Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 3 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Spreuken 3

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Vermaan tot bewaring van de geboden der wijsheid, vs. 1, enz. Insgelijks tot vertrouwen op God en Zijn raad, met waarschuwing voor eigen wijsheid, 5. Tot des Heeren vreze, 7. Tot milddadigheid aan des Heeren dienaars en armen, 9, 27. Tot geduld in kastijding, 11. Van de gelukzaligheid die de wijsheid medebrengt, haar dierbaarheid, hoogwaardigheid en grote nuttigheid, 13. Kwade praktijken, 29. Twistgierigheid, 30. Onverduldigheid, 31. Den vervloekten toestand der goddelozen, spotters en zotten, 33.
 
De zegen der wijsheid
1 MIJN zoon, vergeet mijn 1wet niet, maar uw hart beware mijn geboden.
1 Of: leer; te weten waardoor ik u leer en onderwijs om uw leven wel aan te stellen. Zie Spr. 1 op vers 8. verwijsteksten
 
2 aWant 2langheid van dagen, en jaren van leven, en 3vrede zullen zij u 4vermeerderen.
a Deut. 8:1; 30:20. verwijsteksten
2 Dat is, een groten ouderdom en een veeljarig leven. Alzo vers 16. Deut. 30:20. Job 12:12. Ps. 21:5; 91:16. Spr. 4:10; 9:11. verwijsteksten
3 Dat is, welstand naar ziel en lichaam. Zie Gen. 37 op vers 14. verwijsteksten
4 Alzo Spr. 9:11. Hebr. eigenlijk: toedoen, hetwelk hier zoveel is als vermenigvuldigen. verwijsteksten
 
3 5Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bbind 6ze 7aan uw hals, 8schrijf ze op de tafel uws harten.
5 Dit kan men verstaan van de goedertierenheid en trouw van God, zodat het zou zijn een bevel, vermanende den mens daaraan vast te hangen, met een belofte dat Hij hen behouden zou. Zie op vers 25. Anderen verstaan dit van de weldadigheid en trouw die eenieder jegens zijn naaste bewijzen moet. verwijsteksten
b Ex. 13:9. Deut. 6:8. verwijsteksten
6 Te weten de geboden Gods, waarvan in het eerste vers gesproken is. Of: de goedertierenheid en trouw, dat is, de beloften Gods daarvan.
7 Te weten als een sieraad of keten, als Spr. 1:9, en om die altijd voor ogen te hebben. Zie vers 21. Spr. 6:21. Vgl. Ex. 13:9. Deut. 6:8. verwijsteksten
8 Dat is, druk ze diep in het binnenste uws verstands, opdat zij nimmermeer uit uw memorie vergaan. Alzo Spr. 7:3. Jer. 17:1. 2 Kor. 3:3. verwijsteksten
 
4 En 9vind 10gunst en goed 11verstand in de ogen Gods en der mensen.
9 Het is weder een bevel begrijpende een sterke belofte, gelijk in het begin van het voorgaande vers. Het bevel is: poog genade te vinden, enz. De belofte is: gij zult God en den vromen mensen aangenaam zijn, en een gezonde kennis hebben van wel te leven.
10 Of: genade, dat is, aangenaamheid, waardoor men iemand behaaglijk is. Alzo Gen. 39:21. Ps. 45:3. Spr. 1:9; 11:16; 22:11. Pred. 10:12. Luk. 2:52. verwijsteksten
11 Zie Spr. 1 op vers 3. verwijsteksten
 
5 Vertrouw op den HEERE 12met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet.
12 Vgl. Deut. 6:5. 1 Kon. 2:4 en de aant. verwijsteksten
 
