook zal Ik vrede geven in het land, dat gij zult te slapen liggen en niemand zij die verschrikke; en Ik zal het boos gedierte uit het land doen ophouden en het zwaard zal door uw land niet doorgaan. Job 11:19 En gij zult nederliggen en niemand zal u verschrikken, en velen zullen uw aangezicht smeken. Ps. 3:6 Ik lag neder en sliep; ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij. Ps. 4:9 Ik zal in vrede tezamen nederliggen en slapen; want Gij, o HEERE, alleen zult mij doen zeker wonen. Ps. 91:5 Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl die des daags vliegt, Ps. 91:6 Voor de pestilentie die in de donkerheid wandelt, voor het verderf dat op den middag verwoest. |
25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen als zij komt. |
26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. |
27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen. |
28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom weder, en morgen zal ik geven; dewijl het bij u is. |
29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont. |
30 Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft. |
31 oZijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. o Ps. 37:1; 73:3. Spr. 23:17. |
o Ps. 37:1 EEN psalm van David. Aleph. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet die onrecht doen. Ps. 73:3 Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede. Spr. 23:17 Uw hart zij niet nijdig over de zondaren, maar zijt te allen dage in de vreze des HEEREN; |
32 Want de afwijker is den HEERE een gruwel, maar Zijn pverborgenheid is met de oprechten. p Ps. 25:14. |
p Ps. 25:14 Samech. De verborgenheid des HEEREN is voor degenen die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun die bekend te maken. |
33 qDe vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen, maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen. q Lev. 26:14, enz. Deut. 28:15, enz. Mal. 2:2. |
q Lev. 26:14 Maar indien gij Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen, Deut. 28:15 Daarentegen zal het geschieden, indien gij der stem des HEEREN uws Gods niet zult gehoorzaam zijn om waar te nemen dat gij doet al Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebied, zo zullen al deze vloeken over u komen en u treffen. Mal. 2:2 Indien gij het niet zult horen, en indien gij het niet zult ter harte nemen, om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE der heirscharen, zo zal Ik den vloek onder u zenden, en Ik zal uw zegeningen vervloeken; ja, Ik heb ook alrede elkeen derzelve vervloekt, omdat gij het niet ter harte neemt. |
34 Zekerlijk, rde spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. r Jak. 4:6. 1 Petr. 5:5. |
r Jak. 4:6 Ja, Hij geeft meerdere genade. Daarom zegt de Schrift: God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade. 1 Petr. 5:5 Desgelijks gij jongen, zijt den ouden onderdanig; en zijt allen elkander onderdanig; zijt met de ootmoedigheid bekleed; want God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade. |
35 De wijzen zullen eer beërven, maar elkeen der zotten neemt schande op zich. |