Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Wijsheid in het spreken |
1 DIT zijn ook spreuken van Sálomo, die de mannen van Hizkía, den koning van Juda, uitgeschreven hebben. |
2 Het is Gods eer een azaak te verbergen, maar de eer der koningen een zaak te doorgronden. a Rom. 11:33. |
a Rom. 11:33 O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! |
3 Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding. |
4 Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen; |
5 bDoe den goddeloze weg van het aangezicht des konings, en czijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. b Spr. 20:8. c Spr. 20:28. |
b Spr. 20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. c Spr. 20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning, en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. |
6 Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten; |
7 Want het is beter dat men tot u zegge: dKom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. d Luk. 14:7, 8, 9, enz. |
d Luk. 14:7 En Hij zeide tot de genoden een gelijkenis, aanmerkende hoe zij de vooraanzittingen verkoren, zeggende tot hen: Luk. 14:8 Wanneer gij van iemand ter bruiloft genood zult zijn, zo zet u niet in de eerste zitplaats; opdat niet misschien een waardiger dan gij van hem genood zij; Luk. 14:9 En hij komende, die u en hem genood heeft, tot u zegge: Geef dézen plaats; en gij alsdan zoudt beginnen met schaamte de laatste plaats te houden. |
8 eVaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. e Spr. 18:17. |
e Spr. 18:17 Die de eerste is in zijn twistzaak, schijnt rechtvaardig te zijn; maar zijn naaste komt en hij onderzoekt hem. |
9 Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet, |
10 Opdat degene die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden. |
11 Een rede op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. |
12 Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel en een halssieraad van het fijnste goud. |
13 fEen trouw gezant is dengenen die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel. f Spr. 13:17. |
f Spr. 13:17 Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen, maar een trouw gezant is medicijn. |
14 Een man die zichzelven roemt over een valse gift, is als wolken en wind waar geen regen bij is. |
15 gEen overste wordt door lankmoedigheid overreed, en een zachte tong breekt het gebeente. g Spr. 15:1; 16:14. |
g Spr. 15:1 EEN zacht antwoord keert de grimmigheid af, maar een smartend woord doet den toorn oprijzen. Spr. 16:14 De grimmigheid des konings is als de boden des doods, maar een wijs man zal die verzoenen. |
16 Hebt gij honing gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt en dien uitspuwt. |
17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde en u hate. |
18 Een man tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is heen hamer en zwaard en scherpe pijl. h Ps. 11:2; 57:5; 59:8; 120:4. Spr. 12:18. |
h Ps. 11:2 Want zie, de goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op de pees, om in donker te schieten naar de oprechten van hart. Ps. 57:5 Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen welker tanden spiesen en pijlen zijn; en hun tong een scherp zwaard. Ps. 59:8 Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het? Ps. 120:4 Scherpe pijlen eens machtigen, mitsgaders gloeiende jeneverkolen. Spr. 12:18 Daar is een die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn. |
19 Het vertrouwen op een trouweloze ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet. |
20 iDie liedekens zingt bij een treurig hart, is gelijk hij die een kleed aflegt ten dage der koude, en als edik op salpeter. i Rom. 12:15. |
i Rom. 12:15 Verblijdt u met de blijden, en weent met de wenenden. |
21 kIndien degene ldie u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; k Rom. 12:20. l Ex. 23:4, 5. |
k Rom. 12:20 Indien dan uw vijand hongert, zo spijzig hem; indien hem dorst, zo geef hem te drinken; want dat doende zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. l Ex. 23:4 Wanneer gij uws vijands os of zijn dwalenden ezel ontmoet, gij zult hem denzelven ganselijk wederbrengen. Ex. 23:5 Wanneer gij uws haters ezel onder zijn last ziet liggen, zult gij dan nalatig zijn om het uwe te verlaten voor hem? Gij zult het in alle manier met hem verlaten. |
22 Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. |
23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong. |
24 mHet is beter te wonen op een hoek van het dak dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. m Spr. 21:9, 19. |
m Spr. 21:9 Het is beter te wonen op een hoek van het dak dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. Spr. 21:19 Het is beter te wonen in een woest land dan bij een zeer kijfachtige en toornige huisvrouw. |
25 Een goede tijding uit verren lande is als koud water op een vermoeide ziel. |
26 De rechtvaardige wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein en verdorven springader. |
27 Veel honing te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. |
28 nEen man die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebroken stad zonder muur. n Spr. 16:32. |
n Spr. 16:32 De lankmoedige is beter dan de sterke, en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt. |