6 cKen Hem 13in al uw wegen, en Hij zal uw paden 14recht maken.
c 1 Kron. 28:9. verwijsteksten
13 Dat is, in al hetgeen dat gij voorneemt, aangrijpt, spreekt, doet en laat. Zie Gen. 6 op vers 12. In denzelfden zin is terstond in dit vers het woord paden genomen. verwijsteksten
14 Dat is, stieren naar Zijn wet en u recht daarnaar leiden, opdat gij tot het gewenste einde uws levens moogt geraken. Vgl. Spr. 11:5; 15:21. verwijsteksten
 
7 dZijt niet wijs 15in uw ogen; vrees den HEERE en wijk van het kwade;
d Rom. 12:16. verwijsteksten
15 Dat is, in uw eigen gevoelen en oordeel. Zie Lev. 13 op vers 5. Job 18 op vers 3. verwijsteksten
 
8 Het zal een medicijn 16voor uw navel zijn, en een 17bevochtiging voor uw beenderen.
16 Het is een manier van spreken bij gelijkenis genomen van de kinderkens, welker navels met grote voorzichtigheid moeten behandeld en verzorgd worden; en ook van de volwassenen, die aldaar week en zwak zijn en dikwijls medicijn van node hebben. De zin is, dat men de vreze Gods hebbende, ten aanzien van het geestelijke leven der ziel gans welvaren en in goede sterkte wezen zal.
17 Een andere gelijkenis genomen van de beenderen des lichaams, dewelke met goed merg vervuld moeten worden tot onderhouding van de krachten des mensen. Alzo heeft ook de ziel haar sterkte van de kennis en vreze des Heeren. Vgl. Job 21:24. verwijsteksten
 
9 eVereer 18den HEERE van uw goed, en van de 19eerstelingen van al uw inkomst,
e Ex. 23:19; 34:26. Deut. 26:2, enz. Mal. 3:10. Luk. 14:13. verwijsteksten
18 Te weten in Zijn dienaren, de priesters en Levieten; insgelijks in de weduwen, wezen en armen, door dien van uw middelen mede te delen, Ex. 23:19. Deut. 26:2, 3, enz. verwijsteksten
19 Zie van deze Ex. 22:29, 30. Lev. 2:12; 23:17. verwijsteksten
 
10 fZo zullen uw schuren met 20overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most 21overlopen.
f Deut. 28:8. verwijsteksten
20 Hebr. verzaadheid, dat is, met overvloed van vruchten, waarmede de mensen verzadigd kunnen worden. Zie Gen. 41:29 en de aant. Insgelijks Pred. 5:11. verwijsteksten
21 Hebr. doorbreken.
 
11 gMijn zoon, verwerp 22de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn 23kastijding;
g Job 5:17. Hebr. 12:5. verwijsteksten
22 Dit woord betekent wel de onderwijzing die geschiedt met woorden, maar het wordt hier ook voor dadelijke straffen genomen. Zie Spr. 7 op vers 22. Alzo ook het woord tuchtigen, Spr. 9:7. Zie de aant. verwijsteksten
23 Dit woord is ook niet alleen voor woordstraf genomen, als Spr. 15:31, 32; 28:23, maar ook voor dadelijke straf, als hier en Ps. 73:14; 149:7. Hos. 5:9. Alzo het woord bestraffen, Ps. 6:2. verwijsteksten
 
12 hWant de HEERE kastijdt dengene dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon in denwelken hij een 24welbehagen heeft.
h Openb. 3:19. verwijsteksten
24 Zie van de betekenis van het Hebreeuwse woord 2 Sam. 24 op vers 23. verwijsteksten
 
13 Welgelukzalig is de mens die wijsheid 25vindt, en de mens die verstandigheid 26voortbrengt.
25 Hebr. gevonden heeft, dat is, doorgaans vindt; daarom staat ook het volgende woord naar den oorspronkelijken tekst in den toekomenden tijd. Het woord vinden schijnt te zien op het zoeken en naspeuren der wijsheid, waarvan gesproken is Spr. 2:4. Zie de aant. verwijsteksten
26 Of: uithaalt, te weten als uit een verborgen plaats, en dienvolgens die met groten arbeid bekomt.
 
14 iWant haar 27koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het 28uitgegraven goud.
i Job 28:15. Ps. 19:11. Spr. 8:11, 19; 16:16. verwijsteksten
27 Dat is, de waar of het goed dat bij de wijsheid te vinden is; alzo wordt het Hebreeuwse woord van enigen genomen, Spr. 31:18. Jes. 23:18. Anders: hantering of handeling, dat is, naspeuring, waardoor zij gezocht, gevonden en gekregen wordt; alzo hantering van zilver, dat is, handel waardoor het zilver verkregen wordt. verwijsteksten
28 Versta zeer fijn goud, zo mogelijk genaamd omdat het uit de aarde gegraven wordt. Dezelfde naam is Ps. 68:14. Spr. 8:10, 19; 16:16. Zach. 9:3. verwijsteksten
 
15 kZij is kostelijker dan 29robijnen; en 30al wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken.
k Spr. 8:11. verwijsteksten
29 Zie Job 28 op vers 18. verwijsteksten
30 Hebr. al uw lusten zullen met haar niet vergeleken worden; dat is, al wat gij zoudt kunnen wensen, is van zulke waarde niet, dat het bij haar zou kunnen vergeleken worden; alzo Spr. 8:11. verwijsteksten
 
16 31Langheid der dagen 32is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer.
31 Zie op vers 2. verwijsteksten
32 De wijsheid wordt hier vergeleken bij een vrouw die in groten overvloed allerlei goederen uitdeelt dengenen die haar volgen en gehoorzamen. Onder de tijdelijke goederen zijn ook de eeuwige begrepen.
 
17 Haar 33wegen zijn wegen der lieflijkheid, en al haar paden 34vrede.
33 Dat is, al wat zij voorschrijft te geloven en te doen. Versta ook alzo het volgende woord paden.
34 Dat is, welstand en gelukzaligheid, naar ziel en lichaam, als vers 2. De zin is, dat deze door de wijsheid verkregen wordt. verwijsteksten
 
18 35Zij 36is een boom des levens dengenen die haar aangrijpen, en elkeen die haar vasthoudt, wordt welgelukzalig.
35 Te weten de wijsheid. Zie vers 13. verwijsteksten
36 Dat is, als een boom des levens, gevende het leven en de volle genoegzaamheid dengenen die van haar vruchten eten, dat is, die haar onderwijzing ontvangen. Vgl. Gen. 2:9; 3:22. Insgelijks Spr. 11:30; 13:12; 15:4. verwijsteksten
 
19 De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid 37bereid.
37 Dat is, sierlijk opgeschikt, heerlijk toegemaakt en ordentelijk samengepast. Alzo is het Hebreeuwse woord genomen Job 31:15. verwijsteksten
 
20 Door Zijn wetenschap zijn de 38afgronden lgekloofd, en de wolken druppen dauw.
38 Versta zeeën, en voorts fonteinen, waterwellen, rivieren en allerlei soorten van stromen die uit de diepte der aarde als met derzelver verscheuring uitspuiten en voortkomen.
l Gen. 1:9, 10. verwijsteksten
 
21 Mijn zoon, 39laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar 40de bestendige wijsheid en 41bedachtzaamheid.
39 Te weten de wijsheid, verstandigheid en wetenschap, van dewelke in de twee voorgaande verzen gesproken is. Anders: de wet en de geboden, waarvan zie vers 1 van dit hoofdstuk. verwijsteksten
40 Zie van het Hebreeuwse woord Job 5 op vers 12. Spr. 2 op vers 7. verwijsteksten
41 Zie Spr. 1 op vers 4. verwijsteksten
 
22 Want zij 42zullen het leven voor uw ziel zijn, en een 43aangenaamheid voor uw hals.
42 Dat is, uw ziel het leven toebrengen.
43 Dat is, een versiersel dat u zal aangenaam maken voor God en alle vromen. Vgl. Spr. 1:9 en de aant. verwijsteksten
 
23 Dan zult gij 44uw weg mzeker wandelen, en gij zult 45uw voet niet stoten.
44 Dat is, in uw voornemen, doen en laten, vast gaan. Alzo Spr. 10:9, en vgl. Spr. 28:18. Jes. 40:31. verwijsteksten
m Ps. 37:24; 91:11, 12. verwijsteksten
45 Dat is, in het gevaar niet vallen van uzelven te beschadigen. Anders: en uw voet zal zich niet stoten. Vgl. Ps. 91:12. Voet voor den mens zelven. Alzo Ps. 31:9. Spr. 7:11. Jes. 52:7. verwijsteksten
 
24 nZo gij 46nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen.
n Lev. 26:6. Job 11:19. Ps. 3:6; 4:9; 91:5, 6. verwijsteksten
46 Te weten om te slapen.
 
25 47Vrees niet 48voor haastigen schrik, noch voor de 49verwoesting 50der goddelozen als zij komt.
47 Het is een bevel, inhoudende een belofte, als vss. 3, 4. Insgelijks Spr. 4:4; 7:2; 9:6. Zie Ps. 37 op vers 3. Daarom vertalen sommigen deze woorden aldus: Gij zult niet vrezen voor een haastige verschrikking, enz. Maar met de overzetting die in den tekst is, komt het Hebreeuwse woordje al beter overeen. De zin is, dat de liefhebbers der wijsheid niet zullen behoeven te vrezen voor, enz. verwijsteksten
48 Hebr. van schrik haastelijk, dat is, die haastig is, of onverwacht komt. Alzo Spr. 15:24 van de hel of het graf onder of beneden, dat is, dat onder of nederwaarts is. verwijsteksten
49 Zie Ps. 35 op vers 8. Spr. 1 op vers 27. verwijsteksten
50 Dat is, die de goddelozen onder de vromen zoeken aan te richten; of liever: die den goddelozen door Gods rechtvaardig oordeel overkomen zal.
 
26 Want de HEERE 51zal met uw 52hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren 53van gevangen te worden.
51 Dat is, Hij zal Zich door u, als gij op Hem hoopt, vinden laten, om uw hoop, waardoor gij op Zijn hulp wacht, niet ijdel te laten wezen. Anders: zal u tot Hoop wezen.
52 Zie het Hebreeuwse woord zo genomen Job 4:6 en de aant. verwijsteksten
53 Hebr. van den vang, te weten waardoor gij in het geweld der goddelozen zoudt mogen komen en van die verdrukt worden.
 
27 54Onthoud 55het goed van 56zijn meesters niet, 57als het in het vermogen uwer hand is te doen.
54 Dit is een algemene spreuk, verbiedende het weldoen aan iemand na te laten of te verhinderen.
55 Versta het lichamelijke of geestelijke goed.
56 Versta door dezen, wien men enig goed schuldig is, óf naar de burgerlijke, óf naar de Goddelijke en natuurlijke wet. De burgerlijke wet is, dat men een ander moet geven wat hem toekomt, uit kracht van samenhandeling; de Goddelijke en natuurlijke, dat men geven moet uit plicht van de algemene liefde en mededogendheid. Dienvolgens zijn hier door het woord meesters ook de armen te verstaan, overmits de rijken hun als rentmeesters en uitdelers van God gegeven zijn, om denzelven van hun middelen mede te delen. In welk opzicht de aalmoezen gerechtigheid genaamd worden, Dan. 4:27. verwijsteksten
57 Dat is, als God u het middel heeft gegeven, óf in het burgerlijke om uw naaste te voldoen, óf in het Goddelijke en natuurlijke om den armen wel te doen. De zin is, dat beide die plichten in zulke gelegenheid niet moeten uitgesteld worden. Anders: ofschoon het in het vermogen uwer hand ware dat te doen, te weten iemand hetgeen dat hem toekomt te onthouden.
 
28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom weder, en morgen zal 58ik geven; dewijl het bij u is.
58 Namelijk wat gij hem enigszins schuldig zijt, en wat hij van u begeert en gans van node heeft, Lev. 19:13. Deut. 24:14. Insgelijks Gal. 6:10. Jak. 2:15, 16. verwijsteksten
 
29 59Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij 60met vertrouwen bij u woont.
59 Het Hebreeuwse woord betekent hier iets stilzwijgend en heimelijk bedenken, voorhebben en beramen; hetwelk óf in het kwade, óf in het goede kan gezegd worden. Hier is het te nemen in het kwade, als ook Spr. 6:14, 18, elders ook in het goede, als Spr. 14:22. verwijsteksten
60 Dat is, gerustelijk en zonder enig kwaad vermoeden van u te hebben. Anders: op trouw.
 
30 61Twist met een mens niet zonder oorzaak, 62zo hij u geen kwaad gedaan heeft.
61 Te weten noch in het gericht, noch buiten hetzelve.
62 Want zo hij dat gedaan heeft, is het geoorloofd zijn recht te vervolgen door middel van de overheid, of hem tot schuldbekentenis te brengen door den kerkenraad of andere private vermaning, en dat zonder wraakgierigheid en lastering, Ex. 22:8. Matth. 18:15, 16, 17. 1 Kor. 6:4. Ef. 4:26. verwijsteksten
 
31 o63Zijt niet nijdig over een 64man des gewelds, en verkies 65geen van zijn wegen.
o Ps. 37:1; 73:3. Spr. 23:17. verwijsteksten
63 Zie Ps. 37 op vers 1. verwijsteksten
64 Dat is, die met geweld omgaat en overlast pleegt, en daardoor groot, rijk en verheven wordt. Zie van deze manier van spreken 2 Sam. 22:49. Job 11 op vers 11. Ps. 5 op vers 7. verwijsteksten
65 Hebr. niet al zijn wegen, dat is, geen derzelve. Zie 1 Kon. 11 op vers 34. verwijsteksten
 
32 Want de 66afwijker 67is den HEERE een gruwel, maar Zijn p68verborgenheid is met de oprechten.
66 Dat is, die afwijkt van den rechten weg.
67 Hebr. is des Heeren gruwel, dat is, dien God voor een gruwel houdt. Alzo Spr. 11:1, 20; 12:22; 15:9; 16:5, enz. Zie Deut. 17 op vers 1. Elders wordt iets gezegd te zijn een gruwel voor het aangezicht des Heeren, Deut. 24:4; of: een gruwel den Heere, Jes. 1:13. De zin is enerlei. Alzo: een gruwel is den mens, Spr. 24:9. verwijsteksten
p Ps. 25:14. verwijsteksten
68 Dat is, Zijn allerdiepste genade en goedwilligheid in den Messias. Zie Ps. 25 op vers 14. verwijsteksten
 
33 qDe vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen, maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen.
q Lev. 26:14, enz. Deut. 28:15, enz. Mal. 2:2. verwijsteksten
 
34 69Zekerlijk, rde spotters zal Hij bespotten, maar den 70zachtmoedigen zal Hij genade geven.
69 Anders: Zo Hij de spotters bespot, Hij zal ook den zachtmoedigen genade geven.
r Jak. 4:6. 1 Petr. 5:5. verwijsteksten
70 Zie Ps. 22 op vers 27. verwijsteksten
 
35 De wijzen zullen eer beërven, maar elkeen der zotten 71neemt schande op zich.
71 Dat is, neemt de schande voor zijn deel mede. Of: de schande neemt de dwazen weg, dat is, maakt hen en al hun verwachting teniet. Of: schande verhoogt de zotten.

Einde Spreuken 3